Afstemmen op God

stem van god

Er wordt wat tegen ons aan gekletst op een dag. Hierbij denk ik nu even niet aan de mensen in onze directe omgeving, aan de beelden die ons via de tv bereiken of aan de eindeloze reeks Facebook berichten. Deze zijn slechts een uiterlijk symbool van een schreeuwerige stem in de denkgeest. We hebben de neiging deze druktemaker in ons hoofd te lokaliseren. Het is de ons welbekende stem van het ego. De stem die het eerst spreekt, opgewonden klinkt, hard spreekt en grote overtuigingskracht lijkt te hebben. Wat zegt ons ego zoal? “Je hebt buikpijn Simon, zou het wat ernstigs zijn? Wat een pech heb je toch dat het maandag slecht weer wordt, net als je er met je vrouw een dagje op uit wilt. Belachelijk dat je geen reactie krijgt van X, hij houdt je gewoon aan het lijntje! Misschien moet je een mail sturen waarin je hem uitlegt dat je dit niet van hem verwacht had! Enzovoorts”.

Dat geklets lijkt vanzelf te gebeuren en een gevolg te zijn van nare dingen die me overkomen en waar ik geen vat op heb. Het vertelt me dat ik een slachtoffer ben van een boze buitenwereld. Het vertelt me ook duidelijk wat ik heb te doen. Ik moet me zorgen maken over mijn gezondheid. Ik mag me slachtoffer voelen van elementen waar ik geen vat op heb zoals het weer. En het zegt me dat ik me mag verdedigen, desnoods door aan te vallen en zo mijn gelijkt te halen. De Cursus maakt me bewust van deze patronen en legt me met eindeloos geduld uit dat ik niet het willekeurige slachtoffer ben van de wereld die ik buiten me meen te zien. Ze beweert dat deze waarnemingen intentioneel zijn. Er zit een bedoeling achter. Het betreft hierbij geen bedoeling van een sadistische God die mij eens lekker op de proef stelt door een pot ellende over me heen te gieten. Het betreft een verborgen intentie van mijzelf.

Het lijkt alsof pijn, angst en zorgen, boosheid en verontwaardigheid, teleurstelling, verdriet, jaloezie en al die andere ervaringen die ik kan hebben allemaal van elkaar verschillen en ook verschillende oorzaken buiten mij hebben. Toch leert de Cursus dat er één gedeelde intentie is, één bedoeling achter dit alles. De bedoeling is dat ik geloof hecht aan de opvatting dat ik een afgescheiden wezentje ben. Afgescheiden van de eenheid, van de liefde, van God. Als Zoon van God wilden we eens ervaren hoe dit zou zijn, hoewel we diep van binnen weten dat dit onmogelijk is. We zijn één met onze Schepper, onze Vader; één met God, oneindig en liefdevol. Dit besef is nooit verloren gegaan en herinnert ons nog steeds aan deze ware Identiteit. Dit zachte Stemmetje noemt de Cursus ook wel de Heilige Geest. Werkboekles 49 zegt hierover : Gods Stem spreekt tot mij, heel de dag. Wij hebben er als Zoon van God even voor gekozen om onze eenheid met liefde te vergeten. Eén van de grootste vindingen hierbij is het geloof dat we een lichaam zijn dat zich bevindt in een buitenwereld. Deze denktruc zou weinig effect hebben als we zouden beseffen dat we slechts aan het fantaseren zouden zijn er hier direct mee zouden kunnen kappen. Nee, het moet echt lijken en daartoe projecteerden we ook een zogenaamde buitenwereld met narigheid die ons zou kunnen overkomen zonder dat we hier wat aan zouden kunnen doen. Zo maakte ik van pijntjes in mijn lichaam, slecht weer op maandag en een lastige instantie X wat de Cursus aanduidt als “valse getuigen”. Alles wat ik buiten me meen waar te nemen lijkt ervan te getuigen dat ik als afgescheiden individu besta en grenzen heb die ik moet verdedigen. De kers op de taart is de fantasie dat ik zal sterven als er iets met dat verbeelde lichaam gebeurt.

Vergeten dat onze ware Identiteit die van de dromer is, de bron van alle projecties, is nodig om het spel fanatiek te kunnen spelen. Bij het geloof in afgescheidenheid wordt ook het geloof geboren dat we iets aan de eenheid ontfutseld hebben. We zouden deze eenheid, God, iets aangedaan hebben door onszelf van Hem los te denken. Als we vóór onszelf zijn moeten we wel tegen Hem zijn en dat zal Hem dus wel kwaad maken. Zo redeneren we. We voelen ons schuldig over onze vermeende rebellie. Die eenheid zal wel kwaad zijn en ons terug willen pakken, desnoods met geweld. Hij zal ons wel terug willen sleuren die eenheid in en dat betekent, naar de maatstaven van ons nieuwe geloof in ons lichaam, dat God ons dit lichaam wil afpakken en ons dood maken. God is dus een bedreiging, net zoals die wereld die we projecteren om onze illusie te bekrachtigen ons zo bedreigend voorkomt.

Hoe kunnen we weer wakker worden? Zodra we enig benul krijgen waar we mee bezig zijn komen we in een soort tussenfase. Er is een ver besef dat wat de Cursus zegt klopt maar we zijn onbewust nog niet uitgespeeld. In deze tussenfase houden we er bizarre opvattingen op na. “Ik wil niets liever dan Gods liefde maar het lukt me gewoonweg niet en ik blijf maar (pijn) lijden”. Hierbij zien we niet dat ons onbewuste schuldgevoel en onze onbewuste angst voor God er ons ertoe doet besluiten toch vast te houden aan de echtheid van dat lijden. De mate waarin we af willen van onze angst, pijn en depressie is een indicator van de mate waarin we deze zaken nog voor waar aan nemen. Zodra we ons hierover dan weer schuldig voelen dat draaien we ons nog dieper de illusie in.

De Cursus geeft ons vandaag in de werkboekles een heerlijke tip; het advies om ons op de Stem van God af te stemmen. Eerst even wat de les ons niet zegt. Er staat niet dat we moeten gaan vechten tegen de valse getuigen die schreeuwen dat we echt ellende ervaren en dat we hopeloos, stom of schuldig zijn. We hoeven niet onze handen krampachtig tegen onze oren te drukken, onze ogen stijf dicht te knijpen en te eisen dat alle bijgeluiden direct stoppen. Zelf gebruik ik graag een milder beeld. Het beeld van de moeder die met een paar drukke kinderen een gesprek wil voeren met iemand die op bezoek is en haar wat belangrijks wil vertellen. De kinderen gooien er een schepje boven op, trekken aan haar kleren en willen de aandacht terug. Mama kan kijken of in alle hectiek toch een klein gesprekje mogelijk is. Ze schreeuwt niet tegen haar kinderen maar kijkt ze met een liefdevolle glimlach aan, geeft ze even een beker drinken en een kleurboek en zegt: ik hoor jullie lieverds, maar mama wil even met de buurvrouw praten. Ik kom zo weer bij je. Zo hoeven wij ook niet te eisen dat het geschreeuw van de valse getuigen direct stopt. De uitnodiging is om niet langer te geloven wat ze zeggen. “Ik hoor je lieverd; je schreeuwt dat ik een lichaam ben, een slachtoffer, stom, schuldig en dat ik het nooit zal leren. Ja, echt, ik heb je gehoord maar ik wil nu even luisteren naar een andere boodschap”. En dan neem je even een momentje, een heilig momentje, voor jezelf. In dat momentje luister je, ontspan je en lees je bijvoorbeeld die ene pagina met werkboekles 49 eens door. Straks mogen die anderen weer hun fantasieën vertellen. Maar nu luister je. In diepe stilte.

3 gedachtes over “Afstemmen op God

Plaats een reactie