“Awe”, aaahhhhhh…..

Wij willen weten hoe het zit. Zo simpel is het. Wie ben ik, waar kom ik vandaan, wat doe ik hier en wat gebeurt er met me als ik doodga? We hopen dat iemand ons de antwoorden kan geven op deze vragen dus lezen we boeken, bezoeken we leraren en bekijken we allerlei YouTube-filmpjes. ECIW is één van de boeken die, naar we menen, ons een antwoord kan verschaffen.

Er gebeurt echter iets geks met mij. Hoe langer ik me bezighoud met ECIW en soortgelijke boeken des te dieper dringt het besef bij me door dat het geen kwestie van begrijpen of snappen is. In feite word ik steeds meer teruggeworpen op een diep gevoel van een soort oer-verbazing ‘dat er iets is’, waarbij ik dan deel uitmaak van dat ‘iets’. Alles wat ik gelezen heb in ECIW heeft als paradoxaal effect dat het zichzelf als conceptueel bouwwerk lijkt af te breken. Telkens weer merk ik dat woorden eenvoudigweg tekortschieten om iets van dat mysterieuze “er zijn” weer te geven.

Het lezen in boeken als ECIW heeft een andere “functie” gekregen. ECIW fungeert daarbij als een soort spiegel waarin ik de grabbelende Simon kan zien en die me duidelijk maakt dat dit grabbelen helemaal niet nodig is. Alles is al perfect oké. Het denken kan zich vervolgens ontspannen en wat overblijft is een soort ruime verbazing waarin voor alles plaats is en waarbij alles met verwondering wordt waargenomen.

Het geestige is daarbij dat ik jarenlang een soort non-duale fundamentalist was. Dat ging heel ver. Als ik erop terugkijk dan was het eigenlijk mijn ultieme doel om te verdwijnen. Iedere waarneming, iedere ervaring was immers duaal en daarmee verdacht en onwaar. De uitleg van Ken Wapnick van ECIW sloot hier naadloos bij aan. Heerlijk hoe hij alles tot die ene, ware grote NUL wist te herleiden, dat niets waarin van onderscheid natuurlijk geen sprake kan zijn. Elk onderscheid impliceert immers dualiteit. Wat een glasheldere heerlijkheid! Daar waar in ECIW sprake leek te zijn van onderscheid ging ik met Wapnick mee en meende ik dat Jezus zich hier bediende van tijdelijke symbooltaal, op weg naar het ultieme doel, de grote NUL.

Toch begon dit te wringen. Het wring al op het meest fundamentele niveau, de diepste metafysica, van de Cursus: God schept. Dit is de kern van een groot mysterie: God schept. Want hoe we het ook wenden of keren, bij scheppen lijkt het alsof er sprake is van twee: schepper en schepping. Natuurlijk poetsen we dit direct weg door heel hard te roepen dat toch alles één blijft. Maar als we eerlijk zijn, heel eerlijk en we even rustig stil blijven staan bij “God schept” dan valt, als het goed is, ons denken stil en is er slechts sprake van wat in de Engelse tekst wordt aangeduid “awe”, een soort diep ontzag en diepe verbazing.

Deze “awe” verlaat me niet meer. Het is ook een enorm bevrijdende awe waarin ruimte is voor alles. Letterlijk Alles. Hierin is weer ruimte voor Jezus, voor de Heilige Geest, voor al mijn broeders en zusters en voor de hele wereld. Ik weet dat er geen grenzen zijn maar meen deze toch te zien. Er is ervaring maar deze valt samen met de ervarende: zonder ervaring geen ervarende en omgekeerd.

In Een Cursus van Liefde probeert Jezus meer te vertellen over dat diepe awe waarbij hij spreekt over de dialoog die hij met ons heeft. Hé, dialoog? Dat kan toch niet echt want voor een dialoog heb je toch twee partijen nodig? Juist dit fenomeen “dialoog” grijpt Jezus aan om ons terug te brengen dat dat mysterie van schijnbaar onderscheid in eenheid. In het laatste hoofdstuk spreekt hij over verlichting als het wegvallen van elk geloof in grenzen. Hij heeft het over het oplossen van het “zelf” en wat er dan overblijft “een grenzeloos Zelf van liefde”. En hij heeft het ook over die oer scheppingsdrang waarbij “Zijn”’ in beweging lijkt te komen en tot expressie lijkt te komen opdat er sprake kan zijn van gewaarzijn.

Het is zo diep. Ik durf nu weer vaker te schrijven over die schijnbare dualiteit van de schepping. Ik merk daarbij dat sommige ECIW-mede broeders en zusters hiervan schrikken en menen een duale ontsporing te ontwaren. In hun liefdevolle poging om me te helpen het rechte pad van NUL weer terug te vinden herken ik mijn eigen denken uit mijn Wapnick-episode. Misschien is het goed om fundamentele hoeders van de non-dualiteit te hebben want het klopt dat we van ego-nature neigen tot een duale knieval waarbij we grenzen ongemerkt weer echt maken. Maar ik gun mijn lieve hoeders ook iets van die awe. Wie bijvoorbeeld zoiets zegt als “God is geen mysterie want als jij jezelf kent dan ken je God”, die geeft het ‘goede’ antwoord. Hetzelfde geldt voor “Ach, alles wat we zien is maar een droom”. Ook dat klopt. Maar leeft dan de verwondering nog, de verbazing, de awe? Dat kan ik natuurlijk nooit beoordelen voor een ander. Bovenstaande zinnen kunnen ook gesproken worden vanuit een diepe awe, maar ik nodig iedereen uit om te waken voor de onschuldige arrogantie van het denken. Kijk eens naar dat tedere bloempje in de zon. Zeg je “ach, het is maar een droombeeld” of zeg je “aaaahhhhhh……”?

Een gedachte over ““Awe”, aaahhhhhh…..

  1. Richard

    Fantastisch, resoneert volledig in mij.
    Woorden schieten inderdaad te kort.
    Bedankt voor de mooie en duidelijke uitleg van jou ervaring.

    Richard

    Like

Plaats een reactie