In harmonie met elkaar en de wereld.

Mijn moeder en haar vriend vierden gezamenlijk hun verjaardagen, 88 respectievelijk 90 jaar, met een klassiek feestje. Tafeltjes, koffie met gebak en drankjes met daarbij een bitterballetje. Het was een fijn samenzijn en het stemde me wat melancholiek. Ik ving het gesprek op tussen twee oudere mannen die hun plannen voor het najaar bespraken. De ene overwoog naar Spanje te gaan en de ander zou naar Portugal vliegen. Ik merk dat ik de vanzelfsprekendheid waarmee mensen op vliegvakantie gaan, lastig vind. Momenteel bekijk ik de mooie serie “Ruimteschip aarde” en deze serie maakt me nog bewuster van de kwetsbaarheid van onze blauwe planeet. Terwijl ik deze blog aan het typen ben scheren de vliegtuigen over mijn huis. Allemaal mensen die op weg zijn. Op weg naar wat? Is het echt nodig om onze atmosfeer vol te poepen met rotzooi voor de tripjes die we maken?

Vanmorgen las ik in de krant een stukje over baby boomers en ik besefte dat ik er daar één van ben, net als de oudere vlieggrage mannen. Het aardige van het stukje was dat er werd gewezen op de boomer in ieder van ons, ongeacht onze leeftijd. Mijn 21 jarige dochter vertelde me dat zij en veel van haar jaargenoten zo veel mogelijk van de wereld proberen te zien “nu het nog kan”. Ik zie in dat dit een heerlijke manier is om andere culturen te leren kennen en te groeien als persoon. Maar ook hier valt me de onachtzaamheid op waarmee vliegtickets geboekt worden. Andere jongeren protesteren ondertussen op de A12 tegen de vervuiling  door bedrijven. Ik begrijp hun bezorgdheid.

Ik besef dat er sprake is van een geleidelijke bewustzijnsontwikkeling en ik heb geen boter op mijn hoofd. Jarenlang vond ik het de normaalste zaak van de wereld om in voor- en najaar even het vliegtuig te pakken naar een Spaans of Grieks eiland zonder enig benul van mijn bijdrage aan de vervuiling. Pas de laatste jaren begint mijn geweten op te spelen en vlieg ik, ook door andere omstandigheden, voorlopig niet of nauwelijks meer. Het voelt ook niet rechtvaardig dat ik als baby boomer de aarde zo op de rand van de afgrond heb gebracht, dat de jonge generatie nu geen CO2-crediet meer heeft om het vliegtuig te pakken. Om nog maar geeneens te spreken over de andere manieren waarop ik een negatieve voetafdruk zet op de planeet zonder hier nu bewust van te zijn.

Want dat is het; een kwestie van geleidelijke bewustwording van onze verbondenheid met ons ruimteschip aarde. Tijdens mijn arbeidzame leven leerde ik op een managementcursus een mooie zienswijze op ons handelen die uitgaat van vier stadia.

  1. Onbewust-onbekwaam: Ik ben me van geen vervuiling bewust en vlieg er (bijvoorbeeld) lustig op los.
  2. Bewust-onbekwaam: Ik begin door te krijgen dat ik iets niet goed doe, maar het lukt me nog niet echt om mijn gedrag aan te passen.
  3. Bewust-bekwaam: Ik weet steeds beter wat de gevolgen zijn van mijn handelen en het lukt me om, als het ware, klimaatneutraal te leven.
  4. Onbewust-bekwaam: Ik hoef er niet meer over na te denken en heb als het ware gevoel gekregen voor mijn verbondenheid en relatie met anderen en met de planeet.

Hier komen voor mij Een Cursus in Wonderen (ECIW) en Een Cursus van Liefde (ECVL) in beeld. Natuurlijk wijzen beide cursussen ons op onze functie om liefde in woord en daad te laten stromen naar anderen en naar onze wereld. Helaas zijn er mede ECIW-studenten die niet zo bezorgd zijn om die “illusoire wereld met denkbeeldige problemen”. Maar zien ze dan niet dat het inderdaad onze denkbeelden zijn die weerspiegeld worden in de wereld en dat dit juist een aansporing moet zijn om de ik-gerichtheid in onze denkgeest te laten genezen?

ECVL wijst ons erop dat wij anderen en de wereld zijn gaan gebruiken. Jezus veroordeelt dit niet maar wijst ons er op dat onze oude opvattingen over wat het is om ergens mee in relatie te staan moeten veranderen. Wij denken in termen van “gebruiken” en misbruiken onze relaties met anderen en met de wereld voor eigen gewin. Als we denken dat wij hier zijn en de wereld daar, dan zijn we onbewust-onbekwaam. En natuurlijk wijst ook ECIW ons op de eenheid van de denkgeest; ideeën verlaten niet hun bron. Het misbruik van de wereld weerspiegelt het geloof in afgescheidenheid in onze denkgeest.  De cursus maakt ons bewust hiervan maar we blijven nog steeds wat onbekwaam. We zijn ons in feite nog niet helemaal bewust van de verbinding waar ECIW ons op wijst, op de heilige relatie tussen onszelf en de wereld.

Jezus is in ECVL uiterst precies en behulpzaam in zijn bewoordingen als hij spreekt over de volgende stap die nodig is voor ons: eenheid van hoofd en hart, kortweg aangeduid als “heelheid-van-hart”. Ik ervaar dit ongeveer als gevoel krijgen voor de waarheid van onze verbondenheid met elkaar en met de wereld. Dit vergt vooralsnog aandacht en oplettendheid, in ECVL aangeduid als “het onderhouden” van het bewustzijn van deze verbinding. Je voelt simpelweg wat gebruik/misbruik van anderen en van de wereld met je doet. Je voelt de afgescheidenheid en verharding “binnenin je” toenemen als je “buiten” liefdeloos handelt.

Dit stadium is ontluisterend omdat je merkt hoeveel zelfgerichtheid en oppervlakkigheid er nog heerst in je denkgeest. Jezus leert ons in ECVL om de boomer in onszelf te vergeven en te omarmen. Hij nodigt ons uit om in elke situatie als respons te kiezen voor liefde en niet voor angst. Hij geeft ook aan dat allen geroepen zijn en dat we allemaal onze eigen snelheid hebben in dit proces. Dit stemt mild. Uiteindelijk zijn we allemaal op weg naar die heelheid-van-hart. Zou het niet mooi zijn als we uiteindelijk als vanzelfsprekend (“onbewust”) het goede doen voor elkaar en voor de planeet? In management termen zijn we dan onbewust-bekwaam. In Cursus-termen is dit het summum van bewustzijnsontwikkeling. Jezus spreekt in ECVL over de “bestendiging” van het leven vanuit dit ruime Christusbewustzijn waarin we beseffen dat we in eenheid verbonden zijn met alles en iedereen, in harmonie met elkaar en de wereld.

Is pijn mijn eigen schuld?

Ik heb buikpijn. Waar komt deze pijn vandaan? Overkomt de pijn mij en ben ik er slachtoffer van? Nee, leren we in ECIW, ik ben niet het slachtoffer van de wereld die ik zie. Oh, denk ik vanuit mijn ego, als ik geen slachtoffer ben van deze wereld (hier: mijn lichamelijke buikpijn) dan ben ik dus de dader en heb ik die pijn op een of andere manier zelf gemaakt.

ECIW leert dat er eigenlijk geeneens een lichaam is. Ik ben denkgeest en in die denkgeest projecteer ik de ervaring van een lichaam dat buikpijn heeft. Waarom zou ik dat nu toch doen? Door buikpijn te projecteren en hierin te geloven kan ik mijn geloof versterken dat ik een lichaam ben. Ik leer van de cursus dat ik om de een of andere rare reden mijn ware aard (tijdloze denkgeest) wil verloochenen. Als je dit metafysisch wil omschrijven dan kun je zeggen dat ik me van God wilde afscheiden. Eigenlijk is God Denkgeest met een hoofdletter D en ik ben zijn kind en deelaspect van deze Denkgeest; noem me maar denkgeest met een kleine d. Door nu in deze denkgeest een lichaam te projecteren denk ik dat de truc gelukt is en dat ik nu mezelf als het ware los gedacht heb van God, van de Denkgeest.

Maar waarom dan die buikpijn er nog bij denken? Ik merk dat ik me als ik pijn heb als het ware nog meer lichamelijk voel dan wanneer ik geen buikpijn heb. Zo bezien is die buikpijn een illusie-versterker. Ook hier kun je een metafysische draai aan geven. Omdat ik geloof dat mijn truc, mezelf los denken van God, gelukt is, voel ik me schuldig. Ik denk dat ik God echt iets heb aangedaan. Die buikpijn is dan een manier om mezelf te straffen. ECIW zegt dan ook dat ik alleen mijzelf kan kruisigen. Deze uitspraak gaat overigens nog wel wat verder dan alleen die buikpijn. In feite is mijn hele vergissing, dus het projecteren van een sterfelijk en kwetsbaar lichaam, een onnodige kruisiging van mijzelf. Ik had gewoon als denkgeest lekker bij mijn Vader, de grote Denkgeest, kunnen blijven maar ik koos ervoor om in tijd en ruimte als een kwetsbaar en sterfelijk lichaam mezelf een hoop angst en ellende op de hals te halen.

Oké, terug nar die buikpijn waar ik dan nu mee zit. Mag ik nu concluderen dat ik me die pijn nu zelf aandoe? Het ego zit nu op het puntje van zijn stoel. “Zeg ja!”, roept het me toe. Als ik namelijk “ja” zeg dan kan het ego genieten van deze verworven macht. “Joepie, het is me gelukt mijzelf iets aan te doen. Ik ben echt dom en eigenlijk dus ook echt schuldig!” Nou goed, die lol gun ik het ego niet dus zeg ik “Nee”. Nu smeekt het ego me om me slachtoffer te voelen. Immers, als ik echt geloof dat ik een slachtoffer kan zijn van iets wat mij overkomt dan is de afscheiding naar mijn gevoel ook gelukt. Alleen kwetsbare sterfelijke wezentjes kunnen slachtoffer zijn en het ego voelt zich in deze categorie prima thuis.

Maar dit zijn slechts de twee uitersten. Het ego kan ook met allerlei tussenvormen overweg. Het schuift dan de schuldvraag naar een plek waar het net niet bij kan zodat de illusie hier verder kan woekeren. “Oh, ik heb iets fout gedaan in een vorig leven en daar krijg ik nu de rekening voor gepresenteerd”. Dus dan maar in regressietherapie of zo om de fout op te sporen in een vorig leven en daar mee aan de slag te gaan. ECIW houdt zich overigens wat op de vlakte hierover en zegt dat als het ons helpt om aan de slag te gaan met de reïncarnatie-gedachte we dit niet hoeven te veroordelen. Zolang het ons maar niet afhoudt van de kernkwestie: wat is onze ware identiteit? Verder kijken dan ons huidige (schijnbare) aardse leventje kan hierbij behulpzaam zijn. Uitzoomen kan ons helpen. Dit uitzoomen stel ik me op twee manieren voor; die ik even slordig duid als uitzoomen in waarheid en in liefde.

Eerst uitzoomen in waarheid. Als ik probeer erachter te komen wat mijn kleine ikje fout heeft gedaan waardoor ik nu buikpijn heb dan denk ik te klein, te beperkt. Ik geef dat ikje dan meer macht dan het heeft, de macht om echt iets voor elkaar te boksen, de macht zich dader te voelen, schuldig aan eigen buikpijn. Die macht heeft het niet. De blinde vlek van mijn ikje is dat het per definitie niet kan weten dat het zelf al een illusie is die voortkomt uit een vergissing die “hoger” in de denkgeest is gemaakt. Het ikje denkt: “wat heb IK fout gedaan, nu of in een vorig leven, dat ik nu buikpijn ervaar?”. Maar dit is niet de kwestie. De kwestie is: “Hé, door deze buikpijn voel ik me nog meer een kwetsbaar lichaampje dan zonder die buikpijn. Maar ben ik wel een kwetsbaar lichaam? Dankzij die buikpijn is deze vraag weer in mijn bewustzijn verschenen”.

De tweede manier van uitzoomen, via liefde, helpt ons weer uit de fuik te zwemmen. Zolang we als ikje uit angst vechten tegen de pijn zwemmen we steeds dieper de fuik in. Het is belangrijk dat we onszelf hier niet voor tegen het hoofd slaan. Het ikje verdient geen straf maar liefde. ECIW spreekt van vergeving en in Een Cursus van Liefde (ECVL) vertelt Jezus ons dat we al de perikelen van dat kleine ikje mogen omarmen. Het ligt nu heel subtiel. We lezen overal dat zelfliefde belangrijk is en dat is het ook. Mij helpt het echter om me ervoor open te stellen dat deze liefde groter is dan mijn kleine zelf en me omringt en doordringt. Kun je aanvoelen dat dit helpt bij het uitzoomen? Als we niet oppassen dan maken we ons weer te klein met die zelfliefde. Hier hebben we die waarheid, die metafysica, nodig. Hier helpen de beelden uit de Bijbel, ECIW en ECVL ons waarbij we ons geliefd en gedragen weten door de Vader, Jezus en de Heilige Geest. Ons ego smult ervan als wij deze termen, hoe waar het op zichzelf ook is, te snel vervangen door “het Zelf” terwijl we niet in de gaten hebben dat we dan die hoofdletter Z toch weer onbewust vervangen door een kleine “z”; we willen het zelf doen en kunnen ontsporen in een soort narcistische zelfliefde; niet fout of schuldig maar niet zo behulpzaam als overgave aan die grote Liefde.

Ongemerkt sluipt dan toch weer het idee dit betoog binnen dat we hard moeten gaan uitzoomen en dat dit nog een hele klus kan worden. Maar zo is het niet. Uitzoomen is het aanvaarden van het wonder voor “jezelf”. Het grootste wonder is dat dit uitzoomen al is volbracht. Jezus is onze broeder die ultiem heeft uitgezoomd en wij mogen zijn “nalatenschap” (zie ECVL) aanvaarden. Ons pad is al geëffend; de genezing heeft al plaatsgevonden in de denkgeest. Wij zitten zo vast in onze illusie van tijd dat wij denken dat er 2000 jaar geleden iets heeft plaatsgevonden waar we nu misschien iets aan hebben zodat het straks beter gaat met ons. Maar nee, er is geen tijd. De hele poppenkast van het projecteren van ogenschijnlijke afscheiding, lichamelijkheid en ziekte vind plaats in een onvoorstelbaar eeuwig nu. De opheffing van de illusie wordt nu, nu en nu volbracht in Jezus die zich geheel in liefde geeft aan ons. In ECVL vraagt hij daarom om hem te ervaren in een heilige relatie. Hij biedt zich aan als voertuig en we mogen zomaar instappen. Dit instappen doen we door uit te zoomen en al onze relaties (met ons lichaam, met de wereld, met onze naasten) te helen middels liefde zodat het heilige, geheelde, relaties worden.

Een hele denkgeest is machtig. Naarmate we ons meer openstellen voor verbinding en liefde (met elkaar, de Vader, Jezus etc) groeit het besef van heelheid en genezen we van de illusie van afgescheidenheid. Het is heerlijk paradoxaal. Wij willen de kwestie van onze buikpijn oplossen op microniveau, door zelf wat te doen. Maar zowel dat kleine zelf is een illusie als de gedachte dat er iets te doen zou zijn. Ons illusoire kleine ikje heeft een illusoir probleem en wil dit met een illusoire wil oplossen. Als we uitzoomen in liefde dan verdwijnt ons gevoel van afgescheidenheid, onze ware identiteit wordt duidelijker en het gevoel van machteloosheid neemt af. We kennen de uitdrukking: “De mens wikt maar God beschikt”. Daar zitten zowel illusie in als waarheid. De illusie is dat we geen kleine, machteloze en afgescheiden wezentjes zijn die slachtoffer zijn van een God (of wereld) buiten ons. De waarheid is dat we bij het overgeven van onze illusoire kleine wil aan de grote Wil van Liefde gaan ontdekken dat dit onze (Onze?) echte Wil is. De Jezus-boeken nodigen ons uit om medescheppers te worden. Wij denken dan vanuit ons kleine ikje en hopen dan dat we, hocus pocus, die nare buikpijn kunnen genezen. Maar gelukkig werkt het niet zo. Als we zouden blijven geloven in dat kleine ikje als werkelijke basis dan zouden we macht misbruiken. Echte macht verschijnt als de illusie van een klein, afgescheiden ikje verdwijnt. Als we besef krijgen van onze verbondenheid met de Vader, met de Liefde,  groeit onze macht en krimpt de wens om deze te misbruiken. We zullen dan stoppen met het misbruiken van onze macht en niet langer zieke lichamen projecteren om ons mee te vereenzelvigen. Hooguit projecteren we dan geheelde lichamen als communicatiemiddelen voor onze naasten.

Wat een lange blog is dit geworden! Ik sluit hem af met een stukje uit het Handboek voor leraren en de tip om dit hele hoofdstuk te lezen.

Hartegroet,

Simon

12. HOE VEEL LERAREN VAN GOD ZIJN ER NODIG OM DE WERELD TE REDDEN?

 Het antwoord op deze vraag is: één. Eén geheel volmaakte leraar, wiens leerproces voltooid is, volstaat. Deze ene, geheiligd en verlost, wordt het Zelf dat Gods Zoon is. Hij die altijd al totaal geest was, ziet zichzelf nu niet langer als een lichaam of zelfs maar als in een lichaam. Daardoor is hij onbegrensd. En omdat hij onbegrensd is, zijn zijn gedachten voor eeuwig en altijd verenigd met die van God. Zijn waarneming van zichzelf is op Gods Oordeel gebaseerd, niet op dat van hemzelf. Zo deelt hij de Wil van God, en brengt hij Diens Gedachten naar denkgeesten die nog steeds in waan verkeren. Hij is voor eeuwig één, want hij is zoals God hem schiep. Hij heeft Christus aanvaard, en hij is verlost.

Ego’s vlucht “voorwaarts”.

Als ik als Zoon van God meen dat ik afgescheiden besta van de Schepper en van de schepping dan spreken we van ego. Ego is het gevoel onafhankelijk te zijn, op mijzelf te staan. Jezus leert ons dat dit een vergissing is. Geen morele zonde, maar wel erg onhandig omdat ons geloof in afgescheidenheid gepaard gaat met doodsangst. We zijn gaan geloven dat het leven dat we leiden als afgescheiden, kwetsbare wezentjes het echte leven is en we proberen hier in 80-90 jaar uit te halen wat er in zit. Daarna kon het wel eens definitief afgelopen zijn, menen we.

Het klassiek Christelijke geloof corrigeert terecht onze vergissing. We leerden in de kerk dat we wezens zijn die door God geschapen zijn en dat, als we goed leefden,  de dood niet het laatste woord zou hebben; hierna zou het eeuwige leven in de hemel beginnen.

In latere openbaringen, zoals Een Cursus in Wonderen (ECIW)  en Een Cursus van Liefde (ECVL), benadrukte Jezus de boodschap die hij ons al had gegeven in het Nieuwe Testament. God is geen strenge autoriteit buiten ons maar een liefdevolle Vader. En de hemel is geen heel lang durend fysiek leven maar het besef dat we (denk-)geest zijn en daarmee onsterfelijk. Er is sprake van grote intimiteit tussen de Vader en Zijn kinderen en tussen de kinderen onderling. We leven in een heilige relatie met elkaar. Moeten we dit zomaar geloven? Is dit een nieuwe theologie? Nee, als we stoppen met oordelen, als we op nieuwe wijze leren vergeven (namelijk door iemand de vergissing van het geloof in afgescheidenheid niet aan te rekenen) dan gaan we steeds meer ervaren dat we niet op onszelf staan, niet afgescheiden zijn. Anders gezegd: als we de liefde van de Vader door ons heen laten stromen naar anderen (het aanbieden van wonderen) dan ervaren we dat we liefde zijn (dus daarmee aanvaarden we het wonder voor onszelf en ervaren we innerlijke vrede).

Je zou zeggen dat vergissing na ECIW uitgesloten zou zijn. Maar het ego, dus onze wil om afgescheiden en zelfstandig te zijn, laat zich niet zo gemakkelijk buitenspel zetten. Het bedacht een meesterzet, een vlucht “voorwaarts”. In plaats dat we ontspanden en ons lieten dragen door de Vader, door liefde voor Hem en voor elkaar, wilden we naar binnen gericht blijven en zelfstandig. We deden er een schepje bovenop en stelden: “Ik word niet alleen in een innige omarming veilig gedragen door God, nee, ik bén God en buiten mij is er niets!”. Ons verstand vond er een waterdichte onderbouwing bij: “Als alles één is, dan moet ik wel God zijn”.

Jezus gaf ons in zijn complete dictaat aan Helen Schucman een prachtige weg waarlangs we kunnen ontdekken dat we niet van de Vader gescheiden zijn. Daarbij is het gevoel van eenheid, verbondenheid en innerlijke vrede als het ware de vrucht van een leven in ware dienstbaarheid, van een leven vanuit een hoofd en hart in harmonie met elkaar verbonden, een leven vanuit waarheid en liefde. Hoe konden wij gehoor geven aan de stem van het ego? Hoe konden we de boodschap van Jezus dusdanig verdraaien dat we ons gevoel van afgescheidenheid overeind konden houden? Hoe konden we ultiem ik-gericht worden? Door niet langer te spreken over schepping, over (heilige) relaties en over het aanbieden van wonderen aan onze broeders en zusters maar door te stellen dat, als alles toch één is, het in feite gaat om mijn innerlijke vrede, om zelfliefde. We voerden onbewust de factor tijd weer ten tonele en meenden dat door eerst zelfliefde na te streven daarna de overgebleven kruimels van de liefde wel ten goede zouden komen aan “anderen”. Hoewel, anderen? Als alles één is dan zijn er geen anderen! Er is geen wereld, er zijn geen anderen, er is geen heilige geest, ik ben er alleen zelf, in feite bén ik God!

Laat ik het wat nuchterder zeggen. We proberen voortijdig van perspectief te wisselen en vanuit het perspectief van Christus-bewustzijn te spreken terwijl we niet doorhebben dat we nog volop in het (kleine) zelf perspectief zitten en dit de ultieme bescherming proberen te geven door van dit kleine ego-zelf een God te maken. Door vlak langs de waarheid te scheren (ik ben Goddelijk) verdraaien we deze totaal (ik ben God).

Daarom gaf in mijn beleving Jezus ons 30 jaar na ECIW ook ECVL. De ultieme boodschap van ECVL is in feite de krachtige herhaling en uitwerking van de kernboodschap van ECIW: wij zijn Kinderen van de Vader, wij zijn de Heilige Relatie, we zijn medescheppers. Contempleer is op die wonderlijke uitspraak: “ik ben relatie”. Hier zit zoveel in. Het behoed je voor te grote zelf-gerichtheid en voor (schuldeloze) niet vruchtbare hoogmoed.

Tenslotte: ik weet dat het mogelijk is om via de weg van het verstand en met behulp van allerlei citaten deze blog mis te verstaan. Daarom die uitnodiging om zo eerlijk mogelijk te proberen om je hart open te stellen voor waar deze woorden moeizaam op proberen te wijzen. Versta me goed: er is niks mis met zelfliefde en genieten van je Goddelijke natuur. Maar open je voor het mysterie van de schepping, voor het stromen van de liefde en wees die relatie waardoor liefde stroomt naar de hele schepping.

Mattheüs 22:36-40 

‘Meester, wat is het belangrijkste gebod in de wet van Mozes?’ Jezus antwoordde: ‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit gebod is het eerste en het belangrijkste. Het tweede gebod komt op hetzelfde neer: “Heb uw naaste net zo lief als uzelf.” Deze twee geboden zijn de basis van de hele wet en de profeten.’

Ik zie een boze man.

Zie je in deze foto een boze man? Als je deze vraag met “ja” beantwoordt dan kun je het verwijt krijgen van een ECIW-student dat jij je eigen boosheid projecteert. Dit gaat terug op de fameuze cursus-uitspraak: “projectie is perceptie”. Dit wil zeggen dat wat je buiten je meent te zien slechts iets zegt over wat binnenin je leeft. Je weet immers niet hoe die ander dit ervaart. Ik vind het acroniem: NIVEA in dit verband wel leuk: Niet Invullen Voor Een Ander. Het advies is om gewoon te vragen aan die ander wat hij of zij voelt: “ik zie dat dit je raakt, klopt dat”.

En natuurlijk zegt jouw interpretatie wel iets over je eigen binnenwereld. Als ik geloof in afgescheidenheid dan zie ik kwetsbaarheid, aanval, verdediging en boosheid. Als ik wat gevorderd ben op het pad van vergeving dan zie ik mogelijk een roep om liefde. Al onze waarnemingen, onze percepties, vormen een uitnodiging om ons eigen oordeel te vergeven.

Toch is het enigszins een dooddoener om iemand die in de foto een boze man ziet erop te wijzen dat hij of zij slechts zijn eigen boosheid projecteert. Dit is vrij simpel te zien als je de metafysica van “projectie is perceptie” helemaal doorvoert. Want; jij zag niet alleen een boze man maar je zag een mens als een fysiek lichaam. Kennelijk geloof je dus in wat je zintuigen je zeggen en daarmee getuig je van je geloof in afscheiding. Maar als iemand zegt: “ik zag een vrouw voorbij lopen”, dan verwijten we hem niet: “Aha; dat is slechts je eigen projectie. Er is geen fysieke werkelijkheid waarin mensen voorbijlopen. Dat geloof jij maar!”. Alles wat wij buiten onszelf menen te zien illustreert ons ego-denksysteem.

Maar laten we op ons vergevingspad niet vergeten om normaal te blijven doen. In ons normale intermenselijke verkeer zien we boze, verdrietige, angstige en blije mensen. Ik meen dat het weinig behulpzaam is om te denken dat we onze observaties weg moeten poetsen met het idee dat alles wat ik meen te zien niet meer is dan mijn fantasie. Want er is wel degelijk sprake van ontmoetingen met de andere Kinderen van de Vader. Deze kinderen kunnen zich boos, bang etc voelen. Zij hebben verlossers nodig, mensen zoals jij en ik. Verlossers die niet slechts hun eigen perceptie onderzoeken maar gevoelige medemensen die merken dat er een roep om liefde klinkt.

Het wonder van ECIW is niet alleen het corrigeren van eigen perceptie. Dat is het halve verhaal. Het wonder is oog hebben voor die ander die een roep om liefde doet uitgaan, zelfs als wij deze roep nog wat onzorgvuldig interpreteren als boosheid. Wij mogen wonderwerkers zijn. Kritisch op eigen interpretaties maar niet blind voor de man op de afbeelding. Hier is wel degelijk iets aan de hand in de beleving van deze meneer en hij heeft iemand nodig die dit opmerkt en die vervolgens het wonder aanbiedt. Het wonder waarbij liefde stroomt van mens naar mens. Gewoon menselijk: “Ik zie dat dit je raakt, kan ik iets voor je doen?”.

Met lege handen naar de markt.

Soms kun je niet anders dan een blog beginnen met een cliché. Zo’n cliché is dat heel veel wijsheid tradities uitgaan van een voor ons verstand onbegrijpelijke, tijd- en ruimteloze eenheid. Dit is het “domein” waar alles en niets samenvallen en van waaruit “iets” ontstaat. Algemener kan ik het niet zeggen. Als ik dat laatste zou vervangen door “van waaruit iets geschapen wordt” dan neigt het al weer naar religieus taalgebruik.

Dat “iets” dat ontstaat is geen eenheid meer. Wij denken direct aan de wereld zoals wij die ervaren met onze zintuigen. Dit is een wereld in tijd en ruimte. Wij zien onszelf hierin rondlopen als afzonderlijke en sterfelijke wezentjes. Dan volgt onvermijdbaar cliché 2: er wordt ons verteld dat we meer zijn dan dat. De materiële wereld en ons materiële lichaam zijn niet meer dan deelaspecten van wat wij werkelijk zijn.

Dat is de kernboodschap van Jezus: “Lieve mensen, laat je niet foppen door wat je meent te zien; je bent meer dan een sterfelijk poppetje in een materiële wereld”. We zijn veel meer dan dat. We zijn geestelijke wezens met scheppingskracht. Jezus houdt het niet bij deze mededeling maar biedt ons een snelweg naar de mogelijkheid om dit te ervaren. Hij legt uit dat liefde ons wezen is, ons doel maar ook het middel (de weg) om dit te ontdekken.

Jezus is wonderbaarlijk consistent in al zijn woorden die door zo veel kanalen tot ons komen. Als je ervoor openstaat herken je deze kernboodschap vrij simpel keer op keer. Door onze naasten lief te hebben, gewoon in ons dagelijks leven, (het aanbieden van wonderen) ontdekken we dat we niet van hem of haar gescheiden zijn en dat we in eenheid verbonden zijn met  onze Bron: Liefde (God, de Vader).

Dan de nuttige cliché 3: omdat we zo geobsedeerd zijn door de wereld die onze zintuigen ons tonen worden we door talloze spirituele leraren geadviseerd om de blik hier eens van af te wenden. We kunnen “naar binnen” kijken of leren om voorbij uiterlijke vormen te kijken. Pas als we niet meer gevangen zijn door zintuigelijke indrukken, inclusief gedachten en gevoelens, komen we op het spoor van onze Bron en proeven we iets van die potentievolle stilte die aan de basis ligt van ons wezen.

In de zentraditie is er het verhaal van het temmen van de os waarbij de os symbool is van de menselijke geest. Deze os dwaalt meestal maar wat rond en volgt zijn verlangens, stemmingen, angsten enzovoorts. In tien stappen vertelt het verhaal hoe de os getemd en getransformeerd kan worden in het direct ervaren van het hier en nu. Dan kan werkelijke vrijheid worden beleefd. Dit is de negende stap van het proces: teruggekeerd tot de oorsprong.

Sta hier als je wilt eens bij stil. Veel ECIW-studenten en leraren, met name Ken Wapnick, lijken zich volkomen te richten op het bereiken van de negende stap, de terugkeer tot de oorsprong. Het gehanteerde instrument hierbij is dat van de ontkenning. De ontkenning van alles wat riekt naar differentiatie, naar individuatie, naar meervoudigheid. Ken Wapnick heeft gemeend de boodschap van Jezus nog wat meer kracht bij te moeten zetten en heeft bij het samenstellen van zijn FIP-editie van ECIW zeer veel verwijzingen naar elke “vorm” verwijderd of herschreven. Zo vond hij het woord “ziel” te veel getuigen van individuatie maar ook een meervoudsvorm als “Zonen” van God. Ik begrijp en respecteer zijn zorg dat lezers van ECIW niet ver genoeg voorbij de veelheid van “vormen” zouden kijken. Hij focuste geheel op het corrigeren van onze perceptie waarbij de blik naar binnen moest worden gericht, naar de lege oorsprong. Ken heeft ons willen behoeden voor een terugval van het negende stadium naar lagere stadia maar hij heeft dit zo gedreven gedaan dat de tiende stap bijna uit beeld verdwenen is.

Deze tiende stap is: Met lege handen naar de markt. Jezus geeft in de volledige versie van ECIW een volledig stappenplan. Hij wil ons niet opleiden tot monniken die vervuld van innerlijke vrede ervoor kiezen om hoog op een berg te gaan zitten in ontkenning van de wereld om hen heen. Hij wil dat we georiënteerd blijven op onze wereld, op onze naasten. Het is onhandig als we het bestaan van deze wereld en onze naasten afdoen als een illusie. Dat gebeurt niet in de Zen-traditie en ook Jezus ziet ontkenning van de wereld en van onze naasten niet als ons doel. Ontkenning van afgescheidenheid? Ja. Ontkenning van de schepping? Nee. Jezus vraagt ons om wonderen aan te bieden aan onze naasten en om onze liefde te laten stromen. Gewoon hier, gewoon op de markt.

Met alle waardering voor het werk en de inzet van Ken Wapnick denk ik dat het goed is dat er steeds meer aandacht komt voor de complete boodschap van Jezus. Zo wordt er nu door Peter Duivenvoorden gewerkt aan de vertaling van een completere versie van ECIW (zie eerdere blog). En het zal niet voor niks zijn dat Jezus 20 jaar geleden aan Mari Perron zijn Een Cursus van Liefde (ECVL) doorgaf waarbij hij ons angstige  verstand met zorgen over “het echt maken van de markt” liefdevol kalmeert.

Het begin van de boedhisattva-gelofte luidt:

Hoe ontelbaar de levende wezens ook zijn,
ik beloof hen allen te bevrijden.

Eerst vertrouwen, dan ervaren.

Soms kijken hedendaagse spirituele zoekers wat neer op gelovigen. Deze neiging zag ik ook wel eens bij mijzelf. Daartoe maakte ik eerst een karikatuur van het Christelijke geloof waar ik ooit zo in ondergedompeld was. Deze karikatuur is als volgt kort te omschrijven: God is een soort supra-persoonlijke entiteit die opvattingen heeft over hoe wij dienen te leven. Omdat we het nooit goed doen (=zonde) verdienen wij de doodstraf. Deze straf is door Jezus voor ons gedragen. Als we dit geloven dan erven wij nu reeds leiding door de Heilige Geest en later als het ware de beloning van Jezus in de vorm van eeuwig leven in de hemel.

Zo’n verhaaltje klinkt haast kinderlijk en wij als rationele, westerse mensen willen het niet zomaar geloven, het aannemen als waarheid. Deze zogenaamde christologie staat ver van ons af en het aannemen ervan voelt als tamelijk willekeurig. Wie zegt mij dat deze theologie klopt? Het klinkt als een oud verhaaltje of hoogstens als een weinig overtuigende theorie die over de houdbaarheidsdatum heen is.

Afgelopen decennia heb ik gemerkt dat bewustzijnsontwikkeling spiraalsgewijs verloopt. Daarmee bedoel ik dat ik na enige tijd schijnbaar terugkom op het punt dat ik meende verlaten te hebben. Toch is daarbij het inzicht veranderd, verdiept en geëvolueerd; zo ervaar ik dit tenminste wel. Als ik bovenstaande “karikatuur” vertaal naar ECIW-termen dan krijg ik het volgende: God is liefde en deze liefde wil stromen en verbinden. Wij willen losstaan van deze liefde en doen dat door gedachten van afgescheidenheid (= “zonde”), onze projecties, te geloven. Jezus is onze broeder die dat lijntje met de liefde niet uit het oog heeft verloren. Als we ons met hem verbinden in Christusbewustzijn dan ervaren we nu reeds zijn hulp (ofwel die van de Heilige Geest/ ons hoger Zelf) en kunnen we beseffen dat we geen sterfelijke lichamelijke wezentjes zijn maar kinderen van de liefde, kinderen van God.

De twee visies liggen verrassend dicht bij elkaar. In de eerste stellen we dat God persoonlijk is en dat de mens zondig is. Bij de tweede versie kunnen we de alomvattende, liefdevolle God nog steeds als persoonlijk ervaren en in deze visie zijn we niet zondig maar ervaren we onszelf als zondig. Bij de eerste visie ervaren we afstand tussen onszelf als zondige mensen en God als verheven wezen, Jezus als unieke Zoon van God en de Heilige Geest als wonderbaarlijke externe helper. Vanuit ECIW en zeker vanuit Een Cursus van Liefde (ECVL) gaan we onze verbondenheid met de Vader, met Jezus en met de Heilige Geest steeds meer herkennen en toelaten in ons leven.

Een buitenstaander die niet vertrouwd is met ECIW /ECVL zal deze tweede visie, die ons zo vertrouwd is, ook af kunnen doen als een geloof. We moeten ons als Cursus-studenten ook niks wijs maken en waken voor superioriteitsgedachten. En nogmaals, ik spreek hierbij ook mijzelf toe. Want wat gebeurt er als we visie 1.0 en visie 2.0 even parkeren en kijken naar de innerlijke houding waartoe zowel Christenen als Cursus-studenten worden opgeroepen? In mijn beleving is de kern steeds hetzelfde. We worden uitgenodigd om niet langer te geloven in wat we zien als onze aardse “werkelijkheid”. We worden uitgenodigd voor een experiment, een experiment waarbij we ons vertrouwen stellen in “Iets” wat ons overstijgt en ons verbindt. De Christen zal dit in eerste instantie “uitoefenen” in de vorm van devotie. Dit heeft als voordeel dat het kleine ego even van zijn troon stapt maar als nadeel dat aanvankelijk het geloof in de afgescheidenheid (ik hier en God/Jezus/HG daar) blijft bestaan. De Cursus-student wil God in zichzelf (zich-Zelf) ontdekken. Dit heeft als voordeel dat hij niet langer gelooft in afgescheidenheid maar als nadeel dat niet zelden het ego langs de achterdeur weer naar binnensluipt. De spirituele zoeker vindt zichzelf dan verlicht maar is zelf-gericht geworden, gericht op zelfliefde die verward wordt met ware Zelf-liefde; de liefde waarbij het Zelf gezien wordt in al onze broeders en zusters, waarbij we onze naasten liefhebben “gelijk ons-Zelf”.

In beide visies worden we uitgenodigd om dat wat onze ogen en andere zintuigen ons tonen niet zonder meer te geloven. We worden gevraagd ons vertrouwen te stellen op iets dat buiten ons lijkt te zijn maar dat (ook) in ons binnenste is: liefde, Christusbewustzijn. We worden gevraagd vanuit deze liefde te leven en daarmee ik-gerichtheid te overstijgen en besef te krijgen van de grotere werkelijkheid waar we deel van zijn (het Koninkrijk, de Hemel, het Christusbewustzijn).

Uiteindelijk is het de ervaring van Christenen en van Cursus-studenten die onze keuze zal bevestigen. ECVL vraagt ons om al onze gedachten te wijden aan vereniging. Vereniging met de liefde, hoe we die ook willen noemen. Niet de ander veroordelen, want daarmee veroordelen we onszelf en dit is direct ervaarbaar door een toegenomen gevoel van afscheiding, schuld en angst. Het blijkt in mijn ervaring een soort tandem te zijn: vertrouwen (overgave)-ervaring (van liefde, vereniging, verbondenheid). Het is het besef dat we het niet vanuit ons kleine zelf, vanuit ons ego, kunnen peuren. Het is onze gerichtheid op het geheel, onze devotie voor God, die ons optilt boven onze ik-gerichtheid, onze focus op eigenbelang, en die de wereld zal (moeten) verlichten. We mogen onze harten verbinden met “andersdenkenden”. Geen oordeel maar liefde.