Over God en overspel

second loveIk las op internet een stukje over overspel geschreven door een lieve broeder, nu voorganger in een eigen kleine Christelijke gemeente, die ik nog ken vanuit de tijd dat ik kerkbezoeker was. Ik zie hem als een oprecht en gedreven mens die uit alle kracht probeert de wil van God te vinden in de Bijbel en te leven volgens zijn wil. Bijbelstudie vormt hierin het uitgangspunt en hij gebruikt Spreuken 5 om ons te waarschuwen voor de gevolgen van overspel. Het eerste wat opvalt is dat Spreuken 5 zich vrijwel geheel richt op mannen. Vrouwen zijn een bron van verleiding: “Want de lippen van een vreemde vrouw druipen van honingzeem, haar gehemelte is gladder dan olie”. Maar oké, laat ik me als man niet verschuilen achter “ja maar, zij doet het ook!” Misschien was het een paar duizend jaar in Israël ook wel zo dat de heilige geschriften vooral gericht waren op mannen; ik weet het niet. Vervolgens bedacht ik dat de vermeende schrijver van Spreuken, Salomo, zelf vele honderden vrouwen had. Tja, dat plaatst zo’n waarschuwing ook weer in een ander licht. Het wordt nu vergelijkbaar met een miljonair die tegen een ploeterende kostwinnaar zegt dat deze niet zo gericht moet zijn op geld.

Hoe dan ook, wat is mijn punt? De kwestie van overspel verdient zeker onze aandacht. Maar wat gebeurt er als we dit gaan onderzoeken met een verstandelijke tunnelvisie gericht op het letterlijk interpreteren van Bijbelteksten? De schrijver van het stukje op internet wijst vooral op het ontwrichtend gevolg van overspel op relaties. Vervolgens volgt er een terloops dreigement:

“Wat Salomo hier schrijft kan verschillende dingen betekenen. Eén is dat iemand die betrapt wordt op overspel voorgeleid wordt aan een soort rechterstoel waardoor hij/zij een straf opgelegd krijgt. Trouwens, volgens de Wet van Mozes moet een overspelige gedood worden door stenigen”

Als uitsmijter eindigt hij met het dreigement dat al de hele tijd tussen de regels doorklinkt:

“Hebreeën 13:4 – Houd in alle omstandigheden het huwelijk in ere en bewaar de huwelijkstrouw ongeschonden. Wie in ontucht leven en wie overspel plegen, zullen door God veroordeeld worden.”

Zo’n twaalf jaar nadat ik de gestopt ben met kerkbezoek kan ik nu mijn gekromde tenen iets sneller ontspannen. De schrijver meent oprecht dat een liefdevolle God ons zal veroordelen en straffen en in feite zouden we de dood door steniging verdienen. God zij dank voor de correctie die we van Jezus mogen ontvangen via de Cursus.

Want wat leren we uit de Cursus? Jezus wijst ons er op dat het zoeken van liefde en geluk via speciale liefdesrelaties ons niet gelukkig zal maken. We kunnen menen dat geld, macht, de ideale partner of seks ons het ultieme geluk zullen bieden en dat vervolgens najagen. Dat najagen kan ontwrichtend werken binnen de droom, dat is zeker, en het zal ons uiteindelijk ook niet helpen werkelijk geluk en diepe vrede te ervaren. Het zoeken naar geluk en seksueel genot bij (nieuwe) partners is de zoveelste poging van iemand die zich afgescheiden voelt om gelukkig te worden. Het kan binnen de droom vervelende gevolgen hebben maar het is niet zondig, het maakt niemand schuldig en er is al helemaal geen liefdevolle Vader die voorstander zou zijn van een strenge straf.

Maar wij doen onszelf ernstig tekort door te verwachten dat een (extra) relatie ons gelukkig zal maken. Als wij een relatie mogen hebben en daarin ongeluk ervaren dan is dit een oproep om verder te kijken. Zijn wij boos op onze partner omdat hij of zij ons niet genoeg geeft wat we nodig denken te hebben? Wellicht krijgen we niet genoeg aandacht, gedraagt de partner zich niet naar onze wens of bevalt ons seksleven ons niet. Dan mogen we ons allereerst afvragen wat we nodig denken te hebben. We mogen ons afvragen hoe we een relatie zien. Is het voor ons een balans waarin we iets geven met vooral het doel om evenveel of meer te ontvangen? Kijken we met een blik van “what’s in it for me?” naar die ander? Koesteren we irritatie of boosheid jegens onze partner en zien we deze als schuldige en onszelf als slachtoffer? Of hebben we eerder de neiging tot zelfverwijt? Is één van beiden de dader en de ander het slachtoffer?

Hier is liefde nodig en vergeving. Een overhaaste vlucht “naar voren” naar iemand die wel onze zogenaamde behoeftes zal vervullen gaat niet werken. Maar dat gezegd hebbende hoeven we ook niet naar de stem van het ego te luisteren die zegt dat we desnoods maar kosten wat het kost als martelaar verder moeten en dat we door moeten gaan tot de dood ons scheidt. De vraag is niet wat we in de Bijbel (of Cursus) lezen over wat we zouden behoren te “doen” maar wat er uit ware vergeving en vanuit liefde mag gebeuren binnen ons leven met die ander. De liefde van de Heilige Geest zal ons leiden op een wijze die liefdevol is voor alle betrokkenen, inclusief onszelf. Hoe dat uitpakt weten we niet. Het kan zijn dat je liefdevol bij de ander blijft maar het kan ook zo zijn dat je liefdevol besluit te scheiden. Dat “scheiden” gebeurt altijd in de vorm; in de ene denkgeest is scheiden de bron van alle verwarring en ten diepste onmogelijk. Je blijft in liefde altijd verbonden met je partner, zelfs als hij of zij verkiest te geloven in afscheiding, dader- of slachtofferschap.

Liefde oordeelt en stenigt niet maar vergeeft en verbindt in de denkgeest. Laten we geen starre gedragsregels uit de Bijbel proberen te vissen want dat is in feite “zien naar het vleesch” en niet leven uit de geest van liefde. Maar laten we (laat ik) ook oppassen voor gevoelens van spirituele superioriteit ten aanzien van mensen die nog wel zoeken naar gedragsregels. Ook dit is niet fout, schuldig of zondig maar een uiting van de zoektocht naar de liefde die we zijn.

Advertentie

Met zachte ogen

ogen jezus

We vinden het zo normaal. Omdat we ons op één of andere manier niet goed voelen gaan we aan de slag met zoiets als bewustzijnsontwikkeling. Diep in ons bestaat een herinnering dat de manier waarop we het leven ervaren beperkt is en dat we ons daardoor niet gelukkig voelen. Maar wat er vervolgens gebeurt gaat zo snel dat we direct bij de eerste stap op ons spirituele pad in een valkuil trappen. We nemen namelijk zonder dat we het in de gaten hebben onze uitgangspositie van afgescheidenheid serieus. Direct hierop stapelen we onhandige actie op onhandige actie. Onze acties om iets als verlichting te ervaren zijn namelijk gebaseerd op de onbewuste aanname dat er iets ontbreekt aan ons huidige afgescheiden staat. We willen deze aanvullen met externe zaken die we nodig denken te hebben en die ons fijne sensaties zullen geven en een gevoel van controle en macht. Deze macht denken we nodig te hebben om de ingebeelde kwetsbaarheid van ons geluk te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf. We bekijken de zogenaamde buitenwereld met de blik van een zakenman: “what’s in it for me?”.

Door ECIW leren we geleidelijk dat er geen ikje in een boze buitenwereld is. Langzaam groeit de bereidheid om onze perceptie te laten corrigeren door samen met de Heilige Geest te kijken. Dit is waarlijk een mooie ontwikkeling. We strekken ons uit naar het wonder van vergeving. Zo zien wij het wonder dan ook primair: een correctie van onze manier van kijken die ons vrede zal opleveren. Ook dit is onschuldig, nodig en helemaal oké. Het is echter goed om na enige tijd, misschien wel pas na enige jaren, op te merken hoe egocentrisch we nog steeds blijven met onze jacht op een gelukkiger leven voor onszelf. We gebruiken de liefde, de blik van de Heilige Geest, als spirituele EHBO-kit die we tevoorschijn trekken als we ons niet lekker voelen. Ook wij zouden massaal naar Jezus de wonderdoener rennen als we hoorden dat dat hij alle psychische en fysieke kwalen door handoplegging zou genezen. We willen primair genezen worden van ons ongemak met behoud van de illusie van onszelf. Wellicht generaliseer ik nu iets om m’n punt te maken maar laten we onszelf onderzoeken naar onze diepste motieven.

In A Course of Love (ACIL) spreekt Jezus over het leren onder leiding van de Heilige Geest in ECIW. Zo zou je het wonder van de veranderende perceptie mooi kunnen omschrijven. In ECIW-kringen is het vooral de Circle of Atonement-groep die wijst op het aspect van wonderen dat wat onder gesneeuwd dreigt te raken in ons streven naar een fijner leven voor ons kleine zelf. Mannen als Robert Perry wijzen op het aanbieden van wonderen en hij illustreert dit keer op keer aan de hand van voorbeelden uit het leven van Helen Schucman in haar relatie met Jezus. Het vergt eerlijkheid jegens onszelf om te erkennen dat we dit niet zo interessant vinden. Ongemerkt zijn we zo enorm zelf-gericht dat we alleen geïnteresseerd zijn in het opgeven van aanvalsgedachten als we ons zelf hierdoor fijner gaan voelen. Dit hoeft geen schuld of schaamte op te roepen maar het mag ons wel motiveren om niet te blijven hangen in zelf-liefde met een kleine z en deze te verwarren met Zelf-liefde.

Zoals gezegd passen we aanvankelijk de Cursus vooral toe om een gelukkigere droom te ervaren: van een ongelukkig afgescheiden zelf naar een zelf waar we blij mee zijn. Ongemerkt blijven we oordelend kijken of we het nog naar onze zin hebben. In ACIL (3rd treatise Hfst 8.2 en 8.3) noemt Jezus onze diepe weerstand om ons over te geven aan de liefde die we ten diepste zijn. Zoals hij in ECIW grote woorden als “aanvallen” gebruikt voor zelfs de kleinste irritatie zo gebruikt hij het woord “bitterness (bitterheid)” voor onze onbewuste strijd tegen leven vanuit onze ware identiteit.

“As I have said, bitterness is to your heart what the ego has been to your mind. Thus bitterness has to do with your feelings more so than your thoughts”.

(Mijn lekenvertaling: Zoals ik heb gezegd is bitterheid voor je hart net zoals je ego voor je denkgeest. Dus bitterheid heeft meer met je hart te maken dan je gedachten)

We worden opgeroepen om uiteindelijk verder te gaan dan het accepteren van wonderen als lapmiddel voor onszelf. We mogen afdalen in de wijsheid dat geven en ontvangen dusdanig één zijn dat we ons steeds meer en meer beschikbaar mogen stellen als kanaal voor de liefde die we zijn. Het ontwaken blijkt van een ongekende intimiteit. We mogen onze zelf-gerichte blik laten genezen en met oneindig zachte ogen gaan kijken naar alles en iedereen. Het is lastig voor mij om de juiste woorden te vinden maar onze standaard zelf-gerichte blik voelt als een fileren van wat we zien: dit vind ik goed en dit niet. Zelfs gebruik van woorden en onze poging om verstandelijk te “begrijpen” zijn onderdeel van dit geweld. We zijn zogenaamd zo slim, intellectueel en in staat alles te beoordelen. Niet dus. In onze denkgeest mag een baby geboren worden, een kindje dat heel anders kijkt. We mogen leren met zachtheid en tederheid te kijken en alles wat we meemaken te vertrouwen en te omarmen. Het is van zo’n andere orde dan beperkte zelf-gerichtheid en telkens bepalen of we ons lekkerder voelen.

Deze blik is als de lente, als de prilheid van de knoppen die aan de bomen verschijnen. Het is een stilheid, een tederheid die geraakt is door ontroering. Het is een “kom maar, ik houd van je, je bent oké en mag er zijn” wat wij uitspreken tegen allen. Zo mogen we wonderwerkers zijn zoals Jezus ons voorleeft in de Bijbel. Het staat zo mooi in de laatste regel van Herhalingsles 56 (5(30)5:

“En ik, die daartoe behoor, ben één daarmee en één met Hem”.

Bestaat deze wereld nu wel of niet?

En God zag dat het goed was

Over deze vraag zijn pittige discussies mogelijk waar zelfs ervaren Cursus-studenten zich in kunnen laten vangen. De Cursus geeft toch duidelijk antwoord op deze kwestie? De wereld die we zien is een illusie en dus niet waar. God zou geen weet hebben van deze wereld dus het antwoord van de Cursus is toch ondubbelzinnig en onweerlegbaar “nee”?

Dan heb je de aanhangers van non-dualisme in de zuiverste vorm. Zij stellen terecht dat het toch wel erg vreemd is om binnen de eenheid onderscheid te gaan maken tussen onecht en echt. Dat suggereert dat er twee werkelijkheden zijn; een echte en een onechte. “Zijn” is toch één? Bewustzijn is toch slechts het spel van dat ene Zijn dat zich lijkt te splitsen in subject (dat waarneemt) en object (het waargenomene)? Het niet zo snel afserveren van de wereld die we zien komt ook beter overeen met ons gevoel. Het voelt toch allemaal super echt hier? En dat idee van een God die nergens van af zou weten voelt ook ergens wezensvreemd. Wat is nu het antwoord?

Ik hoop dat de aanvliegroute voor dit soort vragen je bekend begint te worden. Het is handig om niet direct te gaan zoeken naar een antwoord maar om eerst de vraagsteller onder de loep te nemen. Wie stelt deze vraag? Deze vraag wordt gesteld door “mij” en dit ikje, dit zelf,  is een Zoon van God die gelooft in de echtheid van afscheiding. Om dit geloof zo echt mogelijk te laten voelen heb ik als Zoon van God deze wereld gemaakt (geprojecteerd). Natuurlijk voelt deze dus super echt voor mij; dat was precies mijn bedoeling. En nu komt een belangrijk Cursus-inzicht. Het is niet handig om dit maaksel overhaast af te willen doen als onecht omdat we hiermee de macht van de Zoon om “te maken” (zelfs al is het iets onzinnigs wat hij gemaakt denkt te hebben) ontkennen. Het ontkennen van de macht van de Zoon van God voelt dan ook niet goed. Gevangen in de illusie van afscheiding voelt onze droom helemaal echt, dat hoeft niet ontkend te worden.

Want zolang we geloven in de droom (in de echtheid van ons maaksels) komt het ontkennen van deze droom voort uit angst. We nemen wat we zien serieus, het bevalt ons allerminst (dat was immers ons verborgen doel toen we de projectie maakten) en met de Cursus in onze hand verklaren we het nu vroegtijdig als onzinnig. Dus het nemen van een voorschot op echt inzicht om zelfgemaakte angst te overwinning is een ontkenning van je eigen macht als Zoon van God. Dat is niet behulpzaam.

Als Zoon van God zijn we één met onze Vader. Ook bij het stellen van die vraag “Weet God van deze wereld?” doen we precies hetzelfde. Eerst geloven we in een God die los van ons zou bestaan en dan vragen we ons af of hij weet heeft van de door ons gemaakte onzin (de droom, onze projecties). Deze vraag verwart iemand die gelooft in afscheiding slechts verder. Want als we, wederom met de Cursus in ons hand, ontkennend antwoorden dan maken we de denkbeeldige splitsing tussen God en zijn Zoon echt. Het is handiger om te stellen dat wij als Zonen van God nog altijd één zijn met Hem en dat vanuit die onsplitsbare eenheid geloof wordt gehecht aan een maf en onecht idee van afsplitsing waaronder dus geloof in de droomwereld. Het uitroepen van “God weet niks van deze wereld” is de manier waarop Jezus in de Cursus ons wijst op de onzinnigheid van onze droom. Het betekent dat vanuit een diep besef van eenheid kan worden gezien dat de wereld niet bestaat. Maar onze nepmacht om te dromen hoeft niet te worden ontkend. Zo’n ontkenning kan dus verworden tot een uiting van een niet totaal ingedaalde mooie wijsheid door iemand die vanuit geloof in de echtheid van afscheiding meent dat deze discussie hout snijdt en anderen van zijn of haar gelijk probeert te overtuigen.

Wat dan? Terug naar dat mysterie waar ons verstand helemaal geen trek in heeft. Wat we zien hangt af van ons perspectief. Wij hebben als Zoon van God de macht om een onzinnig perspectief te kiezen en een afgescheiden wereld te zien die niet bestaat. Hoewel deze wereld niet bestaat hoeven we deze niet te ontkennen want daarmee ontkennen we onze eigen macht om illusies te maken. In werkelijkheid kunnen we ons niet afscheiden van onze Bron en is er geen duale werkelijkheid (een ikje in de wereld) door ons te fabriceren. Laten we tot slot dit eens doornemen aan de hand van herhalingsles 53 die ik iets anders verwoord:

“Ik heb de macht als Zoon van God om betekenisloze gedachten te projecteren opdat ik een betekenisloze nepwereld zie (11). Ik heb deze beelden dus zelf gemaakt (15). Gek genoeg doe ik dit om angst en onvrede te willen ervaren om zo een geloof in afscheiding te koesteren (12, 13). Maar natuurlijk heeft God deze droom niet echt geschapen (14)”.

En wil je alvast gigantisch feest vieren na deze uiteenzetting over onze naargeestige droomwereld? Lees dan ademloos komende dagen de vervolglessen. Daarin wordt uiteengezet dat wij een raar spelletje spelen waarmee we ook kunnen stoppen. (tm les 58). Vervolgens barst het feest van de werkelijkheid in volle hemelse heftigheid los (vanaf les 59). De ene na de andere zegenende vreugdekreet wordt ons aangeboden door Jezus.

  • God vergezelt me, waar ik ook ga
  • God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk
  • God is mijn Bron. Los van Hem kan ik niet zien
  • God is het licht waarin ik zie
  • God is de Denkgeest waarmee ik denk
  • God is de Liefde waarin ik vergeef
  • God is de kracht waarop ik vertrouw
  • Er valt niets te verzen
  • Gods Stem spreekt tot mij, heel de dag
  • Ik word gedragen door de Liefde van God

HALLELUJA!

Ontwaken met verstandelijke handicap?

kindje met down

We worstelen wat af met de Cursus. Deze is niet bepaald geschreven in Jip en Janneke taal en vooral het tekstboek kan onze hersenen flink doen kraken. En als wij als redelijk intelligente mensen er al zo’n moeite mee hebben, zijn dan minder slimme mensen of verstandelijk gehandicapten niet totaal kansloos?

Dit lijkt een valide vraag maar is, als zo vaak, een verkapte stelling. Het is een uiting van ons eigen geloof in afscheiding en een voortborduren op een aanname die van aanvang af al niet deugt. Het helpt mij om bij het stellen van zo’n vraag (kunnen verstandelijk gehandicapten ontwaken?) niet direct over te gaan tot het “beantwoorden” ervan maar om eerst de blik naar binnen te slaan en te kijken waar ik zonder bij na te denken vanuit ga. Dat is nogal wat:

  1. Er zijn slimme en minder slimme mensen op aarde
  2. Ik ga er vanuit dat “denken” en “begrijpen” belangrijke instrumenten zijn om te kunnen ontwaken.
  3. Ik heb als redelijk slim mens dus wat meer kans om te ontwaken dan minder bedeelden

Dit zijn er al voldoende om, als ik ze zo voor me zie, eens een wenkbrauw op te tillen. We zijn nog maar bij werkboekles 50 en ik lijk alle vorige werkboeklessen al weer vergeten, ondanks mijn hoge IQ. Ik pak er willekeurig een paar uit. “Ik heb die persoon alle betekenis gegeven die hij voor mij heeft (les2)”, Ik begrijp niets van wat ik bij hem zie (les 3). Mijn gedachten over hem betekenen niets (les 4), Ik zie hem niet zoals hij nu is (les 9) en ik stop maar als uitsmijter bij les 10: “Mijn gedachten betekenen niets”.

Hatsikidé, lekker dan. Daar ga ik dan met mijn slimme gedachten die niets betekenen en mijn vooroordeel over mijn broeder van wie ik werkelijk niets begrijp. Ai, ai; ik ben ervan uit gegaan dat de afscheiding écht heeft plaatsgevonden en heeft geresulteerd in gefortuneerde slimmeriken met kans op ontwaken en wat eenvoudigere mensen die kansloos zijn. Over geloof in speciaalheid gesproken. We zijn oprecht bezorgd over het lot van onze broeders maar wat zijn we ongemerkt arrogant door te geloven in de afscheiding en de waarde van ons oordeel over denkbeeldige anderen.

Gelukkig hoef ik me niet te schamen en op die manier mijn zelfbeschuldiging te koesteren. Ook dat is slechts een instrument dat we gebruiken om de afscheiding echt te laten lijken. Maar we worden wel opgeroepen om even pas op de plaats te maken, telkens wanneer we met ons analytische en drukke denken naar een logisch klinkend antwoord zoeken. Ons ego-denken en ego-oordelen is niet behulpzaam om echt te zien (visie) en kennis te ervaren.

Die visie en kennis is echter van moment op moment gewoon beschikbaar. Denk aan les 49 van gisteren: “Gods Stem spreekt tot mij, heel de dag”. Kijk eens naar je drukke gedachten en lees dan de vierde paragraaf van deze werkboekles:

Luister in diepe stilte. Wees heel stil en stel je denkgeest open. Ga aan alle schrille kreten en ziekelijke fantasieën voorbij die jouw werkelijke gedachten verhullen en je eeuwige verbinding met God versluieren. Verzink diep in de vrede die jou voorbij de uitzinnige, rumoerige gedachten, taferelen en geluiden van deze waanzinnige wereld wacht. Hier woon jij niet. We proberen jouw werkelijke thuis te bereiken. We proberen de plek te bereiken waar jij werkelijk welkom bent. We proberen God te bereiken.

Wat een goed advies: “Wees heel stil en stel je denkgeest open”. En dan volgt vandaag les 50 en mogen we stil, dankbaar en ontroerd lezen dat:

“Ik word gedragen door de Liefde van God”.

En die Liefde draagt iedereen, ongeacht de door ons opgepakte etiketjes van ziekte en beperking. Deze Liefde draagt de hele schepping. Mogen we zo onze denkgeest laten genezen als we kijken naar onze broeders. Laten we niet kijken naar lichamen (hersenen en IQ). Laten we kijken met een geheelde denkgeest en ieder herkennen als onze broeder. We zijn zo ongelooflijk, mysterieus en liefdevol met elkaar verbonden in Christus. Broeder en zuster in Christus, ik houd van je met de liefde van onze Vader.

Telkens nieuwe problemen?

bij de pakken neerzitten

Er komt maar geen eind aan de ellende en aan mijn geworstel. Natuurlijk probeer ik mijn vergevingslessen te doen en roep ik de hulp van de Heilige Geest in als ik problemen ervaar. Misschien heb ik het wel wat zwaarder dan andere studenten. Zou mijn ego wat taaier zijn? Of heeft het te maken met mijn verleden? Ik kon het vroeger thuis nooit goed doen en volgens mij hadden mijn broer en zus het heel wat gemakkelijker. Natuurlijk moet ik ook nog vechten tegen de collectieve projectie van de samenleving. Ik ervaar zoveel weerstand om me heen en mensen lijken helemaal niet ontvankelijk voor zoiets als de Cursus. Het voelt zo hopeloos en ik vrees dat ik er nooit zal komen. Ik raak hierdoor knap gefrustreerd.

Herkenbaar? Voel je je een eeuwige student die een soort eindeloze hordeloop aan het doen is? Vermoedelijk ken je het antwoord wel: je dient te leren vertrouwen op je echte Zelf, op de liefde, je moet leren accepteren, alles zien als bewustzijn of hoe je het ook maar wilt beschrijven.

Tijdens het lezen van boeken uit verschillende spirituele stromingen en in gesprekken met een aantal spirituele leraren viel me op dat de meesten, gelukkig niet allemaal, ons uitsluitend proberen te leren wat we kunnen doen als de narigheid weer eens toeslaat. Misschien is het niet echt iets “doen” en is het meer dat ze ons adviseren om te accepteren, om de openheid van bewustzijn of zelfliefde te betrachten. En dit keer op keer op keer. Is dit dan niet goed? Dat wil ik niet beweren maar er ontbreekt “iets” en dat “iets” is een blinde vlek die maakt dat er geen einde lijkt te komen aan onze studie. De Cursus is een leerweg die een duidelijke verklaring geeft over de oorzaak van het maar voortduren van de moeilijkheden, maar zelfs ervaren Cursus-studenten, waaronder ikzelf, blijken ware experts in het niet totaal binnen laten komen van de woorden van Jezus hierover.

Zijn antwoord? Omdat wij hardnekkig van moment op moment blijven kiezen voor afscheiding en ons daar niet bewust van zijn. We leven helemaal niet in een rottige wereld waar we veel te leren hebben. Wij, als Zoon van God, hebben deze wereld gemaakt met een heel groot hoofddoel: narigheid ervaren en onszelf zodoende overtuigen van het “feit” dat we een afgescheiden slachtoffer zijn van iets wat groter is dan wijzelf. En vervolgens projecteren we onze eigen nepstrijd: tegen God, tegen onze ouders, onze opvoeding, onze medestudenten, die andere politieke partij, die domme mensen die niet aan het klimaat denken, de vleeseters en ons favoriete doelwit: ons zelf. Overal hebben we wat op aan te merken en niets voldoet aan onze wensen. Ik voel me nu niet goed en als ik eerst maar dit of dat bereik dan zal het beter gaan. Maar weet je hoe je je nu voelt en in welke situatie je je nu bevindt? In exact de gemoedstoestand en situatie die jij als waarheid wilt ervaren. En wat roepen we dan gewoonlijk? “Oh, wat stom, het is mijn eigen schuld. Wat is dat ego toch hardnekkig!”. Niks ego. Geen nieuwe duistere kracht bedenken waartegen jij nu weer eindeloos te strijden zou hebben. Jij, als Zoon van God, speelt het spel van afscheiding door materiaal te projecteren wat je kunt veroordelen. Je wilt vechten om het gevoel van een strijder te ervaren. Het maakt niet uit welk type strijder je wilt zijn. De dappere strijder die vooruitgang boekt, de rustige strijder die elke dag een paar klappen uitdeelt, de gefrustreerde strijder die jarenlang gestreden heeft, de verslagen strijder of zelfs de overwinnaar die anderen tips gaat geven hoe ze het beste kunnen vechten. Het is veel van hetzelfde. Er is geen strijd anders dan de strijd in je eigen denkgeest die je verkiest te geloven.

Het helpt om de antenne voor slachtofferschap gevoeliger te laten worden en het slachtoffergevoel snel te zien en te doorvoelen als manier die jij als Zoon van God kiest om het spel van afgescheidenheid te spelen. Natuurlijk kan het helpen om, zoals bijvoorbeeld Diederick Wolsak adviseert, terug te gaan naar een vroege herinnering. Echter niet om een oorzaak of schuldige te vinden maar om zo helder mogelijk jouw favoriete slachtoffer-projectie duidelijk te krijgen om hier met het licht van liefde naar te kijken. Voor jou was jouw opvoeding de ideale manier om oude programmeringen die je koesterde te activeren en op te laten lossen in liefde. Weiger 100% om ergens schuld of oorzaak te zien en geef jezelf 100% macht als Zoon van God om het spel van afscheiding gekozen te hebben en te kiezen. Alleen dan, bij het opgeven van elk spoortje slachtofferschap, kan het patroon uitdoven en het einde van de zogenaamde reis zichtbaar worden. Elk gevoel van hopeloosheid is een indicator dat jij, als Zoon van God, nog meer wenst te spelen. Je wilt nog wat langer de gefrustreerde strijder zijn. Maar je vecht tegen schimmen en frustreert jezelf om zo een ikje overeind te kunnen houden dat denkbeeldige tijd nodig zou hebben om een overwinnaar-ikje te worden. Vanuit ons kleine denken snappen we het niet maar het kan helpen om bij het doorgaan van de zogenaamde strijd een klein zaadje te planten. Een kleine bereidheid om de volgende gedachte te laten groeien: “Hé, kennelijk wil ik als Zoon van God nog wat meer afgescheidenheid ervaren. Ik ben hierdoor niet schuldig. Maar als ik er echt genoeg van heb dan hef ik het geloof in mijn strijd op. Ik ben al liefde en ik kan me richten op een echte kracht die de wolken van de illusie uit mijn denkgeest zal blazen. Een kracht die ik reeds ben“

WB 47: God is de kracht waarop ik vertrouw.

Wonderlijker dan je denkt

ik snap het niet

Zonder dat we het beseffen vervormen we alle boodschappen die de Cursus ons geeft door deze vanuit geloof in afgescheidenheid te bezien en overdenken. Ik noem dit graag onze blinde vlek. Het is de grondovertuiging dat we een ongelukkig afgescheiden zelf zijn dat middels de Cursus gelukkiger kan worden. De Cursus probeert dit te voorkomen door verschillende woorden te gebruiken voor ego-begrippen en voor de Cursus-boodschap. Of ze legt uitvoerig uit op welke nieuwe manier wij een woord dienen te bezien. Neem als voorbeeld de term “vergeven”. Als we vanuit geloof in afscheiding denken aan vergeven, dan is er iemand fout geweest en er is iemand die besluit om deze fout door de vingers te zien. Jezus legt uit dat er nooit een schuldig afgescheiden persoon heeft bestaan en dat vergeven neerkomt op het niet aanrekenen van ongerechtigheid die niet gebeurd is. In feite vergeven we altijd ons eigen onzinnige oordeel waarmee we een vijandige wereld willen projecteren zodat we onszelf lekker afgescheiden kunnen wanen.

Vandaag gaat les 45 over “denken”. Vanuit ons geloof in afscheiding snappen we wel dat we de boel niet helemaal goed begrijpen en dat er iets van correctie nodig is. Hetzelfde geldt voor onze manier van zien. Die zou ook niet helemaal kloppen en wat bijstelling behoeven. Maar ons zien is niet een wat beperkte visie. Ons denken heeft niets te maken met de werkelijke gedachten van God. Ons waarnemen is geen Zien. Ons weten is geen Kennis. Ons zelf is geen Zelf. Ga zo maar door. We praten niet over kwantitatieve verschillen, zo van: als we er een beetje aan schaven dan zitten we aardig op de goede weg. Dat schaven vinden we heerlijk om te doen. We voelen ons bijvoorbeeld een ongelukkig en afgescheiden zelf en willen positievere ervaringen. Zodra we ons wat gelukkiger voelen menen we dat we er zijn en als we niet oppassen geven we voordat we het doorhebben workshops om anderen te leren “hoe ze gelukkiger kunnen worden en hun diepste wensen uit kunnen laten komen”, met de Cursus in ons hand.

En jawel; we mogen gelukkige studenten zijn en blijdschap ervaren. En nee, een overhaast menen dat “jij” er nu bent en “anderen” wel eens zal uitleggen hoe ze ook zo happy kunnen worden is niet fout noch zondig. Maar zowel een zelfje dat zich somber voelt als een zelfje dat dol is op zichzelf kunnen zelfjes blijven die menen dat ze er nog niet- of juist wél zijn maar allebei nog totaal gevangen zijn in de illusie van afscheiding. Binnen de droom is het heerlijk om te kiezen voor een fijne droom boven een nachtmerrie maar met ontwaken heeft het niets van doen.

De Cursus gaat niet over het oppoetsen van de oude ego-werkelijkheid. Wij willen een sprookje dat eindigt met “en hij of zij leefde nog lang en gelukkig”. De Cursus komt met een ander verhaal. Ze leert ons dat wat wij “leven” noemen neerkomt op het geloven in de werkelijkheid van een afgescheiden lichaam dat een tijdje rondwandelt in een illusoire wereld. Totaal schuldeloos, wat we ook verkiezen te dromen, maar nog steeds “dromen”. Ons “kijken” gaat uit van de echtheid van wat we menen te zien. Visie gaat over het doorzien van de illusie van een ikje dat kijkt. Ons weten en begrijpen gaat over het op een rijtje proberen te krijgen van concrete concepten. Kennis gaat over het doorzien van de waarde(loosheid) van ons kleine denken, het vergeven ervan en de ervaring van vrede en eenheid. Als we menen dat we er wel zo’n beetje zijn kunnen we zelfgenoegzaam worden. Hoe anders is de houding die de Cursus ons in alinea 8 van de werkboekles van vandaag aanreikt:

  1. Op deze Grondslag nu zijn de oefeningen voor vandaag gericht. 2Hier is jouw denkgeest verenigd met de Denkgeest van God. 3Hier zijn jouw gedachten een met de Zijne. 4Voor dit soort oefening is maar één ding nodig: benader het zoals je een altaar benaderen zou dat in de Hemel aan God de Vader en God de Zoon is gewijd. 5Want zodanig is de plaats die jij probeert te bereiken. 6Je zult waarschijnlijk nog niet in staat zijn te beseffen hoe hoog jij tracht te reiken. 7Maar zelfs met het kleine beetje inzicht dat je al verworven hebt, zou je in staat moeten zijn jezelf voor te houden dat dit geen loos spel is, maar een oefening in heiligheid en een poging het Koninkrijk der Hemelen te bereiken.

 Voel je de tederheid van deze oproep? Jezus, onze broeder met wie we één zijn in Christus, zegt heel zacht: “lief kind, denk niet dat je het allemaal wel weet. Je hebt misschien een glimpje opgevangen en daar mag je blij mee zijn. Maar blijf je openen in diepe verwondering. Open je voor de onschuld en vrede die alle verstand te boven gaat. Je bent me zo dierbaar.

Ik maak me druk over..

boze voetbalsupporter

Gisteren keek ik naar de samenvattingen van de voetbalwedstrijden uit de eredivisie. De camera zoomde in op een supporter die met boze grimas en gebalde vuist zijn ongenoegen ergens over kenbaar maakte. Op zijn schoot zat een schattig roodharig ventje van een jaar of acht die net als, naar ik vermoed, zijn vader zijn vuistje balde en boos joelde. Ik dacht na over de belangen in het voetbal. Het is op professioneel niveau allang niet meer een spelletje waar 2×11 mannen plezier aan beleven. Het gaat om winnen, prestige en uiteindelijk om grote financiële belangen. Het is wat goedkoop om badinerend over voetbal te praten en de fans uit te lachen die zich boos maken als het een mannetje niet luk een bal in een netje te schoppen. Het klopt; zij nemen het spel te serieus en vergeten om te lachen. Maar dit klinkt akelig bekend.

Ik ging bij mezelf eens na wat ik momenteel serieus neem. Eerst komen dan zogenaamd grote kwesties in beeld zoals onzekerheid over financiële kwesties. Maar vanmorgen probeerde ik mijn tegoedbon (2,50 euro) die ik gekregen heb Bol.com te incasseren door een e-boekje te kopen. Dit lukte niet, ik bespaar u de details. Gelukkig kan je 24/7 terecht bij de chat-helpdesk en zo lag ik vanuit mijn bed m’n uiterste best te doen om het probleem te fiksen. Ik merk dat ik dan wat dwangmatig word: het moet opgelost worden en wel nu. Achteraf voelt het of je ongemerkt een fuik in zwemt waarbij het bewustzijn zich vernauwt tot die ene kwestie die vervolgens een overdreven groot belang krijgt.

Toen ik nog werkte verbaasde ik me soms over mijn gepensioneerde vader die zich druk kon maken over, in mijn ogen, niks. Bijvoorbeeld de buren die iets onbenulligs hadden gedaan waar hij zich aan ergerde. Hij had helemaal geen hekel aan de buren en was de eerste die klaar stond om te helpen toen de buurman ziek was. Maar toch, die gekke neiging van ons om ons druk te maken. Wij maken hierbij onderscheid tussen grote en kleine dingen. We lachen om mensen die zich druk maken over een voetbalwedstrijd, het incasseren van een tegoedbonnetje of de plek waar de buurman zijn vuilnisbak zet. We hebben begrip voor mensen die maar blijven malen over een echtscheiding, dreigend ontslag of over ziekte van zichzelf of een dierbare.

In alle gevallen is er sprake van angst en boosheid omdat iets niet loopt op de manier die wij willen. We voelen ons dan slachtoffer van een situatie waar we, volgens ons, niet om gevraagd hebben. De Cursus maakt geen onderscheid tussen kleine en grote kwesties. Jezus wijst ons erop dat het serieus nemen van de illusie is waarvoor wij willen kiezen. We hebben er namelijk een doel mee. We willen ons bang en boos lmaken opdat we ons afgescheiden kunnen voelen en op die manier de illusie van afgescheidenheid overeind kunnen houden. Hoe raar is dat? Je hoeft dit niet te geloven want je kunt het eenvoudig checken door te voelen wat het met je doet als je een situatie niet accepteert zoals deze is en fanatiek een betere situatie najaagt. Je voelt dan de kramp en afscheiding plaatsvinden en je meent op grond hiervan dat je inderdaad een ikje bent dat in narigheid verkeert.

Dan is er telkens weer die keuze. Blijf je hangen in je obsessie en koester je je angst en boosheid of ben je bereid de liefde uit te nodigen en de zachtheid te ervaren. Of, zoals de Cursus het zegt, wil je gelijk hebben of vrede ervaren? Het ego protesteert: ”ja maar, ja maar”. Moet ik dan alles maar goed vinden? Wordt het leven dan niet één vlakke bedoening? Maar zo is het niet. De kwestie is niet dat je niet handelend op zou mogen te treden in de droomwereld. De vraag is wat je bron is en daarmee wat je doel is. Is je bron je ego en je doel om jezelf afgescheiden te wanen? Oordeel dan gerust verder en je zal oogsten wat je zaait. Is je bron de Liefde (Vader, Jezus, Heilige Geest, Zelf)? Dan is je middel vergeving en het laten stromen van liefde en het doel is vrede en eenheid ervaren. Dat kan eng en haast ongepast voelen maar als je ervan geproefd hebt krijg je de smaak te pakken en wordt dit de kant die je op wilt. Terug naar huis, de herinnering, naar de vrede, naar de liefde.

Die keuze heb je altijd, bij elke kwestie die als leermoment op je pad komt. De bron van liefde is altijd beschikbaar om uit te drinken. Je hoeft er maar om te vragen en bereid te zijn je te laten corrigeren in je vergissing. Je hebt alles wat je ziet de betekenis gegeven die het voor je heeft om het spel van afscheiding te spelen. Nu kun je je oordeel overgeven en Zijn betekenis laten schrijven op de wereld. Je zult versteld staan.

WB 42: God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk.

Over Nederlandse klimaatdoelen, schuld en verantwoordelijkheid.

pieter geenen milieu

In een groepsgesprek met ECIW-studenten sprak een lieve zuster haar verbazing uit over de complexiteit en enormiteit van de problemen die ons in de wereld lijken te omringen. “Ik kan me nauwelijks voorstellen dat ik zoiets ingewikkelds zelf gemaakt (geprojecteerd) heb”, zei ze verwonderd. Een andere deelnemer antwoordde met wijze woorden die echter makkelijk foutief begrepen kunnen worden. Ze zei: “dat is ook niet jouw projectie maar een collectieve projectie die je ziet”. De vraagsteller leek opgelucht.

Dit brengt me op twee klassieke valkuilen waar we in kunnen trappen:

  1. Als alle ellende mijn eigen projectie betreft dan ben ik hier dus zelf schuldig aan.
  2. Als ik last heb van een collectieve projectie dan kan ik daar zelf niks aan doen.

Het lastige bij dit soort leuke gesprekken is dat we direct gaan denken om een oplossing te vinden die logisch klinkt. Maar de “we” die uit de startblokken schiet is reeds onderdeel van de illusie en gebruikt een instrument (denken) dat bedoeld is om de illusie te versterken door de ondeelbare werkelijkheid te zien als de optelsom van ontelbare fragmenten. Anders gezegd: ons denken is gebaseerd op de dualiteit. Terug naar de valkuilen. Bij de eerste valkuil (ik heb alle ellende zelf gemaakt en ben schuldig) menen we dat wij als afgescheiden ikje de macht zouden hebben een complexe wereld te maken. Terecht sprak de vraagsteller hier haar twijfel over uit. Ik, in mijn identificatie als Simon, zou lijden aan grootheidswaanzin als ik zou denken dat ik het universum in mijn hand zou hebben. Dan gaat ons denken puzzelen. Als we nu eens de projecties van 7 miljard mensjes (fragmenten) bij elkaar optellen. Hebben we dan een verklaring voor alles wat we om ons heen menen te zien? Het verdunt wel heerlijk onze schuld: er zijn nu 7 miljard minus 1 andere daders en in feite ben ik dus helemaal het slachtoffer van projecties van al die oenen bij elkaar. Gelukkig, nu hoef ik me niet langer schuldig te voelen. De overmacht aan negatieve projecties is simpelweg te groot en overweldigend.

Dit gesprekje kwam in mijn gedachten toen ik vanmorgen in de Trouw stukjes las over de klimaat discussie (Zie afbeelding door Pieter Geenen, Trouw 6 feb 2019). Moeten we als Nederlanders ons wel aangesproken voelen als het de verontreiniging van onze planeet betreft? Ons bijdrage is maar 0,0003% of zo dus zijn we 99,9997% onschuldig. Moeten wij ons dan aangesproken voelen voor de ellende die China, Amerika, Rusland, India en andere viezeriken veroorzaken? Moeten wij dan als braafste jongetje van de klas pijnlijden (gestraft worden, economische offers brengen) voor wat die anderen gedaan hebben? Dan zijn we slachtoffer van de wereld die we zien. Wij willen de straf hiervoor niet dragen!

Uit deze discussie kom je niet via ons gebruikelijke ego-manier van denken die uitgaat van afgescheidenheid. Het helpt ook niet om met de Cursus in ons had te zoeken naar pasklare gedragsregels. Merk dat je misschien nu verwacht of hoopt te horen dat we als Nederland het voortouw moeten nemen en onze verantwoordelijkheid moeten pakken zelfs als het ons pijn doet. Dan moeten we maar de milieumartelaar van de wereld worden.

Dat is echter niet de kwestie. Afgescheiden Simon is niet degene die het universum heeft gemaakt en afgescheiden Nederland is niet het land dat de wereld tot een afvalberg dreigt te maken. Hetzelfde geldt voor alle bewoners en alle landen op de wereld. Het probleem betreft de ziekte in die ene denkgeest. Daar is het malle idee van afscheiding ontstaan. Wij zijn als Zoon van God oneindig machtig en oneindig veel intelligenter dan de som van alle mensjes die geloven in afscheiding. Als Zoon van God delen we de scheppingskracht van onze Vader en kan er zelfs in de materie een universum geprojecteerd worden dat de oneindige intelligentie weerspiegelt. Dit staat in geen verhouding tot wat wij als afgescheiden mensje kunnen bedenken en maken. Deze intelligentie, die we bijvoorbeeld in de natuur weerspiegeld zien, toont iets van de grootsheid van de schepping.

In deze denkgeest wordt het idee van afscheiding gekoesterd en wordt het ieder voor zich tussen de denkbeeldige fragmenten (mensen en landen). Nu vliegen de beschuldigingen over en weer; niet ik heb het gedaan maar jij! Maar dan het wonder van echte verantwoordelijkheid nemen. Er is maar één plek waar genezing van de denkgeest kan plaatsvinden: hier, bij mij, bij jou. Hier mag de vergissing van afscheiding naar het licht gebracht worden, Hier mag genezing van de denkgeest plaatsvinden. Van Simons denkgeestje? Zie de valkuil van het willen opknippen van de eenheid tot machteloze denkbeeldige fragmentjes. Nee, hier mag de illusie doorzien worden van de zogenaamde echtheid, macht en schuld van een afgescheiden zelf. Hier mag genezing door liefde plaatsvinden zodat deze liefde de bron mag worden en onze neutrale lichamen niet misbruikt worden voor graaien, aanvallen en beschuldigen maar voor het zichtbaar maken van de liefde die ons draagt.

Dus laten we blij zijn met iedere uiting van verbondenheid. Laten we blij zijn met het groeiend besef in Nederland en in de wereld van onze gemeenschappelijke bron in de droom: een gezonde aarde. Laat dit een begin zijn van het besef van verbondenheid in de denkgeest. Laten we elkaar niet de maat nemen maar de economische argumenten herkennen als angst en daar dus liefdevol en niet laatdunkend op reageren. Laten we blij zijn met het ontluikend eenheidsbesef van onze jeugd zelfs als hun argumenten ook wat gekleurd zijn door een lekker dagje vrij van school.

Laten we niet het milieu proberen te redden door elkaar de tent uit te vechten maar laten we ontdekken dat een groeiend besef van verbondenheid en liefde voor elkaar als vrucht een beter milieu en een gelukkigere droom met zich mee zal brengen. Genezing vindt plaats in die ene denkgeest. Graag nodig ik je uit om hoofdstuk 12 uit het Handboek voor leraren te lezen. Hier alvast de eerste alinea:

  1. HOE VEEL LERAREN VAN GOD ZIJN ER NODIG OM DE WERELD TE REDDEN?

 Het antwoord op deze vraag is: één. 2Eén geheel volmaakte leraar, wiens leerproces voltooid is, volstaat. 3Deze ene, geheiligd en verlost, wordt het Zelf dat Gods Zoon is. 4Hij die altijd al totaal geest was, ziet zichzelf nu niet langer als een lichaam of zelfs maar als in een lichaam. 5Daardoor is hij onbegrensd. 6En omdat hij onbegrensd is, zijn zijn gedachten voor eeuwig en altijd verenigd met die van God. 7Zijn waarneming van zichzelf is op Gods Oordeel gebaseerd, niet op dat van hemzelf. 8Zo deelt hij de Wil van God, en brengt hij Diens Gedachten naar denkgeesten die nog steeds in waan verkeren. 9Hij is voor eeuwig één, want hij is zoals God hem schiep. 10Hij heeft  Christus aanvaard, en hij is verlost.

Als er maar niks met m’n kind gebeurt!

vaderendochterMet de Cursus in ons hand leren we stapje voor stapje dat ons zelf niet bedreigd kan worden. Dit is al een hele klus. We moeten leren dat anderen ons niet aan kunnen vallen. Hetzelfde geldt voor financiële problemen, ziekte en uiteindelijk zelfs de dood. Het kan lijken dat we hier flinke stappen in zetten en dat geloof blijft vooral fier overeind als er niet zoveel aan de hand is. Met mooi weer, in goede gezondheid en met een beetje geld op de bank kunnen we alle bedreigingen af doen als illusoir. Het wordt lastiger als de problemen ons boven het hoofd lijken te groeien en als we ervaren dat we de situatie echt niet meer kunnen controleren. Acht jaar geleden kreeg ik grote epileptische aanvallen en bleek er een tumor in m’n hersenen te zitten. Het “ik ben niet dit lichaam” klinkt dan fantastisch maar op zo’n moment staat Hein met de zeis glimlachend naar je theorietje te kijken en ervaar je doodsangst. Gelukkig was het gezwel goedaardig en dan zeggen we dat het goed is afgelopen; ofwel m’n lichaam kon nog wat jaartjes mee.

Een andere angst, die vermoedelijk elke ouder herkent, betreft de gezondheid en het welbevinden van je kinderen. Natuurlijk leef je ook mee met je partner, als je die hebt. Vanmorgen moest m’n vrouw bijvoorbeeld op pad met een buitenlandse collega in haar auto door de sneeuw. Dat vindt ze spannend, weet ik, en ik lig me plaatsvervangend zorgen te maken, kijk op sneeuwradar en geef haar goedbedoeld maar waarschijnlijk overbodig advies. Maar dan je kinderen. Vorig jaar moest mijn oudste dochter een grote operatie ondergaan. Je houd je flink maar als je je kind in zo’n ziekenhuisbed ziet liggen moet je stevig slikken. Of m’n middelste dochter die als student naar Cambodja gaat en dan opgewekt vertelt hoe ze met een vriendin en twee aardige mannen op brommertjes een tocht door de bergen heeft gemaakt. Wie zijn die gozers? Wat had er wel niet kunnen gebeuren en hoe kan ik als er iets gebeurt haar nog helpen zo ver van hier? Maar ook zogenaamd kleine zaken. Vannacht zag ik om één uur nog het licht branden op de kamer van m’n jongste. Een paar uurtjes slaap. Dat vermoeide koppie vanmorgen, de opdracht voor Nederlands is nog niet af en dan zie ik haar op haar fietsje vertrekken om 7km naar school te gaan glibberen door de sneeuw. Vorig jaar was ze hard gevallen.

Het sleutelwoord voor het ego in al m’n voorbeelden is “machteloosheid”. Zolang het allemaal nog redelijk goed gaat of als we menen tenminste nog enige controle te hebben gaat het nog. Maar bij vermeende totale machteloosheid worden we getroffen door ons eigen geloof in slachtofferschap. We voelen ons slachtoffer van omstandigheden waar we niet om gevraagd hebben (zie les 31 van gisteren). Met angstige ogen zie ik drie kwetsbare dochters die gevaar lopen en waar ik niks voor kan doen. Mijn geloof in afscheiding viert hoogtij. Dít is waar het ego me precies wil hebben; Simon voelt zich een machteloos slachtoffer van de wereld die hij meent te zien.

Vandaag les 32: Ik heb de wereld die ik zie bedacht. Even voelt het ego nattigheid maar het is zo slim. Het beweert nu dat ik dezelfde truc moet uithalen die enigszins werkt als ik naar ellende op het journaal kijk. Het adviseert me om zo hard mogelijk te roepen dat alles een droom is, dat er geen anderen bestaan. En m’n eigen dochters? Nu geen onderscheid maken, roept het ego wreed, die bestaan ook niet! Het gaat om jouw perceptie Simon, jouw innerlijke vrede! Zweef maar lekker weg van het slagveld. Maar wat gebeurt er volgens deze ego 2.0 aanpak? Het probeert me te verleiden tot een versie van ego-onkwetsbaarheid en geloof in een geïsoleerd zelf dat niet bedreigd kan worden. Het toppunt van dualiteit, arrogantie en miskennen van onze ware identiteit als liefde. Dus NEE!!!! Niet mezelf willen afschermen van angst en pijn en me terugtrekken in een bunker hoog op de berg. Opnieuw kijken, met Zijn blik.

Weer kijk ik naar mijn dochters en naar hun vermeende kwetsbaarheid. Ik wend me niet af van mijn angst maar ga er naar toe tot ik de pijn in mijn hart voel. Laat die rauwheid er maar zijn en ik merk dat ik hierin mijn eigen kwetsbaarheid en machteloosheid ervaar. Maar dan neem ik geen afstand maar nodig ik de Heilige Geest uit of vraag ik Jezus om zijn arm om me heen te slaan en samen met mij te kijken. Dan kom ik steeds dichter bij en vindt er verbinding plaats vanuit mijn hart met hun hart. Ik voel liefde stromen en er is een zo teder contact waarin ik hun hand pak en lach door mijn tranen heen. Geen afstand maar een onverbrekelijke band, een heilig ogenblik. Met deze blik wil ik kijken, niet alleen naar mijn partner, dochter en dierbaren maar naar alles en iedereen. En zo neem ik een voorschot op de lessen van morgen en overmorgen.

Er is een andere manier om naar de wereld te kijken (33) en ik zou in plaats hiervan vrede kunnen zien (34). We worden gedragen door de liefde van God. Dankbaar.