Onze houding tegenover klachten in het lichaam: enkele gedachten

De Cursus leert ons dat wij niet zijn overgeleverd aan lichamelijke klachten die ons zo vaak lijken te teisteren. Deze klachten houden ons een spiegel voor. Ze zijn het effect van een oorzaak waarvan we ons niet bewust zijn. De oorzaak is dat we, bewust maar meestal onbewust, geloven dat we ons afgescheiden hebben van de eenheid, van God. Hoe kunnen we de zogenaamde echtheid van deze illusie bewijzen? Hoe kunnen we, anders gezegd, voor onszelf bewijzen dat we afgescheiden wezentjes zijn (“zondig” zijn) in tijd en ruimte met zogenaamd echte grenzen? Dat doen we door schendingen van die grenzen, van onze lichamelijke en psychische integriteit, pijnlijk te laten zijn. Het ultieme “bewijs” is dat we het lichaam sterfelijk hebben gemaakt: het wordt daarbij ouder in de tijd en raakt in verval. Jezus wijst ons op nog een reden waarom lichamelijkheid zo dikwijls als pijnlijk wordt ervaren. Door ons geloof in zonde (=afscheiding) menen we dat we schuldig zijn. Het heeft mij jaren ECIW-studie gekost om hier wat “feeling” mee te krijgen. Uiteindelijk zag ik steeds helderder hoe diep en wijdverbreid schuldgevoelens zijn in de denkgeest. Willem Glaudemans beschreef het illustratief: “Of ik nu naar voren, naar achteren, naar links of naar rechts ga: ik voel me schuldig”. En wat meent iemand die schuldig is te verdienen? Inderdaad: straf! En die straf neemt allerlei vormen aan. Van pech, tot ongelukken, van ziekte tot uiteindelijk de dood.

De Cursus vraagt ons om te overwegen om lichamelijke klachten te zien als gevolg van vergissingen in de denkgeest. Als gevolg en niet als oorzaak. Als je dit zo leest kun je opmerken dat het ego er als de kippen bij is om te roepen dat alle ellende dus je eigen “schuld” is. Hoe hardnekkig is toch onze neiging om een schuldige te willen vinden. Probeer de oorzaak liever te zien als een grotendeels onbewuste vergissing waarvan jij je bewust kan worden. Bewustwording van de vergissing opent de deur naar het binnenlaten van genezing waar deze nodig is; namelijk in de denkgeest.

We moeten zorgvuldig zijn in onze reactie op lichamelijke klachten bij onszelf of bij anderen. Jezelf beschuldigen van het veroorzaken van eigen leed of, haast nog schrijnender, een ander beschuldigen van “eigen schuld” is dus niet de weg. Wat is dan wel een liefdevolle houding? Met “ontkenning” dienen we voorzichtig te zijn. We dienen niet de lichamelijke klachten te ontkennen, weg te lachen of te bagatelliseren. De Cursus vertelt ons dat we daarmee de macht van onze denkgeest ontkennen. Wij zijn als Zonen van God zo machtig dat we de hele illusie van afgescheidenheid hebben kunnen projecteren, inclusief alle pijn en conflict die daarmee gepaard gaan. We mogen wel degelijk bewogen zijn als we bij onszelf en bij anderen het bijgeloof in de denkgeest via lichamelijke klachten waarnemen. Daar, in de denkgeest, zit de ziekte; we zijn vergeten dat we eeuwige, onkwetsbare liefde zijn. Zeker richting onze broeders en zusters helpt het niet echt, en dit is zacht uitgerukt, om de bovenstaande metafysica als bittere pil voor te lezen. Het ware geneesmiddel is liefde. Deze liefde mogen we aanbieden en daarbij mogen we ons lichaam als communicatiekanaal gebruiken. En dit medicijn, de liefde, heeft een heerlijke bijwerking: geven en ontvangen zijn in waarheid één. Door die ander (en jezelf) te zien als perfecte broeder, door liefde te laten stromen door deze gewoon te uiten zoals de Heilige Geest (Jezus, je Zelf) je ingeeft, geneest iedereen.

En laten we tenslotte pijn en ziekte niet los zien van de rest van ons droomleven. Waar we gewoonlijk niet zo bij stilstaan is dat alle geloof in behoeften, niet slechts de behoefte aan een gezond en pijnvrij lichaam, illusies zijn. Denk je echt dat je leven afhangt van warme kleren en een dak boven je hoofd? Ten diepste is dit net zo illusoir als geloof in ziekte. Vergeet niet dat ons hele geloof in kwetsbaarheid en sterfelijkheid één grote illusie is. Dit brengt me bij wellicht het beste “advies” dat te geven is. Laten we ervoor kiezen om ons eigen lichamelijke leed en dat van anderen te benaderen vanuit ons hart en niet vanuit ons hoofd. Als alle leed en alle illusie voortkomt uit het feit dat wij en anderen vergeten zijn dat we liefde zijn dan is het duidelijk dat deze zelfde liefde het antwoord is. Maar totdat wij van denkgeest tot denkgeest met elkaar kunnen communiceren (ik kan het niet minder duaal zeggen) dienen we deze liefde te uiten in de vorm, juist om onszelf en anderen te verheffen tot voorbij identificatie met deze vorm. Dus voorlopig geven we warme kleding, een onderkomen, pillen en vaccins aan eenieder die meent deze zaken nog nodig te hebben. En voor wie geldt dat nu niet? Ik hoop dat als ik lijd aan vergeetachtigheid dat ik een Cursus-broeder of zuster ontmoet die praktisch handen en voeten geeft aan zijn of haar liefde voor mij, arme vergeetachtige ziel.

Advertentie