Angst voor verbondenheid

image

Tijdens m’n vakantie op Corfu loop ik allemaal nieuwe mensen tegen het lijf. Tijdens de reis, in de eetzaal, in het zwembad en in de winkeltjes. Ik vind het zo gewoon dat er over iedereen die ik ontmoet vrijwel ogenblikkelijk een mening naar boven borrelt. Het lijkt half bewust en automatisch te gebeuren. ‘Wat schreeuwen die Russen toch, ongelofelijk dat die dikke Engelsen nu al weer aan het bier zitten, wat gaat dat rare stel toch vreemd met hun kindje om etc’. Op een gegeven moment krijg ik wat zicht op de commentator in m’n hoofd en natuurlijk weet ik ondertussen ook wel dat ik stevig bezig ben met (ver)oordelen van broeders en zusters. Omdat ik weet dat dit niet handig is, duw ik de oordelen beschaamd van me af. Ik wil dit niet. Maar het is alsof ik een voetbal onder water probeer te houden. Het kost moeite en als ik even niet oplet gaat m’n keurmeester weer verder waar hij gebleven was.

De schaamte neemt nog verder toe als ik, zo eerlijk als ik kan, moet toegeven dat ik me wat verheven voel boven al die drukte. Verheven boven al dit oppervlakkige gedoe. Deze hoogmoed past me toch totaal niet? En toch is deze eerlijkheid nodig. Niet om mezelf te beschuldigen maar om oog te krijgen hoe het ego werkt. Want wat is het effect van al dit projecteren, oordelen en aanvallen? Het effect is dat er een gevoel van speciaalheid en afgescheidenheid optreedt. En nu wordt de Cursus pijnlijk precies. IK heb besloten om dit te doen juist met het doel om me afgescheiden te voelen van de eenheid. De ‘speciaalheid’ die ik zo creëer vormt de basis voor een stevig ik-gevoel. Want wie ben ik zonder al deze oordelen over mijn naasten? Er komt een eng en open gevoel omhoog. Het is een dubbel gevoel. Het voelt open, fijn en vredig maar het geeft ook een licht gevoel van angst. Wat een raar verband. Ik veroordeel uit angst. Angst dat wanneer ik stop met oordelen van mijn broeders er iets van mijn eigenheid verloren gaat. En dat gebeurt in feite ook. Het ego wordt in m’n beleving minder vast.

Ik wend me tot Hem. Kijk Heer naar mijn angst voor Liefde die ik wegduw door me speciaal te willen voelen en te verheffen boven anderen. Wilt U samen met me kijken naar mijn broeders op Uw manier? Met een open hart en onbevangen blik? Er komt een klein stroompje op gang. Een stroompje liefde van Hem door mij heen naar mijn broeders. Een stroompje dat altijd al wilde stromen maar werd tegengehouden door mijn keuze voor ik-versus-de-rest. Hoe wonderlijk. Ik zie nu onze verbondenheid. Wat ik zie als hun drukke en rare gedoe, herken ik als dat van mijzelf. Overal zie ik hetzelfde gebeuren. Mildheid komt op in bewustzijn. Moeiteloos. Bewogenheid voor iedereen die ik tegenkom. Het is spannend en nieuw. Maar zo mooi en zo echt.

T3VI Je hebt geen idee van de geweldige bevrijding en de diepe vrede die ontstaan wanneer jij jezelf en je broeders totaal zonder oordeel tegemoet treedt. 2Wanneer je inziet wat jij bent en wat jouw broeders zijn, zul je beseffen dat het geen betekenis heeft hen op wat voor manier ook te oordelen. 3In feite gaat hun betekenis voor jou verloren juist doordat je hen oordeelt. 4Alle onzekerheid komt voort uit de overtuiging dat jij tot oordelen bent genoodzaakt. 5Je hebt geen oordeel nodig om je leven op orde te brengen, en je hebt het zeker niet nodig om jezelf op orde te brengen. 6Waar kennis aanwezig is, wordt elk oordeel automatisch opgeschort, en het is dit proces waardoor inzicht de gelegenheid krijgt waarneming te vervangen.

Advertentie

Onze interne kletskous

image

We vinden het zo gewoon; dat stemmetje in ons hoofd. Onze persoonlijke keurmeester. Deze babbelaar is ons uitgangspunt, de commentator van ons leven die we blindelings vertrouwen en wiens positie we heel vanzelfsprekend vinden. Deze keurmeester begeleidt ons van ’s ochtends vroeg tot het moment dat we de ogen ’s avonds sluiten.

Wat heeft deze kletskous allemaal te melden? Natuurlijk al die standaard dingetjes die we als studenten van de Cursus met iedereen in de illusoire wereld delen. Dit vind ik leuk, dit niet, hiervan wil ik meer en dit moet ophouden. Op zich is dit niet fout en het is ook wel praktisch als we het leuker vinden om over te steken als de weg vrij is dan wanneer er een vrachtauto aankomt. Maar mijn babbelaar begint de dag ook door te zeggen: ‘ik voel me beperkt en gevangen, dat is mijn ego en hier wil ik van af’. Ook dit is niet inherent fout en kan aanleiding zijn voor twee reacties.

1: ‘Ik’ heb niks door en denk dat het nu eenmaal zo hoort. Dezelfde IK gaat vervolgens zijn best doen om van het ik-gevoel af te komen. Ondertussen kijkt deze rijdende rechter mee of het allemaal volgens plan verloopt? Nee, ik voel me nog niet goed of ‘hoi, ik voel me wat verlichter’.

2: Meestal nadat ik een tijdje reactie 1 vertoond heb: ‘Oké, ik voel me enorm afgescheiden en zie dat mijn worsteling gaat beginnen om hiervan af te komen. Hoe gek het ook klinkt, het ego is hier dol op en ik voel ook dat dit gevecht mijn ego alleen maar sterker maakt. Hoewel ik dit zie kan IK er niet mee stoppen. Ik ben er op een rare manier aan verslaafd en bang om het los te laten. Bang voor d liefde. ‘Heer, hier ben ik weer met mijn gespartel ik ben als een hondje dat zijn eigen staart achterna rent. Ik ben moe, ik weet het niet meer. Alles wat ik meen te zien, voelen en denken lijkt me verder van huis te brengen. Heer, zie mij aan en zegen mij. Heer, ik verlang naar Uw liefde. Wachten, overgave, vertrouwen, wat er ook (niet) lijkt te gebeuren. Dank U Heer.’

En dan vertrouw ik Hem. Natuurlijk spartel ik vlak hierna weer volgens scenario 1 maar ik vertrouw op zijn engelen geduld. Ontelbaar vaak mag ik weer kiezen voor 2 en weten dat Hij trouw en liefdevol is. Telkens kies ik ervoor om door Zijn ogen te kijken en niet de mijne.

WB151: Alle dingen zijn een weerklank van de Stem namens God

Altijd die rot angst!

image

Ik houd niet van angst. Ik vind het een rot gevoel en wil er zo snel mogelijk vanaf. Angst voor lichamelijk ongemak, angst voor wat er allemaal fout kan gaan en uiteindelijk de angst voor de dood. Die angst heeft bij mij vaak de vorm van me zorgen maken over wat er allemaal fout kan gaan. Je zou zeggen dat ik ondertussen wel geleerd zou moeten hebben dat het gewoonlijk wel weer losloopt en dat ik me dus niet zo druk zou hoeven te maken. Natuurlijk zeg ik dat ook met regelmaat tegen mezelf. Het lijkt dan even te helpen maar als het puntje dichter bij het paaltje komt dan zit ik toch te piekeren.

Ik vind dat Jezus hier een rol zou kunnen spelen. Angst speelt in de Cursus een hoofdrol dus als het goed is weet Hij er wel raad mee. ‘Heer, verlos me van mijn angst’, bid ik dan. ‘Ik wil niet langer bang zijn, neem toch dit nare gevoel weg van me’. Dit kalmeert me wel iets, maar helemaal vertrouwen doe ik het niet en eerlijk gezegd werkt het ook niet. Ik houd mezelf een beetje voor de gek door Jezus als tranquillizer te misbruiken. Wat zegt het tekstboek? Houd je vast (T2 VII 1 1-7).
‘Je kunt wel blijven klagen over angst, maar desondanks volhard je erin jezelf bang te maken. 2Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden. 3Ik weet dat die niet bestaat, maar jij niet. 4Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. 5Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. 6Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus. 7Het is veel nuttiger jou eraan te herinneren dat jij je gedachten niet zorgvuldig genoeg bewaakt’ 

Pfoeii.. Dat klinkt best wel hard in eerste instantie. ‘Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden!’ Waarom niet? Het lijkt me zo fijn. Ik vertrouw Hem toch? Maar het ligt subtieler. IK besluit dat ik me afgescheiden wil voelen van de eenheid en van de liefde. IK vlucht in een geprojecteerd lichaam in een geprojecteerde wereld en IK voel me hier onbewust schuldig over en vrees op allerlei manieren dat dit denkbeeldige ikje gestraft zal worden en van alles zal overkomen. En Jezus? Jezus respecteert mijn keuze! Als ik al deze ellende wil kiezen dan houdt Hij me niet tegen. Hij forceert niets. Ik kies voor angstaanjagende illusies en als ik dit zo graag wil dan wacht Jezus geduldig en liefdevol tot ik zijn woorden uit de Cursus wil aannemen. De volgende metafoor hielp me hierbij.

Ik hang aan een rekstok en voel spanning in mijn armen, nek en schouders. De knokkels van mijn handen zijn wit en ik knijp nog harder omdat ik denk dat ik op grote hoogte boven de grond hang. Jezus staat achter mij. Hij legt me rustig en liefdevol uit dat er niets aan de hand is, dat ik kan ontspannen en dat Hij me op zal vangen. En nu komt het, want wat doet Jezus niet? Hij trekt niet met geweld aan mijn enkels om mij ‘te bevrijden’! Dat zou mijn angst vergroten, ik zou gillen en spartelen en me aangevallen voelen. Ik zie dat ik zelf volhard in mijn angst. Het is mijn keuze om deze vast te houden. Jezus kleineert deze keuze niet door me los te rukken. Hij spoort me slechts geduldig en liefdevol aan om Hem te vertrouwen. Ik voel nu zijn liefdevolle aanwezigheid onder me terwijl ik angstig naar mijn gespannen knuisten kijk en sta toe dat Zijn Liefde naar mijn angst stroomt. Ik zegen mijn angst met de liefde van Hem. En ik vertrouw en sta toe dat het wonder kan stromen. Zijn armen houden mij nu stevig vast en ik ontspan. Och Heer, dank U.

Jezus staat klaar voor ons

image

We doen ons uiterste best met van alles en nog wat. Dit geldt ook voor ons werken met de Cursus. Deze toewijding kan het gevolg zijn van onze liefde voor de waarheid en liefde die de Cursus vertegenwoordigt voor ons. Wat een zegen. Maar de toewijding krijgt ook makkelijk een zwoeg-en-zweet karakter. We spannen ons in, beoordelen de mate waarin we vorderen en zijn dan in meer of in mindere mate tevreden. We willen zo graag naar dat licht toe! We voelen dat dit de juiste weg is en doen er het liefst nog een schepje boven op.

We hoeven ons niet schuldig te voelen over deze toewijding want als we niet één of ander verlangen zouden ervaren naar God dan zouden we niet erg bereid zijn om te leren. Maar vanmorgen krijgen we een warme bemoediging van Jezus in de vorm van een mooie tekst (T2.V.4:1-2):

‘De genezer die op zijn eigen gereedheid vertrouwt, brengt zijn begrip in gevaar. Je bent volkomen veilig zolang jij je totaal niet om je eigen gereedheid bekommert, maar een niet aflatend vertrouwen houdt in die van mij. ‘

Wat een bemoediging. We zijn zo druk op zoek naar God. We denken dat we beter ons best moeten doen en harder moeten studeren. Wanneer zijn we ver genoeg hiermee? Wanneer zijn we gereed? En zoals zo vaak keert Jezus het 180 graden om. Hij zegt ons niet te vertrouwen op ons eigen vermogen, op onze eigen kracht. Als wij op Hem vertrouwen is Hij daar voor ons. Volledig gereed. Klaar om samen met ons te kijken naar onze angsten en ons te troosten en vrede te schenken. Wat een bemoediging!

WB 142: Ik dank mijn Vader voor Zijn gaven aan mij.

Ik ben een boef!

boeven-masker-voor-volwassen

In het denkbeeldige dagelijkse leven werk ik als productmanager binnen de farmaceutische industrie. Het is aardig om eens stil te staan bij het beeld wat over de farma in de media heerst. De farma-industrie zou maar op één ding uit zijn: geld verdienen over de rug van de arme premiebetaler door op slinkse wijze artsen naar haar hand te zetten.

Welke reacties roept dit bij mij op? En jawel, ik voel me aangevallen. Waarom word ik toch als boef gezien? We doen toch ook veel goeds, het is toch al sterk verbeterd, waarom krijgen uitzonderingen steeds de aandacht, hoe komen we toch uit die hoek waar de klappen vallen, waarom mag overal geld aan verdiend worden maar niet aan medicijnen, farma-medewerkers zijn toch niet wezenlijk anders dan iedereen die geld probeert te verdienen enz enz. Anders gezegd, ik krijg de neiging om me te gaan verdedigen.

De discussie kan op een oppervlakkig niveau blijven hangen waarbij argumenten heen en weer gaan tussen de twee partijen. Maar het gaat zoals altijd wat verder en dieper dan dit. Als het niet farma betreft dan wel de verzekeraars, de autofabrikanten, de tabaksindustrie, de pensioenverstrekkers, de politie, de overheid of de moslims. Het rijtje is eindeloos lang. We zoeken kennelijk graag zondebokken en als je in de hoek zit waar de klappen vallen wil je jezelf verdedigen.

Nu iets meer in Cursus-termen; we willen aanvallen (projecteren) en verdedigen. Ik ben het slachtoffer van de booswichten (daders) buiten mij en zij dragen schuld. Ik ben onschuldig. We doen dit in al onze speciale relaties. We doen het op individueel, maatschappelijk en internationaal niveau. We smullen ervan en het zit ons haast in de genen. Moet je eens naar het journaal kijken en opletten hoe vaak het over de vraag gaat wie de schuldige is. Foute politici, corrupte mensen, foute landen en schuldigen aan ongelukken. Daarna kun je doorgaan met het programma wegmisbruikers of opsporing verzocht of een spannende film of serie waarbij de goeden- tegen de fouten strijden. Smullen maar. Wat is er toch in ons dat we zo graag dit schuldig-onschuldig-spel, aanval-verdediging willen spelen?

En heel langzaam krijgen we zo zicht op het gevoel van oerschuld waar we zo hardnekkig in geloven. Op het moment dat we geloven dat we bestaan ontstaat direct het gevoel dat we de liefde, de eenheid geweld hebben aangedaan. Schier onmogelijk, maar dat beseffen we niet. Ik geloof dat ik besta ten koste van God, ten koste van de geprojecteerde anders. Om te voorkomen dat ik dit overweldigende schuldgevoel onder ogen moet zien wil ik het buiten me plaatsen. Niet ik ben schuldig maar die ander. Kijk God, ik heb niks gedaan maar die ander is fout. Pak hem, verscheur hem, dood hem zodat uw toorn gestild wordt.

En hierin zijn degenen die beschuldigen en degenen die verdedigen met exact hetzelfde bezig. Met aanval en verdediging rond een denkbeeldige schuld gebaseerd op de evenzo denkbeeldige gedachte van afscheiding. Die kleine dwaze gedachte waarom we vergeten te lachen.

Dus terug waar ik mee begon. Mogen we binnen de illusie dan geen commentaar meer hebben op het gedrag van anderen? Natuurlijk wel. Maar laten we goed kijken welk spel ons eigen ego hiermee wil spelen en ons afvragen of we onszelf zouden willen beschuldigen van wat we anderen verwijten. Laten we ons afvragen waartoe we zo fanatiek op zoek zijn naar schuldigen buiten ons. Laten we onze eigen angst voor de liefde herkennen zodat we deze naar de Liefde kunnen brengen en Zijn vrede mogen ervaren. En vanuit die vrede mogen we binnen de illusie het spel verder spelen in de vorm van de gelukkige droom. Hoe dit dan zal gaan weet ik niet maar de toon zal zeker veranderen. Deze zal mooier en zachter worden. Liefdevoller worden.

 

De onmogelijke vraag

image

Ons ego is een expert in het stellen van onmogelijke vragen die tot gevolg hebben dat we onszelf voor ons gevoel nog verder de illusie in werken. Een paar voorbeelden:

– Hoe kon het nietig dwaas idee van de afscheiding ontstaan?
– Worden we allemaal tegelijk verlost?
– En vandaag: wie of wat ben ik?

Voor ons ego en ons verstand zijn dit erg wezenlijke en belangrijke vragen die beantwoord moeten worden. Maar we zien op pijnlijke wijze iets erg essentieels over het hoofd. Alle vragen gaan zodra ze gesteld worden al uit van een verkeerde aanname.

– Er is geen afscheiding van de eenheid en er is binnen de eenheid niets gebeurd
– Er is geen ‘allemaal’, er is alleen maar eenheid
– Er is geen ikje

Ons ego vindt het heerlijk om uit te gaan van zaken die niet waar zijn. ‘Het nietig dwaas idee is weliswaar niet waar, er zijn weliswaar geen andere mensen noch een aparte wereld, er is weliswaar geen ikje maar (houd je vast, want nu stinken we erin): hoe is dit dan allemaal gebeurd?’ Zie je het gebeuren? Zie je de twist? We lezen de Cursus, aanvaarden mentaal wat deze leert maar omdat de lezer niet bestaat stellen we daarna onzinnige vragen. Hoe komen we ooit uit deze vicieuze cirkel? En, jawel, in principe doe ik (?) het weer: er is geen ik die een vicieuze cirkel kan doorbreken.

Goddank komt de Cursus ons tegemoet in onze niet bestaande droom. Lees regel 9 maar eens: we hebben een opdracht. We mogen ons denkhoofd dat zoekt naar conceptuele antwoorden die niet gaan helpen gewoon even parkeren. Het helpt om te zien wat focussen op die onmogelijke vragen zoals ‘wie ben ik’ dit denkbeeldige ik-gevoel alleen maar versterken. Ook dit kan overigens een spirituele weg worden. Je mediteert dan zolang op deze onmogelijke vraag (een zogenaamde ‘koan’) dat je de beperktheid van het denken openbreekt en de eenheidservaring weer kan plaatsvinden. Maar de Cursus biedt als spiritueel pad onze dagelijkse lessen van vergeving van denkbeeldige anderen. We krijgen er steeds meer gevoel voor dat we ons ik-gevoel kunnen verminderen door onze projecties op / van denkbeeldige anderen kunnen laten terugnemen door de Heilige Geest. Duizenden keren mogen we bidden ‘Heer, ik meen een boos medemens te zien die mij wat aandoet. Ik voel me nu bang en boos. Leer me kijken door Uw ogen en voelen met Uw Liefde’. Langzaam maar zeker komt er een opening in onze denkbeeldige ego-muur. We merken dat vergeving niet resulteert in sterven maar in leven.

Vandaag vergeven we ‘ons eigen’ ik-gevoel. We zien hoe er een ikje lijkt die zijn die van alles moet doen en wil bereiken, ook en vooral op spiritueel gebied. We zien dat we dit ik-besef koesteren omdat we bang zijn om het bij de Liefde te brengen. Vandaag doen we een aarzelend denkbeeldig stapje naar Hem toe om te leren dat Hij louter Liefde is en ons niet wil wegvagen maar omarmen.

WB 139: ik aanvaard de Verzoening voor mijzelf want ik blijf zoals God mijn geschapen heeft.

Gesprekje over de Cursus

Two Men Enjoying Coffee ca. 2000 San Francisco, California, USA

S: En, heb je al tijd gehad om te lezen in de Cursus?

V: Man, het lijkt wel de Bijbel. Daar kom je toch nauwelijks doorheen? Het Voorwoord dat ging nog wel maar het begint al met een opsomming van wat wonderen betekenen en dat zei me niks. Ik zag wel dat de eerste helft allemaal theorie is en dat het tweede deel bestaat uit lessen. Maar daar snapte ik ook niet veel van. Maar wat me vooral opviel is dat het gewoon niet van deze tijd is.

S: Hoe bedoel je dat?

V: Het gaat over God, Christus, Heilige Geest, zonde vergeving en ga zo maar door. Het leek wel of ik weer terug was op mijn oude gereformeerde schooltje van vroeger. Ik heb gewoon niet veel met het geloof. Ik zie het als een sprookje en vind het prima als mensen daar troost uit putten maar mij zegt het gewoon niks.

S: Ik wist niet dat jij een christelijke achtergrond had.

V: Heb ik ook niet echt. Van huis uit hebben we niks met geloof maar ik ging ik Katwijk naar school en daar had je toen niet veel keuze. Op de middelbare school hadden we ook nog verplicht godsdienstles. Maar ik ben nooit naar de kerk geweest, alleen als er iemand trouwde of begraven werd. Ik snap ook niet goed dat jij met je wetenschappelijke achtergrond wel in God kunt geloven. Het is toch een grote klerezooi in de wereld?

S: Ik geloof ook niet in een Opperwezen dat boven in de hemel aan de touwtjes zit te trekken. Dat heeft voor mij een te hoog Sinterklaas-gehalte.

V: Maar in die Cursus van je gaat het toch ook over God?

S: Het woord ‘God’ wordt gebruikt maar hiermee wordt niet de wispelturige God uit de Bijbel gebruikt. Ik kan ook niet geloven in een super wezen dat partij kiest voor een bepaald land en tot wie we kunnen bidden om aan onze verlangens tegemoet te komen.

V: Hoe zie jij God dan?

S: Ik zie dat mensen geneigd zijn om een beeld van God te maken op grond van hun opvoeding, geloof en wat ze allemaal gelezen hebben. Op zich een redelijk onschuldig tijdverdrijf tenzij fanatisme toeslaat en mensen menen dat hun God opdracht geeft om ongelovigen te gaan bekeren.

V: Zoals wat er nu gebeurt met islamitische Staat?

S: Inderdaad, maar ook in onze Bijbel is niet altijd sprake van een liefdevolle God. In het Oude Testament gedraagt hij zich als een oorlogsgod van het volk Israël, hij is dol op offers en die lijn wordt doorgetrokken in het Nieuwe Testament waarbij Jezus geofferd moet worden voor onze zogenaamde zonden.

V: Zoals ik al zei heb ik daar niks mee maar is die God uit de Cursus dan een aardige jongen?

S: In de Cursus wordt uitgelegd dat we ons geen beeld van God kunnen vormen. Het is lastig om over God te praten zonder beelden op te roepen omdat we nu eenmaal woorden moeten gebruiken die gekoppeld zijn aan voorstellingen die we ons maken. De Cursus zegt dat we een beetje in de buurt komen door slechts te zeggen: “God is”.

V: God is wat?

S: God is. Punt. Alles wat we hier aan toevoegen schept een beeld van iets dat begrensd is. Als ik met dat in gedachten toch iets meer probeer te zeggen dan kom ik tot woorden als grenzeloos, één, liefde, vrede en geluk zonder tegendeel.

V: Met alle respect, maar dat klinkt wel een beetje zoetsappig. En geloof jij dat dan zomaar omdat het toevallig in die Cursus staat?

S: Het fijne vind ik juist dat ik helemaal niets voor waar hoef aan te nemen. De Cursus is eerder een uitnodiging om zelf op onderzoek uit te gaan en als het ware te gaan ervaren of iets waar is voor je.

V: Ik snap er niets meer van.

S: Wat snap je niet?

V: Hoe kan ik nu zelf op zoek gaan en ervaren wie of wat God is?

S: Je slaat nu precies de spijker op z’n kop. Het is inderdaad niet mogelijk om op zoek te gaan naar God als je geen beeld van Hem hebt en dus letterlijk niet weet waar je Hem moet zoeken.

V: Dus je kunt God niet zoeken?

S: Nee, maar God laat zich wel vinden.

V: Wordt het nu een woordspelletje?

S: Nee, we hebben het over heel essentiële zaken. Als we het hebben over het zoeken van God dan is het net alsof God zich voor ons probeert te verstoppen. Het lijkt er dan op dat wij een speurtocht moeten beginnen om te kijken waar Hij gebleven is. Maar zo is het niet.

V: Hoe ze je het dan?

S: God is totaal beschikbaar voor iedereen en ervaarbaar als liefde, geluk en vrede.

V: Ik ervaar daar anders niets van. Hoe kan dat dan?

S: Omdat we dat als mens ten diepste niet willen en aandurven.

V: Waarom zou ik geen liefde willen ervaren? Ik ben dol op liefde! Daar kan ik juist geen genoeg van krijgen. Kom maar op met die liefde zou ik zeggen!

S: Ja, ik snap dat het wat raar klinkt. Je verwoordt wat vele mensen je na zullen zeggen: “ik wil liefde ervaren”. Als je het woord “God” hiervoor weer gebruikt dan kun je dit vertalen met “ik wil God ontmoeten”. In de Cursus wordt voor dit “ik” het woord “ego” gebruikt. Ego wil God ontmoeten en zich lekker en gelukkig voelen. En op een of andere manier lijkt dit toch maar niet te lukken. We proberen die liefde op allerlei manieren te vinden maar als we denken dat we deze gevonden hebben dan glipt het ons toch weer door de vingers.

V: Bedoel je dat veel relaties stuk gaan?

S: Liefdes relaties tussen mensen zijn hier een voorbeeld van.

V: Maar niet alle relaties gaan stuk. Er zijn zat stellen die lang bij elkaar blijven.

S: Wat ik probeer te zeggen is dat het zoeken naar echte liefde binnen onze relaties met andere mensen als regel een poging is van ons ego om knuffels en aaien over onze bol te krijgen van een ander mens. Zelfs als we het een leven lang met dezelfde persoon uithouden is dit niet de liefde waar de Cursus het over heeft als ze het heeft over de Liefde met een hoofdletter L die synoniem is met God.

V: Ik zie ook wel dat er een verschil bestaat tussen liefde voor God, wat ik me daarbij ook moet voorstellen, en liefde voor mijn vrouw. Het is bijvoorbeeld lastig vrijen met God!

S: Het belangrijkste verschil is dat in relatie met een andere persoon er altijd onderscheid lijkt te blijven bestaan tussen mijzelf, dus mijn ego, en die ander. De term die daarvoor gebruikt wordt is “dualisme”. Er is dus altijd een ego dat in interactie is met een ander ego. Als mijn partner een goede bui heeft vind ik die interactie plezierig maar op andere momenten lijkt de liefde verdwenen en kunnen we ruzie maken over onbenulligheden.

V: Dat probleem heb je dan gelukkig niet met God want die zegt niks terug.

S: De Liefde die in de cursus gelijkgesteld wordt met God is van een andere orde dan de liefde tussen mensen die zo gemakkelijk kan omslaan in het tegendeel, dus in ruzie en zelfs haat. Zoals gezegd is God één, hij is Liefde zonder tegendeel.

V: Ik heb niet veel onthouden van mijn Bijbellessen maar ik herinner me wel dat God in de Bijbel behoorlijk kwaad kan worden als mensen zondigen en niet doen wat hij wil!

S: Goed gezien. De Cursus ziet dit beeld van God zoals het in de Bijbel beschreven wordt als een karikatuur. Het is zo opgeschreven door mensen die zelf kunnen liefhebben en haten en dit beeld als het ware geprojecteerd hebben op God. Ze hebben zo een beeld van God gemaakt met duidelijk menselijke trekjes. Dat komt inderdaad niet echt aangenaam over.

V: Is de God van de Cursus dan anders?

S: Zoals ik zei; Hij is liefde zonder tegendeel. Hij is één.

V: Dus de God van de Cursus kan niet boos op ons worden en vindt alles goed wat we doen. Ook als we elkaar de hersens in slaan?

S: Hier komen we op een punt dat in eerste instantie heel vreemd op ons kan overkomen. Want jouw vraag is gebaseerd op de aanname dat er een God bestaat los van ons en dat wij los van God op aarde rond lopen en al dan niet goede of foute dingen doen. En, houd je vast, de Cursus stelt dat God is, en dat er verder niets bestaat.

V: Doe even normaal man, de hele wereld bestaat toch, en jij en ik toch ook!

S: We denken dat alles wat we zien inclusief onszelf echt is maar dat is slechts schijn.

V: En dat geloof jij?

S: Ik hecht nog steeds geloof aan wat ik om me heen zie maar probeer er steeds meer oog voor te krijgen dat dit niet waar is.

V: Volgens mij probeer je jezelf dan voor de gek te houden.

S: Droom je wel eens?

V: Ja, natuurlijk. Iedereen droomt wel eens.

S: Heb je tijdens de droom in de gaten dat je droomt?

V: Nee, meestal niet. Zolang ik droom lijkt het allemaal heel echt. Soms krijg ik tijdens het dromen door dat ik droom en dan word ik wakker.

S: In de Cursus staat dat wat we menen te zien als we in onze ogen wakker zijn ook niet echt is. Het is een illusie. Je zou kunnen zeggen dat de Cursus gaat over wakker worden.

V: Dus dit heelal, deze wereld, de natuur en een slordige zeven miljard mensen zijn zogenaamd niet echt en slechts een illusie?

S: Ja, een hardnekkige illusie waarvan wij denken dat deze waar is.

V: Ik vind het een heel raar verhaal. Wat gebeurt er dan als het je lukt om wakker te worden?

S: Het wordt steeds duidelijker dat er geen “je” bestaat die iets voor elkaar krijgt. Er is geen “ik” dat wakker kan worden. Alleen een geloof in een ik. In werkelijkheid bestaat alleen God en God is één.

V: Ik hoor wat je zegt maar ik kan er niets mee. Wat moet je nou met deze informatie? Zelfs als het waar zou zijn dan zitten we gevangen in een droom en lukt het niet om wakker te worden. En waarom zou ik überhaupt wakker willen worden? Zelfs als ik nu droom heb ik het toch aardig naar mijn zin.

S: Je moet natuurlijk niets en zolang het ons voor de wind gaat hebben we gewoonlijk ook niet veel interesse voor dit soort zaken. Voor veel van ons geldt dat we ons pas gaan afvragen wat de zin van alles is als we merken dat we weinig meer te wensen hebben en toch niet gelukkig zijn. Of juist als we niet gelukkig zijn maar niet krijgen wat we wensen bijvoorbeeld als we ziek zijn of als de dood nadert.

V: Ja, dat zie je in de kerk natuurlijk ook. Die zit vol met oude mensen omdat ze weten dat ze bijna dood gaan en dan wat troost zoeken en valse hoop op een leven na de dood.

S: Dat is wel een tamelijk ongenuanceerd beeld van de kerkgangers wat je er op na houdt!

V: Maar het is toch zo? Waarom zou je je met dit soort zaken bezig houden? Waarom doe jij bijvoorbeeld de Cursus?

S: Ik begon me al op jonge leeftijd af te vragen wat we als mensen hier op aarde eigenlijk aan het doen zijn. Het leek allemaal zo zinloos en meer van hetzelfde. Wakker worden, studeren of werken, een beetje plezier en lekker vrijen, naar bed, slapen en weer een soort gelijke dag tot de dood er op volgt.

V: Tja, zo is het nu eenmaal denk ik.

S: Ik had sterk het gevoel dat er meer moest zijn. Ik ging naar een Baptisten gemeente op zoek naar antwoorden. De liefde die ze daar uitstralen en prediken vond ik aanstekelijk maar het verhaal klopte voor mijn gevoel niet.

V: Welk verhaal?

S: Dat we moesten geloven dat Jezus voor onze zonden aan het kruis gestorven is zodat wij eeuwig leven krijgen van God. Het ging er bij mij niet in dat er een God zou bestaan die zou eisen dat wij zo’n onwaarschijnlijk verhaal uit een oud boek klakkeloos voor waar zouden moeten aannemen.

V: Nee, het klonk mij ook altijd als een fabeltje in de oren.

S: Daarna ging ik op zoek bij spirituele leraren die gewoonlijk meer spraken vanuit de Oosterse godsdiensten. Ik leerde mediteren en ik hoefde geen zaken voor waar aan te nemen die ik onwaarschijnlijk vond. Toch miste ik hier iets.

V: Wat dan?

S: Ik merkte dat ik erg op mezelf gericht raakte. Binnen deze kringen wordt gesproken over het bereiken van verlichting.

V: Daar heb ik wel eens van gehoord maar wat bedoel jij er precies mee?

S: Daar zijn boekenkasten over vol geschreven maar ik zag het als een soort langdurig geestelijk orgasme.

V: Dat klinkt niet verkeerd!

S: Nee, zeker niet. Maar ik merkte dat het streven naar verlichting er voor zorgde dat ik erg op mezelf gefixeerd raakte en dat ik er gestrest door raakte. Ik waardeerde de wijsheid uit de oosterse hoek maar miste de warmte uit de westerse kerk. Totdat ik in aanraking kwam met Een Cursus in Wonderen. Zoals gezegd moest ik hier in eerste instantie even aan wennen maar ik raakte steeds meer onder de indruk van dit boek.

V: Wat maakt het dan zo anders?

S: Het is het meest diepzinnige boek dat ik ken. Het klopt zowel voor mijn verstand als voor mijn gevoel. Liefde en wijsheid komen op een wonderschone manier bij elkaar.

V: Dus nu heb je het ware geloof gevonden?

S: Zo zou ik het niet willen zeggen.

V: Hoe zie je het dan?

S: Het fijne van ECIW is dat je het niet hoeft te geloven. Ik merk gewoon dat het me goed doet om er in te lezen, het te overdenken maar vooral ook door het toe te passen in mijn dagelijks leven.

V: Staat er dan in beschreven wat je wel en niet moet doen en hoe je je moet gedragen?

S: Het boek bevat geen gedragsregels als je dat bedoelt. Maar het is wel duidelijk een cursus met oefeningen die hier bij horen. Het tweede deel van de Cursus is het zogenaamde Werkboek. Dat bevat 365 oefeningen, voor elke dag van het jaar één.

V: Wat moet ik me voorstellen bij die oefeningen.

S: Wil je dat echt weten?

V: Ja, anders zou ik het niet vragen.

S: Mag ik je dan uitnodigen om komende week gewoon is een paar van die eerste Werkboeklessen door te lezen? Je krijgt er dan vanzelf een beeld van en als je het leuk vindt kunnen we afspreken voor over een week om te kijken wat je ervan vond.

V: Maak er twee weken van want ik ben komende periode veel weg voor mijn werk.

S: Dat is goed, dan zien we elkaar over twee weken.

 

Gebed voor ‘zieken en gezonden’

image

Het valt voor ons ego niet mee deze les in alle openheid onder ogen te zien. De les werkt als een lap op een rode stier. Als eerste reactie springen we overeind met hoop. Lichamelijke ziektes en dood lijken het ergste wat ons kan overkomen maar de waarheid kan ons hiervan bevrijden! Maar dan, als lichamelijke genezing uitblijft, springt het ego er ook weer doldriest bovenop. Degene die ziek blijft, een ander of ikzelf, doet het zichzelf aan. Eigen schuld dus en het bewijs dat die persoon nog in illusies gelooft. Welke medestudent heeft zichzelf niet verweten dat hij of zij maar last blijft houden van lichamelijke klachten?

De les is ook, net als de hele Cursus, totaal radicaal in haar uitspraken. Geloof in ziekte is inderdaad een signaal dat we een vergevingsoefening moeten doen. Maar het komt onze mildheid zeer ten goede als we eerst eens even een stapje terug doen. Ons hele geloof in afgescheidenheid, dat we een ikje zijn is al in feite de ziekte. Ook al voelen we ons nog net zo gezond. En wie van ons geloof er nu niet heel diep van binnen dat we een lichaam zijn? Ook als we gezond menen te zijn. Het geloof dat je een gezond lichaam bent is ten diepste hetzelfde als geloof in de foute waarneming dat het lichaam ziek kan zijn. We lijden allemaal aan het ziekelijk geloof dat we een lichaam zijn. Je bént nooit een lichaam, noch gezond noch ziek. Je bent denkgeest, één met God en één met de liefde, geen afgescheiden ikje.

Laat dit ons helpen om ervoor te zorgen dat we onszelf niet beschuldigen als we als indicator van ons bijgeloof tegen verschijnselen van ziekte aanlopen. Er wordt ons een kans geboden om ons bijgeloof dat we een lichaam zijn te vergeven. Een kans die we mogen aangrijpen om dit ongezonde bijgeloof wat te verlichten. We mogen geduldig onze vergevingsoefening doen.

‘ Heer, ik zie dat mijn geloof in deze pijn de illusie versterkt dat ik als afgescheiden lichaam, als ikje, lijk te leven. Ik moet wel heel bang zijn dat ik dit zo sterk geloof. Bang om mijn identificatie met het lichaam op te geven. Dank dat U hier niet boos op bent. Dat U zoveel liefde en begrip hebt voor mijn angst dat ik bij U mag schuilen. Zelfs als ik geloof dat ook de tijd écht is, en dat de pijn maar voortduurt. Dank dat U zo liefdevol bent dat U met me meereist in deze denkbeeldige reis vol van pijn. Heer, leer me dat ik niet dood ga als ik niet langer geloof in pijn en in de lichamelijke dood. Heer, geef me zoveel warmte en vrede dat ik het geloof in de echtheid van mijn lichaam durf los te laten. Dank dat Uw Wil al geschied is.

WB136: Ik ben vergeten wat ik werkelijk ben, want ik heb mijn lichaam met mezelf verward. Ziekte is een verdediging tegen de waarheid. Maar ik ben geen lichaam. En mijn denkgeest kan niet aanvallen. Dus kan ik niet ziek zijn.

Piekeren over de toekomst

Risks Ahead

 

Gisteren was ik bij een haptotherapeut. Terwijl ik op de behandeltafel lig, glijden haar handen onderzoekend over mijn nek en schouderspieren. ‘Wat houd je vast?’, vraagt ze. Ze gebruikt een aardige metafoor. Ik zou teveel dingen meedragen in mijn rugzak. Langzaam zie ik het verband. In mijn beleving komen er veel dingen op me af. Druk op het werk, een komende verhuizing en zelfs de vakantie over een week voelt als een project dat voorbereiding behoeft. Ik krijg een beetje zicht op m’n neiging om te plannen en te beheersen.
Het is haast eng hoe direct ik vandaag word aangesproken door werkboekles 135:

Als ik me verdedig, word ik aangevallen.

Ik blijk me letterlijk onbewust schrap te zetten voor de verbeelde toekomst. Mijn spieren verkrampen als voorbereiding op gevaar dat ik meen te zien en dat overwonnen zou moeten worden. De les van vandaag legt de onbewuste vooronderstelling bloot die aan alles vooraf gaat. Ik meen dat ik een lichaam ben. En dat mag ik dan ruim zien; ik geloof dat ik een afgescheiden ikje ben dat bedreigd kan worden. Die bedreiging vindt natuurlijk in de denkbeeldige toekomst plaats. Mentaal bereid ik me op die bedreiging voor en ik vertrouw daarbij op mijn ervaringen. Natuurlijk is het maken van plannen in onze illusoire wereld een neutraal iets, zoals alles. Maar voor mij zit er meer achter. Ik merk nu dat ik een denkbeeldige identiteit, mijn ingebeelde ik, probeer te beschermen. Er is in feite sprake van een identiteitscrisis. Ik ben vergeten wie ik ben. Dat ik een Zoon van God ben, Liefde die geen verdediging nodig heeft.

Iets duidelijker zie ik nu de angst die onder de neiging om de toekomst te willen beheersen schuil gaat. Ach Jezus, zie mijn angst en gespannenheid die schuil gaan onder mijn plannen maken. Heer, sla uw arm om me heen zodat ik er samen naar U naar durf te kijken en te zien waartoe ik dit doe. Leer me vertrouwen op Uw Liefde, vertrouwen-nu. Dank U.

Heilige sleutel

image

Wat een les is dit! Hier wordt ons een heilige sleutel aangeboden. De wijsheid en waarheid van de Cursus wordt vertaald naar een praktische handreiking. De waarheid zelf heeft geen handreiking of methode nodig, maar wij wel zolang we geloven dat we als afgescheiden wezentjes bestaan, los van God.

In onze verwardheid menen we dat we ons los gedacht hebben van de liefde. De eenheid was te eng. We hebben trucs bedacht om ons voor de gek te houden. Deze trucs worden projecties genoemd. Zo projecteren we onszelf een lichaam dat waarnemingen en gevoelens heeft en hersenen om mee te denken. Ik hier, de rest daar. We duwen onszelf nog dieper de illusie in door anderen te zien die we kunnen beschuldigen. Het begon al met het zien van God buiten ons. We geloven dat Hij ons onze afscheidingsbeweging kwalijk neemt, vrezen Hem hiervoor, zouden Hem het liefst doden (zie kruisigingsverhaal in de Bijbel) of we gaan ons best doen zodat Hij onze haat niet ziet en ons lief zal vinden. Binnen de geprojecteerde wereld doen we exact hetzelfde met zogenaamde andere mensen. We moeten ze wel zien als anders en buiten ons om ons eigen ik-gevoel overeind te houden. Hoe kunnen we deze illusie beter bestendigen dan door hen te veroordelen voor wat ze ons zogenaamd aandoen?

Geloof dit niet klakkeloos maar probeer te voelen hoe het werkt. Voel heel precies wat er in je illusoire lichaam gebeurt als je een ander veroordeelt voor wat hij jou zogenaamd aandoet. Kun je iets van die versterking van dat ik-gevoel merken? Weet dan dat je deze truc uithaalt om jezelf lekker ‘ik’ te kunnen voelen. Zie het gewoon en voel je niet schuldig, juist omdat de truc niet écht is. Er is niks gebeurd.

De Cursus reikt vergeving aan als Goddelijke oefening. Alles binnen onze illusie schreeuwt ons toe, op ons eigen verzoek, dat ons écht iets wordt aangedaan. Ik voel het toch! Nu keren we het om. Doordat we de pijn van het denkbeeldige conflict met die ander voelen wéten we dat we oordeel projecteren. We beseffen dat we hiermee ons ik-gevoel levend willen houden uit angst voor de liefde. En met dít oordeel van ons, met déze kramp die we nu ervaren stappen we naar de Heilige Geest. Hier zijn we. Schuldeloos maar lijdend aan een gevoel van diepe eenzaamheid. Heer, laat me zien dat U liefde bent en dat ik niks te vrezen heb. Laat me zien dat er geen ander is, maar dat we één zijn als Heilige Zoon van God. Heer leer me Uw Liefde kennen.

WB 134: Laat me vergeving zien zoals ze is.