“Ik hoef geen ingewikkeld verhaal en luister gewoon naar de Heilige Geest”

Dit is een reactie die regelmatig klinkt als cursus-teksten, of gesprekken over de betekenis hiervan, iets langer worden dan korte statements of spreuken. Als dergelijke teksten je op dit moment verwarren en je ze liever niet leest dan is dat natuurlijk gewoon je keuze en helemaal prima. Soms klinkt er echter iets van een verwijt in door, zo van: “wat een onnodig gedoe, hier gaat het helemaal niet om, gewoon luisteren naar de Heilige Geest is het enige wat nodig is”.

Zelf vraag ik me dan af waarom Jezus ons zo’n dikke cursus geeft als hij had kunnen volstaan met zo’n korte, simpele instructie als: “luister gewoon naar de innerlijke Stem van de Heilige Geest”. Bovendien meen ik dat het deze Heilige Geest is die Jezus geïnspireerd heeft om de Cursus aan Helen Schucman te dicteren. De vele woorden zijn Zijn Stem. Kennelijk deinst Jezus zelf er niet voor terug om vele bladzijden tekst te gebruiken als communicatiemiddel en ik vermoed dat hij het beste weet wat we nodig hebben.

Mogelijk zijn degenen die afkeurend spreken over langere teksten het stadium van het bestuderen van de studie al lang voorbij. Dan vraag ik hen om geduld met mij, trage student, te hebben en me te vergeven dat ik woorden gebruik om te communiceren.

Robert Perry van The Circle of Atonement heeft ook gereageerd op uitspraken die lijken op “doe niet zo ingewikkeld”. Ik zal er hieronder een aantal weergeven. Misschien toch goed om ze even door te lezen het zou zo maar kunnen dat de Heilige Geest via Perry ons iets wil duidelijk maken. 😉

Neem dit boek niet te serieus; speel er gewoon mee. Zegt de Cursus zelf niet dat we deze cursus moeten “vergeten”?

De Cursus neemt zichzelf echter serieus. Hij zegt: “Luister hier aandachtig naar met een open oor, en denk niet dat het slechts een droom is, een achteloze gedachte waarmee je speelt, of een stuk speelgoed dat je zo nu en dan oppakt en weer weglegt.” (T-20.II.6:6). Het “Vergeet deze cursus” (W-pI.189.7:5) is slechts een instructie voor meditatie, geen algemene instructie.

We moeten niet proberen ons te strikt te houden aan wat de Cursus precies zegt. Proberen de letter van de Cursus te volgen is fundamentalisme.

Door de hele Cursus heen verwacht Jezus van ons dat we goed opletten en trouw blijven aan wat hij zegt. Hij zegt dat de Cursus zelf “zorgvuldig gepland” is (T-12.II.10:1 en W-pI.20.1:3). Hij zei eens tegen Helen en Bill: “Wees heel voorzichtig bij het interpreteren hiervan.” Hij drong er zelfs bij hen op aan om “zeer zorgvuldig te herlezen”. Dit is gewoon een natuurlijk onderdeel van het serieus nemen van Jezus als onze leraar. Als je een gids volgt op een onbekende berg, luister je aandachtig naar zijn instructies, zorg je ervoor dat je deze begrijpt, en volg je ze op.

Een Cursusstudent zijn betekent niet dat je dagelijks met het boek werkt. Het betekent eigenlijk alleen dat je gelooft in de basisprincipes ervan, en die kan ik zelfs van anderen krijgen die het boek lezen.

Zoals de structuur van het werkboek impliceert, hebben we dagelijks een wisselwerking nodig tussen het boek en ons leven. Anders volgen we uiteindelijk een leerplan dat we zelf hebben opgezet. Vanwege onze krankzinnigheid zegt de Cursus dat het niet verstandig voor ons is om ons eigen leerplan te ontwerpen: “Je zou je niet gauw tot [arme leerlingen] wenden om het leerplan op te stellen waarmee zij aan hun beperkingen kunnen ontkomen” (T-12.V.5:6). We hebben de Cursus nodig om ons te herinneren aan de waarheid die we zo gemakkelijk vergeten: “Je moet de waarheid over jezelf zo vaak mogelijk horen, omdat je denkgeest zo in beslag genomen wordt door valse beelden van jezelf” (W-pI.67.5:2).

Er is niet één juiste interpretatie van de Cursus. Alle interpretaties moeten worden erkend. Het zoeken naar de “juiste” gaat alleen maar over ego’s die proberen gelijk te krijgen.

Hoewel we allemaal feilbare interpretatoren zijn en het dus altijd een werk in uitvoering is om de juiste interpretatie te krijgen, is er Jezus zeker veel aan gelegen dat wij de Cursus interpreteren zoals hij het bedoeld heeft. Hij beschouwde de Cursus duidelijk als “niet voor meer dan één uitleg vatbaar” (commentaar aan Helen). Door de Cursus heen geeft hij aan dat het ego altijd probeert te verdraaien wat hij ons zegt. Hij spoort ons aan deze neiging tegen te gaan door de Cursus niet “overhaast of verkeerd” te lezen (M-29.7:3), en door te leren “deze dwaze toepassingen [de verdraaiingen door het ego van Cursuspassages] te zien, en de betekenis die ze lijken te hebben te verwerpen” (W-pI.196.2:4).

Telkens wanneer we beginnen te praten over verschillen en meningsverschillen, zijn we in ego. Een juiste ego-loze reactie op verschillen in interpretatie is het “uitscheuren van de bladzijde waar strijd over bestaat”.

Jezus zelf sprak echter ook over verschillen tussen zijn leringen en de leringen van Freud, Edgar Cayce, en het Nieuwe Testament. Hij deed dit echter altijd op een respectvolle manier, waarbij hij zorgvuldig was en ook punten van overeenstemming bevestigde. Waarom zouden we, in plaats van de bladzijde uit te scheuren, niet samen op zoek gaan naar wat de Cursus werkelijk zegt? ” Maar wanneer er twee of meer zich verbinden in hun zoektocht naar de waarheid, kan het ego zijn gebrek aan inhoud niet langer verdedigen” (T-14.X.9:6).

De Cursus is niet bedoeld om bestudeerd te worden, alleen om ervaren te worden. Bestudering ervan maakt er alleen maar een intellectuele oefening van.

Jezus vertelde Helen en Bill dat hun studie van de Cursus van cruciaal belang was, en paste wat hij zei toe op alle studenten: “Bill heeft heel intelligent voorgesteld dat jullie je beiden ten doel moeten stellen om werkelijk voor deze cursus te studeren. Er kan geen twijfel bestaan over de wijsheid van deze beslissing, voor iedere student die wil slagen.” Studie is niet in strijd met ervaring. Integendeel, studie is de poort naar ervaring en, op de juiste manier gedaan, is zelf ervaringsgericht.

Sta op en loop!

Het thema ziekte en genezing blijft me fascineren. De werkboeklessen van gisteren en vandaag gaan er over:

WB Les 136: Ziekte is een verdediging tegen de waarheid.

WB Les 137: Wanneer ik genezen word, word niet ik alleen genezen.

In een toelichting door Ken Wapnick op de eerstgenoemde werkboekles las ik:

“Daarom is het zo verleidelijk om Jezus en de Heilige Geest dingen voor ons te zien doen in de wereld. Dat ze dat doen, betekent dat er hier echte problemen zijn, wat de realiteit van de wereld laat zien en het gemakkelijker maakt om te vergeten dat de denkgeest de enige bron van het probleem is.”

“Omdat ziekte niets met het lichaam te maken heeft, heeft genezing niets met het lichaam te maken. “

“Als je Jezus vraagt om je in deze wereld te helpen, breng je zijn waarheid naar je illusie en denk je dat de Hemel je hier helpt.”

In een eerdere blog schreef ik dat ik begrip heb voor de radicaliteit van de toelichtingen van Wapnick. Hij wil uit alle macht voorkomen dat wij ons identificeren met ons lichaam en dat wij menen dat ons nare gebeurtenissen van buitenaf, vanuit de wereld, overkomen. Als het gaat over ziekte menen wij gewoonlijk dat het ultieme doel van genezing gevormd wordt door een gezond lichaam dat zo lang mogelijk kan leven in een zo probleemloze wereld. Ons denken blijft hiermee hangen in wat wij zien als de ultieme werkelijkheid: de fysieke wereld van tijd en ruimte. Er is Wapnick terecht alles aan gelegen om duidelijk te maken dat deze doelstelling beperkt is en illustreert dat we nog steeds luisteren naar de stem van het ego en geen benul hebben van onze ware identiteit: we zijn tijdloze, geestelijke en dus onkwetsbare Kinderen van de Vader. De werkelijkheid is echter totaal geestelijk. Wat wij duiden als het fysieke domein (dus lichaam en wereld) is onze verwrongen perceptie van beelden die we zelf projecteren in deze geestelijke werkelijkheid. Als ik Wapnick goed begrijp wil hij ons dus met klem duidelijk maken dat de problemen niet fysiek van aard zijn. Dit gezegd hebbende zie ik dat zijn formulering geldt voor het uiteindelijke inzicht dat ons hopelijk ten deel zal vallen: er is geen op zichzelf staand fysiek lichaam (noch ziek noch gezond) en er is geen op zichzelf staande fysieke wereld. Dit is als het ware ons eindperspectief.

Op dit moment reflecteren onze zieke lichamen en de zieke wereld de ziekte in onze denkgeest. Als we dit beseffen dan zullen wij Jezus en de Heilige Geest niet vragen ons lichaam of de wereld te genezen maar om onze denkgeest, onze verkeerde overtuigingen in de mind te genezen. In haar prachtige boek “The End of Death” (Het einde van de dood) legt Nouk Sanchez aan de hand van ECIW uit dat de genezing van de mind automatisch weerspiegeld zal worden in de beelden die zich voortdoen in de mind. Hoewel dus genezing van lichaam (en wereld) niet het primaire doel zijn van genezing, vormen ze als het ware de getuigenissen van de genezing van de mind. Als we dit goed in gedachten houden, dan moeten we uitspraken als  “Jezus en Heilige Geest doen geen dingen voor ons in de wereld” en “genezing heeft niets met het lichaam te maken” nuanceren en toelichten. Want door hun genezende actie in de mind veranderen onze projecties en zien we de heling van de denkgeest weerspiegeld in de zogenaamde fysieke (droom-) wereld. De nachtmerrie zal veranderen in een gelukkige droom. Dit is als het ware het perspectief van de tussenstaat, dit is waar tijd nu voor gebruikt kan worden door Jezus en de Heilige Geest. Juist deze weerspiegeling zal ons uiteindelijk leren dat het niet slechts “mind over body” is maar uitsluitend “mind”.

Ik zie gebeuren dat medestudenten de uitleg van Ken Wapnick gebruiken om zich los te koppelen van hun lichaam en van de wereld in nood. Eén van mijn favoriete passages (Txt 2:IV) luidt:

Het lichaam maakt eenvoudig deel uit van jouw ervaring in de fysieke wereld. Zijn vermogens kunnen worden overschat en dat gebeurt ook vaak. Toch is het haast onmogelijk zijn bestaan in deze wereld te ontkennen. Wie dit doet, begaat een bijzonder onwaardige vorm van ontkenning. ‘De term ‘onwaardig’ betekent hier alleen dat de denkgeest niet hoeft te worden beschermd door de ontkenning van wat onnadenkend is. Als iemand dit ongelukkige aspect van de macht van de denkgeest ontkent, ontkent hij ook die macht zelf.

Jezus en de Heilige geest handelen volop in de mind en dit weerspiegelt zich in ons lichaam en in de wereld. De biografie van Helen Schucman laat zien dat Jezus omstandigheden arrangeert in haar leven zodat Helen optimaal behulpzaam kan zijn.

Jezus en de Heilige Geest treden dus genezend op in de dromende mind van de Zoon. We zullen zien wat het “genezen van zonden”, dus het genezen van het geloof in afscheiding, vermag aan dat wat gereflecteerd wordt in onze mind. Hoewel geen doel op zich zullen we eerst deze reflecties waarnemen als “fysieke” genezingen van lichaam en wereld. De laatste stap, de realisatie dat we één en al glorieuze mind zijn, vindt plaats door en in God. Genezing van de mind breidt zich als een heilig vuur uit van de ene denkgeest naar de andere; zie les 137.

Tenslotte.

Jezus uit ECIW is Jezus uit het Nieuwe Testament. Jezus windt daar zelf geen doekjes om in de complete uitgave van ECIW. In dit Nieuwe Testament laat Jezus zien hoe de genezing van de mind (“vergeving van zonde”)  gepercipieerd wordt door de betrokkenen. Daarom sluit ik af met deze prachtige, hoopvolle tekst:

Marcus 2:5-12.

“Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze

Over thuiskomen bij de Vader en oplossen in de oceaan.

Gisteren plaatste ik een bericht waarin ik een video onder de aandacht bracht waarin Robert en Emily van The Circle of Atonement uitleggen waarom zij ECIW niet een puur non-duale visie vinden. Deze video maakt dat ik weer eens wat langer stilstond bij wat we nu eigenlijk verstaan onder “pure non-dualiteit”. Daarbij kwamen wat bekende sprekers in m’n gedachten zoals Adyashanti, Tony Parson, Rupert Spira en nog een stel anderen. Ik mijmerde over de kern van hun boodschap. In mijn beleving komt dat neer op zoiets als: “het geloof in het bestaan van een afgescheiden zelf is een illusie”. Ze hebben elk hun eigen manier om dit uit te drukken. Je komt uitspraken tegen als “bewustzijn is zich gewaar van zichzelf” en de bekende metafoor: “de druppel zweeft even boven de oceaan en zal er weer in terugvallen, in absolute eenheid”.

In ontmoeting met “verlichte” personen valt me op dat ze inderdaad een verhoogd besef van verbondenheid lijken te hebben van zichzelf met anderen en met de wereld om hen heen. Met het risico dat je me gaat beschuldigen van projectie durf ik toch te stellen dat ze allemaal nog steeds het besef hebben dat ze bestaan als individu, zij het dat ze niet langer geloven dat ze fundamenteel gescheiden zijn van “de rest”. Vandaar ook die mooie term: “non-duaal”. Het is “niet twee” maar je wilt ook niet zeggen: “oh, dus het is absoluut één”. In absolute eenheid kan er geen besef van “zelf” meer zijn. Een uitspraak als: “nu besef ik dat ik absoluut één ben” is onmogelijk, omdat je alleen “ik” kunt zeggen als er zoiets is als een “niet-ik”.

Nu zitten we midden in een mysterie. De verlichte mannen en vrouwen weten dat die “ik” toch niet echt verschilt van die “niet-ik”, maar toch spreken ze nog steeds vanuit een kern, iets van een zelf. Dit “zelf” duiden we dan maar aan met een hoofdletter: “Zelf”. Met dit Zelf is dus iets grappigs aan de hand. Het is nog steeds een soort individuele kern, maar deze kern is niet echt gescheiden van “de rest”.

So far so good. ECIW zegt niet anders dan dit. Vrij vertaald en met een knipoog naar de hoofdletter-truc kunnen we stellen dat we geen kinderen zijn maar Kinderen. En vanaf dit moment wordt het interessant en betreden we het gebied van het geloof. Hoe zit dat in mijn beleving?

De hardcore non-dualisten willen niet halt houden bij het ervaarbare mysterie van het gevoel van ultieme verbondenheid met behoud van Zelf-gevoel. Nu begint het grote speculeren dat zich als volgt laat samenvatten. Men zegt eerst geen druppel te zijn maar een Druppel, met een hoofdletter D. Maar omdat zelfs deze Druppel nog iets van individualiteit lijkt te hebben, meent men dat dit niet het eind van het verhaal is. Ook deze Druppel vindt men nog te bepaald, nog te gedifferentieerd en Hij moet verdwijnen in de oceaan.

Maar weet de verlichte goeroe dit uit “eigen ervaring”? Of is het een extrapolatie van deze ervaring en feitelijk een geloof? Ook goeroes stappen nog opzij voor de aanstormende bus. Kennelijk is er toch nog zoiets als een streven naar zelfbehoud of Zelfbehoud, wat mij betreft.

ECIW leert dat wij geschapen zijn als Kinderen van God en biedt ons prachtige teksten zoals:

God, die alle zijn omvat, heeft wezens geschapen die elk voor zich alles hebben, maar die dat willen delen om hun vreugde te vergroten. Niets werkelijks kan vergroot worden, behalve door het te delen. Dat is de reden dat God jou geschapen heeft. De Goddelijke Abstractie schept vreugde in het delen. Dat is wat schepping betekent.” (T-4.VII.5:1-5).

ECIW bevat ook talloze teksten die ons wijzen op onze ultieme verbondenheid met elkaar; we vormen samen het Zoonschap, één Zoon. Dit brengt ons terug bij de druppel-analogie. In Cursus-land zijn er namelijk twee visies op de Druppel. Robert Perry probeert dicht bij de tekst van ECIW te blijven en stelt dat God “wezens”, meervoud, heeft geschapen. Wij zijn de eeuwige, tijdloze Druppels van God, in wonderlijke eenheid verbonden met de Vader en met alle “andere” Druppels. Ken Wapnick stelt daarentegen voor dat er eigenlijk één Zoon is, één oceaan, één Super Druppel. Hij stelt dat Jezus weliswaar spreekt over Druppels maar dat dit niet het eindstation is. Net als de genoemde verlichte leraren vermoedt hij dat ook de Zelven gaan oplossen in een soort absolute eenheid.

Weet Wapnick uit eigen ervaring dat dit zo is? Ik betwijfel het. Kan Robert Perry zeker weten dat dit niet zo is? Nee, dat lijkt me niet. Beiden baseren zich op ECIW maar komen toch uit op verschillende visies.

Er valt veel te zeggen over de consequenties van de verschillende geloven / visies. De hardcore non-dualisten en Ken Wapnick kunnen stellen dat ons kleine zelf zich probeert vast te klampen aan het behoud van afgescheidenheid. Dat het Zelf niets meer is dan een wat groter zelf. We zouden zogenaamd de harde waarheid, dat we helemaal gaan oplossen in de ene Zoon (de Super Druppel), niet aandurven. Robert Perry betoogt al decennia dat Jezus geen absolute eenheidstheorie, geen Super Druppel theologie, verkondigt.

Zo kijken de cursus-leraren dus ongeveer aan tegen de schepping:

Wapnick:

  1. God schept één Zoon (Super Druppel)
  2. De Super Druppel droomt dat hij bestaat uit talloze druppels

Perry:

  1. God schept talloze Druppels
  2. De Druppels zien niet meer dat ze niet verschillen van de andere Druppels, ze dromen als druppels onderling afgescheiden te zijn.

Tja; roept u maar! Biedt Jezus in ECIW ons de  liefdevolle boodschap dat we een wonderlijke, eeuwige Identiteit als Druppel hebben? Of klamp ik mij hier uit angst aan vast en moet ik oplossen in de Super Druppel, de oceaan? Wat zeggen de goeroes? Wat zeggen de cursus-leraren? Wat zegt Jezus in ECIW en anderen boeken? Wat zeggen andere tradities?

Pfff… Moeten we onszelf wel vermoeien met dit soort vragen? Wat schieten we ermee op? Dat mag iedereen zelf weten natuurlijk. De weg die ECIW aanbiedt blijft hetzelfde: laat liefde door je heen stromen en kijk maar wat er gebeurt. Daarbij droom ik graag over thuiskomen bij de Vader, liever dan oplossen in de oceaan.

Is ECIW een non-duale visie?

Deze vraag houdt de ene cursus-student meer bezig dan de andere. Voor mensen die zich niet alleen beperken tot de cursus maar ook interesse hebben in andere visies en leringen kan de vraag wel spelen. Non-dualiteit is populair en ook ik beluister graag lezingen en interviews met mensen als Adyashanti, Rupert Spira, Bernardo Kastrup en anderen. De kwestie houdt mij dus wel bezig en ik beluisterde dan ook met bovengemiddelde interesse het gesprek tussen Emily en Robert Perry van The Circle of Atonement over dit onderwerp. Eerder plaatste ik een (vertaald) artikel over deze vraag op mijn website (zie: https://eciwcoach.com/is-een-cursus-in-wonderen-een-non-duale-visie/).

Robert en Emily komen tot de conclusie dat ECIW en non-dualiteit twee verschillende zienswijzen zijn, enigszins in overeenstemming met het artikel dat ik zojuist noemde. Ik ga in deze blog geen pleidooi houden voor of tegen hun standpunt. Wat ik vooral waardevol vind is dat zij wijzen op het feit dat sommige ECIW studenten die ervan uitgaan dat ECIW een non-duale visie vertegenwoordigt, soms wat geringschattend doen over medestudenten die dit niet vinden. Deze houding laat zich als volgt samenvatten:

“Jezus gebruikt in ECIW duale taal omdat dit is wat wij in onze huidige staat kunnen begrijpen maar zijn doel is om ons te wijzen op- en te leiden naar de staat van absolute eenheid”.

Er wordt vervolgens met enig dedain gekeken naar studenten die geloven dat in de uiteindelijke werkelijkheid sprake is van Kinderen met een Zelf (een Ziel). Deze studenten zouden de onversneden non-duale waarheid nog niet aankunnen. Deze waarheid zou neerkomen op het oplossen van het Zelf in Eenheid met een verlies van “duale” identiteit.

Ik wil me nu inhouden en niet zelf uitgebreid ingaan op de kwestie. Dit bericht is bedoeld om geïnteresseerden te wijzen op deze boeiende video die, in mijn beleving, zorgvuldig de kwestie benadert waarbij ik slechts opmerk dat mijn waardering niet perse totale instemming betekent. Veel kijk en luisterplezier!

Hartegroet,

Simon

Voor het gesprek tussen Emily en Robert over ECIW en non-dualiteit: klik op onderstaande link.

https://youtu.be/tyC3SgoNIrg?si=uzx7kHsYwIH2udgg

Onbevangen nadenken over fysiek waarneembare wonderen.

In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus wonderen verrichtte die voor omstanders duidelijk zichtbaar waren. Hij veranderde water in wijn, liep over het water en hij genas blinden, kreupelen en melaatsen. Hij wekte doden op en verscheen na zijn kruisiging in lichamelijke vorm aan zijn discipelen.

Met de wetenschappelijke blik van nu vertrouwen we dit soort verhalen niet. Talloze boeken handelen over het zinnebeeldig karakter van de wonderverhalen. Anders gezegd: we moeten ze niet letterlijk nemen, ze zijn symbolisch. De blinden en doven waren vooral geestelijk blind en doof, de opwekking van Lazarus was een inwijdingsritueel enzovoorts. Aan natuurwetten zou niet te tornen zijn; nu niet en toen niet.

Volgens Een Cursus in Wonderen moeten we wonderen zien als uitingen van liefde. Ook Cursus-studenten blijven graag aan de veilige, geestelijke kant van het verhaal staan. Ze zien het accepteren van het wonder voor zichzelf als het bereiken van een conflictloze, vredige innerlijke staat. Het belangrijkste aspect van het wonder, het aanbieden van wonderen aan onze naasten, wordt minder aandacht gegeven en als het al gebeurt dan beperkt men zich ook veiligheidshalve maar tot de liefdevolle blik op onze broeders en zusters; hen zien als Kinderen van God. Of deze kinderen zich ellendig voelen of niet vinden we minder belangrijk want hun leed zou toch niet echt zijn.

We zijn als cursus-studenten gaan geloven dat fysieke wonderen verdacht zijn. De hele fysieke wereld is immers verdacht, een niet-bestaande illusie. Het nastreven van wonderen in deze droomwereld kan simpelweg niet de bedoeling zijn. We zien hierin weliswaar zieke lichamen, oorlog en andere ellende maar dit is niet echt. Het hoogst haalbare lijkt ons een onverschillige houding ten opzichte van die fysieke toestanden. We nemen er genoegen mee dat de fysieke ziekte, oorlogen en rampspoed voortduren zolang we ons dit allemaal maar niet langer aantrekken.

In veel hedendaagse non-duale stromingen is dit ook het hoogst haalbare. We leren om onderscheid te maken tussen dat wat in bewustzijn verschijnt en het bewustzijn zelf. Wij zouden de onaantastbare waarnemer zijn van alles wat in het bewustzijn verschijnt. Totale acceptatie is de key tot innerlijke vrede; alles mag er zijn, je valt er niet mee samen, je bent de blauwe lucht waarlangs de wolken voorbij trekken.

Zelfs rondom gevorderde Cursus-leraren gebeuren weinig fysieke wonderen. In studiegroepen lijkt een vredige geest de hoogst haalbare uitkomst. Leraren en studenten verouderen, worden ziek en sterven uiteindelijk. Zo was het, zo is het en zo zal het wel blijven, denken we.

Er zijn maar enkele dappere cursus-leraren die vraagtekens durven te zetten bij deze gelatenheid. Eén van hen is Nouk Sanchez in haar boek Het Einde van de Dood. Het lastige van de kwestie van lichamelijke genezing en, uiteindelijk, het scheppen van een nieuwe wereld is dat we terecht bang zijn om terug te vallen in ons klassieke geloof in de echtheid van lichamelijkheid, lichamelijke ziekte, kwetsbaarheid en fysieke dood. De hele cursus is er juist op gericht om ons te leren dat de werkelijkheid geestelijk is en niet lichamelijk. Toch?

Ik meen dat het iets genuanceerder ligt. De fysieke wereld reflecteert wat wij geloven. Wij geloven in afscheiding dus zien we een wereld van tijd, ruimte, kwetsbaarheid, aanval, angst, ziekte, dood enzovoorts. Als we fysieke wonderen gaan nastreven gaan we makkelijk nog verder de mist in:

  1. We projecteren een enge droom van ellende
  2. We willen sleutelen aan deze droom, deze aangenamer maken
  3. We willen een lang, pijnvrij droom(!)-leven.

Omdat we niet in deze valkuil willen trappen, nemen we genoegen met het voortduren van de nachtmerrie. Maar dit is ook niet de bedoeling. Het gaat inderdaad niet om knutselen aan de nare droom maar om genezing van ons geloof in afgescheidenheid. Deze genezing gaat echter automatisch gepaard met verandering van onze projecties. Uiteindelijk zullen we niet langer ellende projecteren maar harmonie. De wereld dat zijn wij. Wat we buiten ons menen te zien is onze eigen overtuiging. Dus ja, het is uiterst belangrijk om onze overtuiging te veranderen. Pas als we onze angst voor de droom overwinnen kunnen we ons openstellen voor de genezende werking van liefde en dit gaat zichtbaar worden in wat wij waarnemen als de fysieke werkelijkheid. Dus hoewel fysieke genezing geen doel op zich is, zijn fysieke genezingen wel te verwachten als resultaat van de genezing van onze mind.

Maar waarom gebeurt dit dan niet of zo weinig? Ik denk even hardop. Ik vermoed dat de wortel van ons geloof in afgescheidenheid veel dieper zit dan wij zelf denken. Onze oudere broeder Jezus loopt ver voor ons uit. Zijn genezen mind maakt hem tot een open kanaal voor de liefde van de Vader. En deze liefde geneest, primair de denkgeest en deze genezing kunnen wij waarnemen in wat wij het fysieke domein noemen. Dit fysieke domein is niets anders dan onze perceptie van een geestelijke werkelijkheid. Genezing van de mind kan niet anders dan zichtbaar worden, zich manifesteren. En deze genezing is aanstekelijk. In Jezus’ geval breidde de genezing zich uit. Jezus “vergaf zonden”, dus hij liet zich niet foppen door de blik van zijn ogen en zag in zijn naasten zijn Broeders. Omstanders konden zich in geloof en vertrouwen hierop afstemmen. Dit vertrouwen opende in hen een kanaal waardoor liefde kon stromen. Gods wil voor ons is louter geluk en dit reflecteert zich niet in een ziek lichaam. Dus toonde de genezen mind zich als een fysieke genezing.

Maar deze tijdgenoten van Jezus ontwaakten niet geheel uit de droom van afgescheidenheid. Ze huppelden even blij rond maar zijn uiteindelijk “gestorven”. Ze profiteerden als het ware tijdelijk van de diepe heelheid van Jezus’ mind.

Ik vermoed dat we meer waarneembare genezingen van de mind gaan zien als we, net als Jezus, meer en meer gericht worden op elkaar. Als we gaan erkennen dat we samen één zijn. Ik las over groepen rond Joe Dispenza waar mensen zich verzamelen rondom mentaal-fysiek-zieke mensen en waar door de verbinding met elkaar genezingen plaatsvinden die zich, natuurlijk, ook fysiek manifesteren. Maar nogmaals: fysieke genezing is geen doel op zich maar daardoor niet iets waar we voor terug moeten deinzen of waar we afwijzend tegenover moeten staan.

Schuldgevoel ligt op de loer. Waarom blijf ik maar ziek? Wat doe ik niet goed? En natuurlijk de klassieke vragen: hoe zit het met onschuldige slachtoffers? Met zieke kinderen?

Wij kunnen niet zien wat zich “bij de wortel”, diep in de mind, afspeelt, noch in onszelf noch voor anderen. Wat we wel weten is dat overal waar we ellende zien de uitnodiging geldt om ons te openen voor liefde en heling. Hierbij staat “mijn” genezing niet los van die van jou. Hoe zou ik tevreden, gelukkig en “gezond” kunnen rondhuppelen zonder bewogen te zijn door de hulpvraag die klinkt uit de mond van mijn broeders en zusters? Genezen is iets wat we samen moeten doen, wat we moeten delen. Jezus prees de barmhartige Samaritaan omdat deze de liefde toonde, manifesteerde aan de gewonde reiziger. Hij zond zijn discipelen de wereld in om het goede nieuws te verkondigen: je zonden zijn je vergeven, je bent niet afgescheiden van de Vader en van je broeders. Verbinding, vereniging, stromende liefde is heling. En deze heling zal zich manifesteren, zelfs in wat wij duiden als het fysieke domein. Wat een vooruitzicht!

Wat kan schuldgevoel ons leren?

Eén van de belangrijkste handvatten die ik kreeg aangereikt van Ken Wapnick is zijn concept van “the unholy trinity: sin-guilt-fear”, de onheilige drie-eenheid van zonde-schuld-angst. Hierbij stel ik me zonde voor als ons geloof in afscheiding, dit leidt tot een schuldgevoel (we denken dat we met succes gerebelleerd hebben tegen God) en tot angst. Angst voor God en voor elkaar omdat we denken dat we afgescheiden zijn van elkaar. Ons hele gevoel van kwetsbaarheid en onze neiging tot aanvallen en verdedigen zijn terug te voeren op ons geloof in deze onheilige drie-eenheid.

Gisteren zag ik een serie op Netflix die handelt over een priester die meent in Gods naam te handelen terwijl het de kijker duidelijk is dat hij een verlengstuk geworden is van “het kwaad”. De priester deinst er niet voor terug om bloedige moorden te plegen. Hij beargumenteerd dat deze moorden de wil van God zijn omdat hij er helemaal geen schuldgevoel over heeft. Hij moedigt anderen aan om zich ook niet schuldig te voelen over hun wandaden en om hier nog een schepje bovenop te doen.

Ik wil ons als ECIW-studenten niet vergelijken met deze ontspoorde priester maar het thema zet wel aan tot nadenken. Of we het nu beseffen of niet, we hebben een christelijk-culturele achtergrond en deze zorgt ervoor dat we ons snel zondig en schuldig voelen. Ik ben niet christelijk opgevoed maar herken toch dat het thema van schuld een belangrijke rol speelde in mijn gezin van herkomst. Misschien is het wel een van de belangrijkste missies van Jezus in ECIW om deze hele thematiek te ontmantelen. Hij wijst ons erop dat niets ons kan scheiden van de liefde van onze Vader. We kunnen  de  “zondeval”, de afscheiding van onze Vader, wel inbeelden maar dat maakt deze nog niet tot waarheid. Wij zijn en blijven zondeloze, schuldloze geliefde kinderen van de Vader, nu en tot in alle eeuwigheid. De herinnering van dezelfde schuldeloosheid in de ontmoeting met onze broeders en zusters is cruciaal. We moeten ons geloof dat zij ons kunnen aanvallen naar de liefde brengen zodat heling van onze mind kan plaatsvinden.

ECIW kan een verademing zijn voor mensen die een nog strengere, zwaar christelijke, opvoeding hebben gehad. Wat doe je een kind aan als je hamert op zijn diepe, fundamentele onwaardigheid? Als je het zegt dat het door en door slecht is en slechts geneigd tot het doen van kwaad? Van deze programmering kun je de rest van je leven behoorlijk last hebben.

Hoewel het heel bevrijdend voelt om in ECIW te lezen dat we inherent zonde- en schuldeloos zijn, meen ik dat een verstandelijk ontkenning van dit gevoel niet leidt tot werkelijke heling. Deze ontkenning is het halve verhaal. We kunnen ontkenning van schuldgevoel misbruiken zoals de hierboven beschreven priester. In het Nieuwe Testament zegt Jezus tegen “zondaren” dat hun zonden vergeven zijn maar hij voegt daaraan toe: “gaat heen en zondig niet meer”. Merk op dat Jezus dit zegt vóór zijn kruisiging waarmee dat nare geloof dat er betaald zou moeten worden met het bloed dat vloeit tijdens de kruisiging die nog moet plaatsvinden gelukkig ontmanteld wordt. Maar dit terzijde. De Bijbelpassage duidt erop dat Jezus er belang aan hecht dat wij niet langer in zonde blijven leven, dus vanuit geloof in afgescheidenheid, maar vanuit liefde.

Misschien is het goed als we schuldgevoel gaan zien als indicator. Niet alleen een indicator die ons ons bijgeloof toont maar ook een indicator die ons oproept om niet alleen het wonder voor onszelf te accepteren (“onze zonden zijn ons vergeven”)  maar om heen te gaan en als wonderwerkers te gaan leven, dus als bronnen van tastbare liefde voor onze naasten.

De kwaadaardige priester toont ons dat hij geniet van zijn innerlijke vrede. Soms wordt deze innerlijke vrede in ECIW-kringen verheven tot hoogste goed en uiteindelijke ideaal. Wij zullen hopelijk niet moordend en bloeddorstig verder gaan met ons leven maar het is niet de bedoeling dat we tevreden achterover leunen en onze ogen sluiten voor een wereld waarin talloze broeders en zusters wanhopig op zoek zijn naar liefde. Ik vermoed dat schuldgevoel zal blijven werken als wake-up call zolang we onze taak als wonderwerkers niet oppakken. Liefde wil stromen en mag, nee moet, via onze handen aangeboden worden aan een wereld in nood.

In eerdere blogs wees ik erop dat absolute waarheid die slechts verstandelijk wordt aanvaard niet behulpzaam is. Vanuit een radicale eenheidstheologie kan iemand zeggen: “er is geen wereld in nood, dus ik hoef niks te doen”. Dit is een soort intellectuele bypass die van gelijke orde is als “ik ben zondeloos, wat ik ook doe”. De uitspraken zijn waar maar vormen het glorieuze inzicht dat ons ten deel valt als we ons vergevingswerk gedaan hebben en de verlossing en heling hebben plaatsgevonden. Pas dan zien we dat er eigenlijk niets te verlossen en helen viel en dat iedereen ten diepste zondeloos is.

Tot die tijd is er een gevoel van oerzonde, oerschuld. Laat dit ons wijzen op ons geloof in afgescheidenheid en uitnodigen om ons te openen voor liefde, ons te laten vullen door deze liefde en deze liefde door ons heen uit te laten breiden naar de wereld. Nu zien we een gebroken wereld die de gebrokenheid in onze mind illustreert. Als onze mind geneest door liefde zullen de beelden die we zien veranderen. Hoewel geen doel op zich zal de liefde zich manifesteren in de wereld, we zullen de geboorte van een nieuwe wereld zien. Aan de vruchten herken je de boom. Onze enige echte voorganger is een Priester van Liefde. Halleluja.

Alles is gewoon eenheid.

Ooit keek ik naar een programma waarbij iemand met behulp van mentale kracht een glas deed verplaatsen over een tafel. Ik stootte mijn toenmalige partner aan en riep opgewonden: “moet je zien, hij laat dat glas bewegen zonder het aan te raken!”. Zij keek even snel op vanuit haar boek en zei: “oh, dat is gewoon telekinese”. Daarmee was voor haar de kous af.

Iets dergelijks merk ik ook in cursus-land. Zodra we ergens een woord voor gevonden menen te hebben is iets verklaard en is het mysterie verdwenen. Dat gebeurt bijvoorbeeld met het woord “eenheid”. We hebben de conclusie getrokken dat God en waarheid  synoniem zijn aan absolute eenheid en dat de illusie gekarakteriseerd wordt door denkbeeldige scheidslijnen. Dit lijkt ons grote helderheid te bieden. Alles wat wij kunnen benoemen moet zich op één of andere manier onderscheiden van het geheel, anders zouden we het geen naam kunnen geven. “Aha, onderscheiden”, roept ons verstand, “dan is het een illusie en bestaat niet echt want in eenheid is onderscheid onmogelijk”. Lekker duidelijk zo.

Deze manier van denken biedt ons een handvat om waarheid van illusie, van projectie te onderscheiden. Neem als voorbeeld eens de auteur van de cursus; Jezus. In eerste instantie zullen we aan hem denken als een man van een jaar of dertig, lang haar, baardje en liefdevolle blik in de ogen. Maar ja; de mens Jezus leeft niet langer in fysieke vorm onder ons maar zijn “geest” wel. We zullen ons even in moeten spannen om deze geest van Jezus los te gaan zien van ons historisch beeld van hem. Binnen het begrip geest kan geen onderscheid bestaan tussen mannen en vrouwen en spelen uiterlijk en leeftijd sowieso geen rol. Nu wordt het een wiebelig verhaal. Jezus is man noch vrouw, heeft geen uiterlijk noch leeftijd en is een soort tijdloze ziel. Toch noemen we hem onze oudere broeder en niet ons jonge, lieve zusje. Hoe dan ook; we menen in elk geval dat hij een wijzere, tijdloze entiteit is tot wie wij ons kunnen wenden voor leiding in ons leven.

Maar in absolute eenheid is geen ruimte voor “wijzer” noch voor “entiteit”. Deze termen suggereren onderscheid en afgescheidenheid en dat kan niet in eenheid. We moeten dus verder gaan met het zuiveren van de term “Jezus”. Elk onderscheid dat wij menen te zien tussen Jezus en onszelf moet overboord want dit onderscheid moet wel denkbeeldig zijn. De volgende stap moet dan zijn dat Jezus een symbool wordt dat wij ons inbeelden. Immers, alles wat wij los van onszelf menen te zien is projectie en bevindt zich slechts als zodanig in onze geest. We moeten nu dapper doorpakken en erkennen dat Jezus ook niets anders kan zijn dan onze projectie, een projectie die we dienen te vergeven om onze weg te kunnen banen naar de absolute eenheid die wij zijn in God.

En over God gesproken, daarvoor moet hetzelfde gelden. Gelukkig is de term “God” al van origine abstracter dan de term “Jezus” dus we hoeven iets minder lang af te pellen om van God bij absolute eenheid uit te komen. Over de Heilige Geest kunnen we nog korter zijn. Hij is een herinnering in onze geest en zal verdwijnen als we thuiskomen in absolute eenheid. We zijn lekker bezig zo. De wereld, het universum, alle andere mensen, ons lichaam: alles is projectie, illusie, en zal moeten verdwijnen in die absolute eenheid.

Deze glasheldere logica maakt alles zo heerlijk overzichtelijk. Alles wat ik meen te zien bestaat niet echt omdat in absolute eenheid in feite niets kan bestaan. Alles verschilt niet van niets. Ik voel me nu nog een druppeltje maar dat gevoel van afgescheidenheid zal verdwijnen zodra ik terug plons in de oceaan.

Kan ik iets inbrengen tegen de redenering hierboven? Nee, het lukt me niet. In absolute eenheid is er alleen God en zelfs deze naam is betekenisloos als God alles en daarmee niets is. Hiermee lijkt ook deze kous af.

Maar dan piepen er grappige vraagtekentjes op. Wat is schepping dan eigenlijk? Kan in absolute eenheid wel liefde bestaan? Want wie of wat zou wie of wat kunnen liefhebben in eenheid? Kan er zoiets zijn als een heilige relatie want een relatie kan toch alleen bestaan tussen tenminste twee dingen? En waarom doe ik zo mijn best met deze cursus? Is oplossen in het niets wel zo aantrekkelijk? Bestaat bewustzijn wel? Want hoe kun je bewustzijn als er niets bestaat om bewust van te zijn?

Leuk hé? Eenheid lijkt zo logisch, zo gewoon. Alles is gewoon eenheid. Gewoon?

Als je stil wordt.

Nadenken over God levert niet zoveel op. Het komt neer op het maken van zinloze beelden. Weet hij wel of niet van ons? Bemoeit hij zich met ons leven? Is hij wel een hij of eigenlijk ook een zij?

Maar als je stil wordt en je openstelt dan glimlach je om deze vragen. De zinloosheid ervan word je duidelijk en je voelt je gedragen en bemind zonder te weten door wat of door wie. Het voelt als thuiskomen en een einde van de eenzaamheid. Vanuit deze stilte herken je waar de cursus probeert woorden aan te geven. In het Tekstboek staat in Hoofdstuk 4: VII,4:

Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.

Je voelt vanuit de stilte wat hier bedoeld wordt. Er is geen sprake meer van onzekerheid. Je hoort slimme mensen zeggen dat God niets weet van de wereld noch van jou. Ervaren ze dan niet deze liefde? Weten ze zich dan nog niet gedragen? Ik voel de liefde en herken mijn Vader. Ik weet dat “Vader” slechts een woord is en ik durf ook Moeder te zeggen, Liefde, Bron of wat dan ook. Eindelijk thuis, eindelijk is daar het Koninkrijk.

God heeft jouw Koninkrijk voor jou bewaard, maar Hij kan Zijn vreugde niet met jou delen zolang jij die niet met heel je denkgeest kent. Openbaring is niet genoeg, omdat dat alleen communicatie vanuit God is. Aan God hoeft geen openbaring teruggegeven te worden, wat vanzelfsprekend onmogelijk zou zijn, maar Hij wil wel dat ze aan anderen wordt gegeven.

Ik word bewogen met mededogen. Hetzelfde mededogen dat ik herken in de stilte, mededogen dat me tegemoet stroomt, warm en met open armen. Na deze openbaring van warmte, van liefde welt vanuit mijn geopende hart een respons van liefde. Ik kijk om me heen en zie een wereld in nood. Ik zie broeders vechten met broeders en ik zie angst, zoveel angst.  Zoals mijn Vader bewogen is als Hij ervaart dat Zijn kanalen gesloten zijn, zo is mijn vreugde niet compleet zolang de wereld in nood is. Je hoort slimme mensen zeggen dat er geen anderen zijn en dat ik slechts mijn angst op hen projecteer. Ze zeggen dat ik gewoon moet genieten van mijn thuiskomst, van de openbaring van liefde. Maar zoals mijn Vader niet compleet is zonder mij zo ben ik niet compleet zonder mijn broeders. Zoals Hij wil overstromen zo wil ik dat. Maar hoe kan ik stromen naar hen die angstig vechten?

Dit kan niet met de feitelijke openbaring gebeuren; haar inhoud kan niet tot uiting worden gebracht, omdat die hoogst persoonlijk is voor de denkgeest die haar ontvangt. Ze kan echter wel door die denkgeest aan andere denkgeesten worden teruggegeven, via de innerlijke houding die de kennis uit de openbaring met zich meebrengt.

Zo word ik geroepen, zo worden wij geroepen om behulpzaam te zijn. Het hoofdstuk in de cursus gaat verder:

4Hun behulpzaamheid is hun lofprijzing van God, en Hij zal hun lofprijzing van Hem beantwoorden omdat ze zijn zoals Hij en ze zich tezamen kunnen verheugen.

God gaat naar hen uit en door hen heen, en er is grote vreugde in heel het Koninkrijk. Ieder die zijn denken veranderd heeft, draagt bij tot deze vreugde met zijn individuele bereidwilligheid erin te delen. Zij die werkelijk behulpzaam zijn, zijn Gods wonderdoeners, aan wie Ik leiding geef tot we allen in de vreugde van het Koninkrijk verenigd zijn. Ik zal jou overal heenleiden waar je werkelijk behulpzaam kunt zijn, en naar al wie mijn leiding kan volgen via jou.

Ik ervaar een missie, een heilige missie, een helende missie. De warmte, de liefde wil gedeeld worden, wil gecommuniceerd worden.  Ik merk dat afstemmen op de stilte , op de liefde, richting geeft aan mijn leven. Dat er voor me gezorgd wordt op manieren die ik niet kan doorgronden. Toevalligheden, ontmoetingen die op mijn pad gebracht worden met een geduld en zachtheid die groots zijn. Slimme mensen zeggen dat de Heilige Geest niet werkt in deze wereld. Maar hij leidt mij en vraagt mij bereid te zijn om een instrument van liefde te zijn. Om heel praktisch op het pad van mijn broeders en zusters in nood gebracht te worden. De ervaring van deze leiding en het waarlijk behulpzaam zijn maakt me blij. De complete cursus begint aldus:

“You will see miracles through your hands through me”

(Je zult wonderen zien via jouw handen door mij).

Hier ben ik Heer.

Het woord “ziel” in ECIW

Dit onderwerp nodigt uit tot een flinke studie en het schrijven van een uitgebreide toelichting, maar ik wil het zo kort mogelijk houden. We zien dat in de eerste uitgave van ECIW, geredigeerd door Bill Thedford, het woord “ziel” in de eerste hoofdstukken met regelmaat wordt gebruikt. In de Complete & Annotated edition heeft men ervoor gekozen om dit flink terug te brengen en in de FIP editie staat er alleen nog “ziel” als de Cursus verwijst naar Bijbelteksten waarin dit woord gebruikt werd.

De reden voor de keuze om, waar mogelijk, het woord “ziel” te vervangen door “geest” of “denkgeest” wordt gegeven in de Verklaring van Termen (VvT):

“Het woord “ziel” wordt niet gebruikt, behalve in rechtstreekse bijbel-citaten, vanwege zijn hoogst controversiële aard.”

Het is dus begrijpelijk dat uitgevers van de Cursus ervoor gekozen hebben om het woord tamelijk stelselmatig te vervangen door minder beladen termen. Voor mij had dit niet per se gehoeven omdat de inleiding van de VvT al duidelijk maakt dat we ons niet moeten doodstaren op de terminologie die Jezus gebruikt:

“Dit is geen cursus in filosofische bespiegelingen, en evenmin bekommert hij zich om een precieze terminologie”.

Dat het woord “ziel” in cursusverband controversieel is begrijp ik wel. Maar dit hoeft in mijn beleving niet zo te zijn als we bij het lezen ervan ons laten leiden door ons hart en door het wonderlijke van de heilige relatie.

Ons verstand kan, geleid door ons ego, van het woord “ziel” een strijdpunt maken. Het ene kamp ziet het woord als bewijs voor de echtheid van individuatie. Er is dus in die bedreigende eenheid kennelijk ruimte voor een onderscheiden entiteit waar ik me graag mee vereenzelvig. Ik zal dus niet oplossen in een soort eenheidsoersoep. Ik besta echt als individu. Vervolgens ontstaan er allerlei verhalen over de reizen en avonturen van deze ziel en over de ontwikkeling van de ziel. Voilà de controverse; de afscheiding gaat weer een hoofdrol spelen en je krijgt uitspraken als “een jonge ziel die nog veel te leren heeft” of “een oude, wijze ziel die al ver is”. Zo wil de cursus echter niet aankijken tegen onze Goddelijke Kern. We zijn al perfect geschapen als Kinderen van de Vader. Het onbegrijpelijke van de Heilige Relatie is juist dat we delen zijn van het geheel. Onze woorden individuatie en differentiatie drukken altijd onderscheid uit maar onderscheid is kennelijk niet hetzelfde als gescheidenheid. Bij ons duiden verschillen altijd op speciaalheid maar hoewel elke ziel speciaal is, is hij niet jonger of ouder dan een andere.

Het andere kamp besluit om dan maar het woord “ziel” uit de cursus te schrijven. Om ons voor dit “gevaar” te behoeden. In deze neiging zie ik goedbedoelde maar onnodige angst om de illusie echt te maken. Het is in mijn beleving geen oplossing om van een iets te duaal taalgebruik weg te willen vluchten op weg naar een voor ons denken meer aanvaardbare eenheidstheologie. Zoals gezegd kan ons denken niet overweg met zoiets als individuatie met behoud van heelheid, maar het is geen oplossing om dan allergisch te worden voor cursustermen die duiden op differentiatie of voor meervoudsvormen. Ik denk dat het heel goed is als onze hersenen zuchten en kraken door de terminologie die Jezus kiest. Jezus is in mijn optiek de perfecte leraar die precies aansluit op het “niveau” waarop wij ons menen te bevinden. Het is volgens mij geen toeval dat in de oorspronkelijke versies Jezus gewoon spreekt over de ziel en over zielen. Hij verandert zijn taalgebruik zelf gedurende de cursus waarbij zijn taal evolueert met ons, hopelijk toegenomen, begrip. Dus gaande de cursus verdwijnt het woord langzaamaan. Jezus is de perfecte leraar die ons rustig aan de hand neemt, bijstuurt en corrigeert.

Het woord ziel kan gewoon gebruikt worden zolang wij ons realiseren dat we Kinderen van God zijn en bestaan in heilige relatie met Hem. Een Cursus van Liefde (ECvL) is enorm behulpzaam om iets van het wonder van de heilige relatie daadwerkelijk te gaan ervaren. In een dialoog met Jezus komt deze steeds dichterbij en uiteindelijk verdwijnt de grens tussen hem en ons waarbij we elkaar in eenheid ontmoeten in het Christusbewustzijn; onze Bron, ons Wezen.

Ons verstand kan niet anders dan worstelen en het denkt te moeten kiezen: het is dualiteit of eenheid. Ons hart begrijpt dat het niet of-of is maar en-en. Het is non-dualiteit, heilige relatie, Schepper en Schepsel, Zoon en Zoonschap met Zonen. Als we zo onbevangen durven te lezen dan kunnen we simpelweg genieten van de taal die Jezus voor ons gekozen heeft. We hoeven niet krampachtig op te springen en de eerste hoofdstukken van ECIW te diskwalificeren als “minder mooi” en we hoeven Jezus al helemaal niet te corrigeren. Geniet ter afsluiting met me mee van zo’n stukje tekst:

It should especially be noted that God has only one Son. If all the Souls God created are His Sons, then every Soul must be an integral part of the whole Sonship. You do not find the concept that the whole is greater than its parts difficult to understand. You should therefore not have too much trouble in understanding this.

The Sonship in its oneness does transcend the sum of its parts. However, this is obscured as long as any of its parts are missing. That is why the conflict cannot ultimately be resolved until all the parts of the Sonship have returned. Only then can the meaning of wholeness, in the true sense, be fully understood.

Vertaling (via DeepL):

Het moet vooral worden opgemerkt dat God maar één Zoon heeft. Als alle Zielen die God heeft geschapen Zijn Zonen zijn, dan moet elke Ziel een integraal onderdeel zijn van het hele Zoonschap. Je vindt het concept dat het geheel groter is dan zijn delen niet moeilijk te begrijpen. Je zou daarom niet al te veel moeite moeten hebben om dit te begrijpen.

Het Zoonschap overstijgt in zijn eenheid de som van zijn delen. Dit wordt echter verduisterd zolang er delen ontbreken. Daarom kan het conflict uiteindelijk niet worden opgelost totdat alle delen van het Zoonschap zijn teruggekeerd. Alleen dan kan de betekenis van heelheid, in de ware zin, volledig begrepen worden.

Dat gezeur over visies!

Is het nodig om te schrijven over visies op de Cursus? Is het niet allemaal ego-gedoe, een poging om gelijk te krijgen ten koste van de innerlijke vrede? Tja; zo kun je er natuurlijk naar kijken. Ik ben in elk geval blij dat Jezus in ECIW wel kritisch kijkt naar onze interpretatie van het Nieuwe Testament en commentaar geeft op de visie van Freud en op die van Edgar Cayce. Kennelijk hecht hij wel belang aan het corrigeren van onjuiste visies. Maar is het dan niet pretentieus dat ik me soms kritisch opstel ten opzichte van de visie van Ken Wapnick? Wie ben ik nu helemaal dat ik zou kunnen bepalen welke ECIW-leraar de meest cursus-getrouwe visie heeft?

Dat pretendeer ik ook niet.  Het kan erop lijken dat ik kies voor de visie van Robert Perry omdat ik de visie van Ken Wapnick vaker ter discussie stel, maar dit is te kort door de bocht. Het is niet mijn bedoeling om één van de visies tot waarheid te verheffen en deze te propageren. Robert Perry meent dat Ken Wapnick zich soms vergist. Dat gaat mij wat te ver. In mijn optiek probeert Ken de ultieme non-duale waarheid zo goed mogelijk te duiden. Het is Ken’s missie, in mijn beleving, om ons te behoeden voor een terugval naar een duale visie en daartoe draagt hij de meest radicale visie op ECIW met verve uit.

Waar ik wel zo mijn ideeën over heb is over de vraag hoe behulpzaam de manier is waarop Ken Wapnick de boodschap van de Cursus verwoordt. Jezus hanteert in de Cursus Bijbels taalgebruik. Denk hierbij aan het beeld van een liefdevolle Vader, een behulpzame Broeder Jezus en leiding door de Heilige Geest in ons dagelijks leven. Omdat Ken ons wil behoeden voor het klassieke duale geloof, pelt hij de woorden van Jezus af en herformuleert hij de boodschap met grote nadruk op de absolute eenheid die de basis vormt van de Schepping. Hij wijst ons er telkens op dat we door de metaforen en symboliek in de Cursus heen moeten kijken. Robert Perry meent dat Jezus precies zegt wat hij bedoelt en neigt ernaar dicht bij de letterlijke betekenis van cursus-woorden te blijven.

Zoals ik het zie is het niet zozeer de bedoeling van Jezus om ons met zijn woorden een kloppend verhaal te bieden, een universele theologie, die vooral bevredigend is voor ons verstand. Jezus gebruikt daarentegen bewust woorden die voor ons het meest behulpzaam zijn om ons een universele ervaring van liefde, eenheid en verbondenheid te geven. Hij gebruikt als het ware “warme taal” die in staat is om niet alleen ons hoofd maar vooral ook ons hart te raken, of deze taal nu kinderlijk klinkt of niet. Deze warme taal zorgt ervoor dat we de liefde niet uit het oog verliezen als we praten over eenheid. Het is prima om via ons hoofd geloof in dualiteit te corrigeren, maar alleen als we dit laten volgen door ons via ons hart uit te strekken naar liefde, deze door ons heen te laten stromen naar anderen. Liefde is middel en doel. (NB: natuurlijk weet ik dat hoofd en hart niet echt van elkaar gescheiden zijn, maar probeer alsjeblieft niet alleen te begrijpen maar ook te doorvoelen wat ik bedoel).

Jezus weet dat wij minder bereid zijn om ons uit te strekken naar een God waarvan wordt gezegd dat Hij niets zou weten van ons bestaan. Daarom spreekt hij van “Vader”. Jezus weet dat wij te zelfgericht worden als we zeggen “er zijn geen anderen” en daarom spreekt hij vrijuit over het behulpzaam zijn voor onze broeders. Jezus weet dat wij het op eigen houtje gaan proberen als hij zegt dat Jezus en de Heilige Geest slechts symbolen zijn in onze denkgeest. Hij wil juist dat we onze kleine wil los durven te laten en dat lukt het best als we ons overgeven aan de hulp van broeder Jezus of door overgave aan de Heilige Geest. Jezus weet dat we minder geneigd zijn dit te doen als hij stelt dat “de Heilige Geest eigenlijk niks doet in de wereld”. Als Jezus uitspraken als “God weet niets van jou” of “Er zijn geen anderen” behulpzamer had gevonden dan de vele liefdevolle woorden die hij geeft over de Vader en over onze Broeders, dan had hij deze uitspraken wel zelf gehanteerd.

Natuurlijk kent Jezus de ultieme waarheid, hij begint er zelfs zijn Cursus mee:

Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.

Maar dit laat hij niet volgen door de uitleg: “dus geloof maar niet in een Vader die van je houdt, in mij als behulpzame broeder of in broeders die in nood verkeren”. Nee, er volgen honderden bladzijden met warme taal, metaforen en symbolen. Omdat Jezus weet dat dit de taal is die we nodig hebben, die we verstaan, die ons helpt om ons over te geven aan liefde. Om wonderwerkers te worden en liefde te accepteren voor onszelf en deze door te geven aan onze broeders en zusters. Liefdevolle overgave aan onze Vader, hulp van Jezus en leiding door de Heilige Geest brengen ons ertoe te streven naar verbinding en vereniging met anderen om zo te ontdekken dat we één zijn.

Er treedt verwarring op als we stellen dat God niets afweet van de wereld en van ons leed en dat er geen andere mensen zijn om te helpen. Dat we slechts geroepen zijn onze eigen denkgeest te corrigeren. Als we de diepe en mysterieuze waarheid van deze uitspraken nog niet liefdevol kunnen doorvoelen, en ik vrees dat dit dikwijls het geval is, dan vergoten deze uitspraken eerder het gevoel van eenzaamheid en afgescheidenheid dan dat ze behulpzaam zijn en ons uitnodigen te leven volgens de bekende samenvatting die Jezus ons geeft in het Nieuwe Testament:

“Bemin de Heer, uw God, met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: “Heb uw naaste lief als uzelf.”

Graag verwijs ik jullie naar een vertaling van een deel van een hoofdstuk uit het boek “One Course, Two Visions” waarin Greg Mackie aangeeft hoe het aanhangen van een bepaalde visie op de Cursus verstrekkende gevolgen heeft voor onze houding in het dagelijks leven. Hij geeft een concreet voorbeeld van een zwerver die ’s avonds verkleumd aanbelt bij ons en onze hulp vraagt. Hoe bepaalt onze visie op de Cursus onze reactie? Maar belangrijker is de vraag: wat zou Jezus doen? Zijn Cursus in Wonderen is toch vooral Een Cursus van Liefde.

Hartegroet,

Simon

Zie svp: EEN VERGELIJKING VAN DE TWEE VISIES