Zelfkritiek vergeven

zotOp de middelbare school had ik een goede vriend die bij me in de straat woonde. Laat ik hem even Jan noemen. Jan had een wat vreemde lichaamshouding, was slecht in gym, had een grote bos met krullen en was geen doorsnee jongen. Erg creatief maar helaas een beetje het pispaaltje van de klas. Andere jongens deden hem gekscherend na, lachten hem uit of namen hem in de maling. Het humeur van Jan bleek echter onverwoestbaar en hij legde simpelweg alle spot naast zich neer. Toen al maakt zijn opgeruimdheid indruk op mij. Jan komt bij mij vaak in gedachten als ik me afvraag of ik niet raar ben overgekomen of als deze twijfel is overgegaan in schaamte. Ik merk dat ik dan in eerste instantie de neiging heb om een negatieve conclusie over mezelf te trekken. Zo van: hé, hoe kan ik nou zo stom zijn, hoe kon ik dat toch doen of zeggen. Dit gaat gepaard met negatieve gevoelens die soms vluchtig zijn maar ook lang kunnen blijven hangen.

Dit soort gedachten en bijbehorende gevoelens kunnen een signaal zijn dat het gepast is om welgemeend excuus aan te bieden of iets te corrigeren. Het gebeurt echter ook dat de zelfveroordeling onnodig lijkt te blijven kleven. Ik ben hierbij gewoonlijk strenger voor mezelf dan voor anderen. De laatste tijd krijg ik hier wat beter oog voor en lukt het om, soms snel en soms pas na enige tijd, op de pauzeknop te drukken. Ho even, waar ben ik nu mee bezig? Daarna besluit ik om het negatieve etiket gewoonweg niet op mezelf te plakken met Jan als mijn grote voorbeeld. Ik verrek het gewoon om mezelf te kwellen met een negatief oordeel.

Nu even in Cursus termen. Zowel veroordeling van anderen als van mezelf komt neer op het geloven in schuld. Er is altijd sprake van een dader en van een slachtoffer. Dit is een beproefde methode om geloof in dualiteit in stand te houden. Dit kan een ik-versus-de-ander zijn of een ik-versus-mezelf. Beide splitsingen zijn denkbeeldig en niet bestaand. Het vasthouden aan schuld wordt in de Cursus het koesteren van grieven genoemd. Dit zijn niet alledaagse woorden maar wel erg treffend. Er is sprake, bij zelfveroordeling, van een paradoxaal zwelgen in schuldgevoel. Op bewust niveau vind ik het raar en beweer ik dat ik eraf wil maar onbewust houd ik er aan vast om de illusie van afgescheidenheid overeind te houden. Het voelt dan haast ongepast om net als Jan de schouders op te halen en het negatieve oordeel gewoon in de prullenbak te stoppen.

Nu wat algemener en daarmee uitdagender. Bij zelfverwijt waarvan we onszelf bewust zijn valt na enig oefenen het onderliggende mechanisme wel te doorzien. Maar trek het eens breder naar onze hele zogenaamde spirituele zoektocht. Is niet het basisgevoel hierbij: nu is het nog niet oké maar later raak ik verlicht? En wat is dit dan anders dan geloof in een afwijzend oordeel over onze huidige staat van zijn? Ook nu weer bedoeld om precies datgene in stand te houden waarvan we zeggen dat we ervan af willen: de innerlijke splitsing van een ikje waarvan de ene helft de andere helft afkeurt. Want hoe voelt het om onze afkeur van onze huidige staat (de zoeker) te vergeven en op het altaar van de Liefde te leggen? Je kunt als je oplet voelen dat het afkeuren van de huidige situatie een innerlijke spanning geeft. Dit is nu exact het gevoel van afgescheidenheid wat we onbewust koesteren. We gebruiken de tijd (“nu nog niet maar later misschien”) om deze spanning en innerlijke onvrede te koesteren en in stand te houden. Sta eens stil en doorvoel deze onvrede en spanning om deze gewoon…. de prullenbak in te laten zakken. Merk het protest op vanuit het ego: ja maar dat kan toch zomaar niet? Dan houd ik me toch gewoon voor de gek? Daag dat ego maar eens uit door de ontevreden zoekbeweging wél naar het licht te brengen en daarmee te vergeven. Paniek in de ego-tent! Tenslotte de uitnodiging eens te mediteren over het eerste- en het vijfde onderdeel van onze werkboekles 56:

Mijn aanvalsgedachten zijn een aanval op mijn onkwetsbaarheid.

en

God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest.

 

Advertentie

Armageddon?

meer-dan-180000-doden-oorlog-syrieEnkele decennia geleden was ik nogal geïnteresseerd in eindtijdprofetieën. Ik speurde in de Bijbelboeken en las Nostradamus om erachter te komen hoe de wereld aan haar bloedige eind zou komen. Wie zou er ten strijde trekken tegen wie? Hoe lang zou het allemaal gaan duren? Hoeveel mensen zouden omkomen? Hoe zouden mijn dierbaren en ikzelf er vanaf komen?don Ik las over de opname: gelovigen die vlak voor de grootste ellende weggenomen zouden worden van het aardoppervlak. De meeste voorspellingen waren het er wel over eens dat de ellende zou beginnen in het Midden Oosten.

Aan dit alles moest ik vanmorgen denken toen ik in de krant een stuk las over de situatie in Syrië. Het aantal landen en wereldmachten dat bij dit conflict betrokken is geraakt is enorm en de situatie is zeer explosief. Ik bespeur bij mezelf een vreemde mix van fascinatie voor dit conflict, angst en boosheid en verdriet als ik de beelden zie van bebloede kinderen die gedragen worden door wanhopige ouders. Ook bespeur ik gevoelens van wanhoop en machteloosheid. Waarom leren we nu als mensheid toch nooit eens de les dat wapens geen vrede kunnen brengen? Met stomme verbazing kijk ik wat dit betreft ook naar de heer Trump. Leraren bewapenen om schietpartijen op scholen te voorkomen? En een man met zo’n opvatting is president van het machtigste land op de wereld? Oh mijn God..

Die situatie na dat zoveelste schietincident in Amerika biedt sowieso stof tot nadenken. De discussie keert altijd terug tot wapenbezit als bron van alle ellende. Zelfs binnen de droom zal een grotere barrière om aan wapens te komen slechts een druppel op een gloeiende plaat zijn. Er circuleren immers honderden miljoenen wapens en die dingen bederven helaas niet. Willen ze die langs de deur gaan ophalen om zo het land te zuiveren? Maar de kwestie is natuurlijk een totaal andere. Wij zullen blijven aanvallen en verdedigen zolang we geloven in afgescheidenheid. Met het geloof hierin wordt namelijk direct het geloof in schuld, aanval en verdediging geboren. Wapens vormen slechts onderdeel van de geprojecteerde illusie in de vorm om uitvoering te kunnen geven aan onze ego pulsen. Of we dit nu verbaal, met vuisten, met messen, geweren, bommen of raketten willen uitleven maakt helemaal niets uit. Binnen de illusie menen we dat er een verschil is tussen een lichte irritatie en een nucleaire aanval en laten we alsjeblieft dit onderscheid serieus nemen zolang we dromen. Maar qua metafysica hebben we het over hetzelfde; geloof in afgescheidenheid.

Hiermee gloort gelukkig ook hoop. Want omgekeerd lijkt het alsof we in het klein beginnen als we “slechts” onze vergevingsoefeningen doen rondom onze alledaagse ditjes en datjes. De omvang en reikwijdte van deze kleine bereidheid van ons is echter onvoorstelbaar voor ons beperkte denken. Want de zogenaamd kleine vergeving, de verzoening van een klein conflict vindt plaats in die oneindige en gedeelde denkgeest. Wij lijken vredestichters slechts in engere zin maar we zijn één denkgeest. Lees eens de wonderlijke herhalingsles van vandaag (54):

Ik heb geen neutrale gedachten. Ik zie geen neutrale dingen. Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien. Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn gedachten. Ik ben vastbesloten te zien.

Zie je de hoop die hierin verborgen ligt? De kracht die hierin schuilt? Zo mogen we, naast onze reguliere vergevingslessen van alledag, naar de beelden kijken op het journaal. Niet op een afstandelijke manier met een ongepast voorschot op een niveau-I werkelijkheid en een houding van “ach, het is toch niet echt”. Allerminst. We mogen, nee moeten kijken, met alle emoties die hierbij horen. Met alle verdriet, angst en boosheid die we als zo echt ervaren. Maar dan gaat het erom naar wie we gaan luisteren. Ons ego roept om wraak, meer wapens of het zapt onverschillig weg van deze zogenaamde ver-van-mijn-bed-show. Maar laten we toch met onze gevoelens naar een betere Consultant gaan. Naar de Universele Trooster en enige echte Kracht en Wil. We mogen bedekt met stof, modder en bloed onze handen naar Hem opheffen en onze vermeende kwetsbaarheid tonen. Heer Help. Laten we dit bidden en in stilte wachten op Zijn antwoord. Deze overgave vanuit ons gevoel van afgescheidenheid werkt door in de hele denkgeest. Het kan zijn dat we vanuit liefde tot actie bewogen worden binnen de droom en zelfs in die duistere nachtmerrie zien we op tv hoe de liefde zich middels mensen en hulpverleners uitstrekt naar die ander. We moeten als mens en als mensheid gaan luisteren naar die andere Stem en hiervoor bij ons zelf beginnen. Dit “zelf” is geen eilandje maar een ingang voor Hem. Een sluis die we open mogen zetten om licht deze wereld binnen te laten stromen. Zo komt onze verlosser het duister binnen en kan inderdaad het eind van de tijd ingeluid worden. Het heilig ogenblik is gekomen, laten we de heerschappij overdragen aan de Liefde zodat het licht kan doordingen in onze nachtmerrie.

De Cursus, meer dan een warm bad

warm bad

De non-duale visie van (bijvoorbeeld) de Cursus is tot uiterst simpele proporties terug te brengen naarmate ze een meer niveau-I karakter krijgen. Natuurlijk bestaan er helemaal geen niveaus in werkelijkheid maar hopelijk snap je toch wat ik hiermee bedoel. De kern boodschap is dat je liefde bent. Oneindig, niet geboren, niet begrensd en daardoor niet kwetsbaar. Deze niveau-I werkelijkheid zie je bijvoorbeeld terug in de beroemde samenvatting van de Cursus:

Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.
Hierin ligt de vrede van God.

Einde discussie. Ik merk dat het heerlijk is om deze woorden te lezen en om ze diep door te laten dringen in m’n hart. De waarheid ervan kan, lekker duaal gesproken, ook steeds meer ervaren worden naarmate je als student je meer en meer laat inspireren door de Cursus, door de Liefde.

En toch. De vraag komt bij mij met regelmaat naar boven hoe behulpzaam het is om mezelf en onze broeders en zusters dit soort antwoorden te geven op de schijnvragen die we hebben en als echt ervaren. Wat voorbeelden:

  • Ik voel me zo alleen: je bent niet alleen, je bent liefde.
  • Ik voel me bedreigd door een situatie: je kunt niet bedreigd worden want je bent één.
  • Ik ben bang voor ziekte en om te sterven: je bent niet een lichaam, je bent zoals God je geschapen heeft. Ga zo maar door.

Deze woorden zijn goedbedoeld en wellicht worden zo ook soms/dikwijls/altijd zo ervaren door de verlichte broeders die ze ons met een milde glimlach aanreiken. Onze eigen reactie hierop kan dubbel zijn. Aan de ene kant trekt de waarheid die erin doorklinkt ons aan, zeker als deze gecommuniceerd wordt in bijeenkomsten waarin iedereen aardig tegen je doet en liefst ook even met je knuffelt. Aan de andere kant lijkt het voor ons niet weggelegd en onbereikbaar in de rauwheid van ons gewone leven. Als het eenheidsantwoord klinkt op onze vragen dan slaat het bier gelijk dood. Het kan even als een lekker warm bad voelen maar als we de sauna uitwandelen staan we weer in de kou en snappen we niet waarom dat lekkere warme gevoel niet beklijft.

Terug dan maar naar de Cursus. De genoemde samenvatting kan op een smal strookje papier gedrukt worden maar toch is de Cursus veel dikker dan 1000 pagina’s. Ik vermoed dat dit niet zomaar is. Vergt het dan zoveel woorden om die simpele boodschap uit te leggen? Als we nu gewoon eens alles accepteren wat ons overkomt en ons steeds uitstrekken naar de liefde. Dat is toch de hele boodschap? Dat is toch onze uitweg uit de droom?

Jawel, de waarheid en de kern van de boodschap zijn simpel. Toch willen wij hier kennelijk niet aan anders zouden we allemaal 24/7 lopen te glimlachen. De Cursus legt ons uit waarom de illusie zo hardnekkig lijkt. Daarmee begeeft het zich op een niveau-II terrein waar de deur wagenwijd openstaat voor verwarring, misverstanden en heftige discussies. Kern van deze controversiële boodschap staat op talloze plaatsen in de Cursus, zo ook in hoofdstuk 27 (VIII):

Het geheim van de verlossing is slechts dit: dat jij dit jezelf aandoet. 2Wat ook de vorm van de aanval is, dit is nog steeds waar. 3Wie ook de rol van vijand of van aanvaller op zich neemt, dit is nog steeds de waarheid. 4Wat ook de oorzaak lijkt van enig leed of lijden dat je voelt, dit is nog steeds waar. 5Je zou namelijk helemaal niet reageren op figuren in een droom waarvan je wist dat je die droomde. 6Laat ze zo haatdragend en kwaadaardig zijn als ze maar zijn, ze kunnen geen effect op jou hebben, behalve wanneer jij naliet in te zien dat het jouw droom is.

 Wij kunnen verontwaardigd uitschreeuwen dat dit een wrede boodschap is. We willen toch immers liefde en geen ellende? En hoe zit het dan met die onschuldige kinderen in Syrië die onder het puin vandaan gehaald worden? Hebben die er ook zelf voor gekozen?

Dit is heftige kost. Dit gaat wat verder dan even een mooie tekst op een zoetgekleurd ECIW-wijsheidstegeltje. Dit los je niet op door even te knuffelen. Uiteindelijk vergt dit het duidelijk worden- en het aangaan van onze diepste ego-drijfveren. Anders blijven we simpelweg het oerthema van vermeende afscheiding (zonde), schuld en de duizend vormen van angst projecteren. We lijken te kiezen voor de liefdevolle knuffel maar hebben geen zicht op de onzichtbare drijfveren waarmee we onbewust vragen aan de illusie om ons een knal voor onze kop te geven. Mooier kan ik het niet maken.

Maar laten we niet doorslaan en de liefde in al haar uitingen afwijzen. Daarmee spoelen we het Kind met het badwater weg. De afwijzing van de liefde die we zijn is daadwerkelijk de kern van ons denkbeeldige probleem. Wanneer we echter blind blijven voor onze verborgen drijfveren dan kunnen we eindeloos horen dat we liefde zijn, daar lekker vaak van genieten maar vervolgens weer onbewust kiezen voor ellende. Zolang we dat doen, zoals blijkt uit al die niet-vredevolle ervaringen die ons lijken te achtervolgen, hebben we banaal non-duaal werk te doen. Tot die tijd mogen we die dikke blauwe pil bestuderen. Zodra we de hemelpoort doorgaan (zodra we echt beseffen dat we de hemel nooit verlaten hebben!)  kunnen we het boek dichtslaan.

Afstemmen op God

stem van god

Er wordt wat tegen ons aan gekletst op een dag. Hierbij denk ik nu even niet aan de mensen in onze directe omgeving, aan de beelden die ons via de tv bereiken of aan de eindeloze reeks Facebook berichten. Deze zijn slechts een uiterlijk symbool van een schreeuwerige stem in de denkgeest. We hebben de neiging deze druktemaker in ons hoofd te lokaliseren. Het is de ons welbekende stem van het ego. De stem die het eerst spreekt, opgewonden klinkt, hard spreekt en grote overtuigingskracht lijkt te hebben. Wat zegt ons ego zoal? “Je hebt buikpijn Simon, zou het wat ernstigs zijn? Wat een pech heb je toch dat het maandag slecht weer wordt, net als je er met je vrouw een dagje op uit wilt. Belachelijk dat je geen reactie krijgt van X, hij houdt je gewoon aan het lijntje! Misschien moet je een mail sturen waarin je hem uitlegt dat je dit niet van hem verwacht had! Enzovoorts”.

Dat geklets lijkt vanzelf te gebeuren en een gevolg te zijn van nare dingen die me overkomen en waar ik geen vat op heb. Het vertelt me dat ik een slachtoffer ben van een boze buitenwereld. Het vertelt me ook duidelijk wat ik heb te doen. Ik moet me zorgen maken over mijn gezondheid. Ik mag me slachtoffer voelen van elementen waar ik geen vat op heb zoals het weer. En het zegt me dat ik me mag verdedigen, desnoods door aan te vallen en zo mijn gelijkt te halen. De Cursus maakt me bewust van deze patronen en legt me met eindeloos geduld uit dat ik niet het willekeurige slachtoffer ben van de wereld die ik buiten me meen te zien. Ze beweert dat deze waarnemingen intentioneel zijn. Er zit een bedoeling achter. Het betreft hierbij geen bedoeling van een sadistische God die mij eens lekker op de proef stelt door een pot ellende over me heen te gieten. Het betreft een verborgen intentie van mijzelf.

Het lijkt alsof pijn, angst en zorgen, boosheid en verontwaardigheid, teleurstelling, verdriet, jaloezie en al die andere ervaringen die ik kan hebben allemaal van elkaar verschillen en ook verschillende oorzaken buiten mij hebben. Toch leert de Cursus dat er één gedeelde intentie is, één bedoeling achter dit alles. De bedoeling is dat ik geloof hecht aan de opvatting dat ik een afgescheiden wezentje ben. Afgescheiden van de eenheid, van de liefde, van God. Als Zoon van God wilden we eens ervaren hoe dit zou zijn, hoewel we diep van binnen weten dat dit onmogelijk is. We zijn één met onze Schepper, onze Vader; één met God, oneindig en liefdevol. Dit besef is nooit verloren gegaan en herinnert ons nog steeds aan deze ware Identiteit. Dit zachte Stemmetje noemt de Cursus ook wel de Heilige Geest. Werkboekles 49 zegt hierover : Gods Stem spreekt tot mij, heel de dag. Wij hebben er als Zoon van God even voor gekozen om onze eenheid met liefde te vergeten. Eén van de grootste vindingen hierbij is het geloof dat we een lichaam zijn dat zich bevindt in een buitenwereld. Deze denktruc zou weinig effect hebben als we zouden beseffen dat we slechts aan het fantaseren zouden zijn er hier direct mee zouden kunnen kappen. Nee, het moet echt lijken en daartoe projecteerden we ook een zogenaamde buitenwereld met narigheid die ons zou kunnen overkomen zonder dat we hier wat aan zouden kunnen doen. Zo maakte ik van pijntjes in mijn lichaam, slecht weer op maandag en een lastige instantie X wat de Cursus aanduidt als “valse getuigen”. Alles wat ik buiten me meen waar te nemen lijkt ervan te getuigen dat ik als afgescheiden individu besta en grenzen heb die ik moet verdedigen. De kers op de taart is de fantasie dat ik zal sterven als er iets met dat verbeelde lichaam gebeurt.

Vergeten dat onze ware Identiteit die van de dromer is, de bron van alle projecties, is nodig om het spel fanatiek te kunnen spelen. Bij het geloof in afgescheidenheid wordt ook het geloof geboren dat we iets aan de eenheid ontfutseld hebben. We zouden deze eenheid, God, iets aangedaan hebben door onszelf van Hem los te denken. Als we vóór onszelf zijn moeten we wel tegen Hem zijn en dat zal Hem dus wel kwaad maken. Zo redeneren we. We voelen ons schuldig over onze vermeende rebellie. Die eenheid zal wel kwaad zijn en ons terug willen pakken, desnoods met geweld. Hij zal ons wel terug willen sleuren die eenheid in en dat betekent, naar de maatstaven van ons nieuwe geloof in ons lichaam, dat God ons dit lichaam wil afpakken en ons dood maken. God is dus een bedreiging, net zoals die wereld die we projecteren om onze illusie te bekrachtigen ons zo bedreigend voorkomt.

Hoe kunnen we weer wakker worden? Zodra we enig benul krijgen waar we mee bezig zijn komen we in een soort tussenfase. Er is een ver besef dat wat de Cursus zegt klopt maar we zijn onbewust nog niet uitgespeeld. In deze tussenfase houden we er bizarre opvattingen op na. “Ik wil niets liever dan Gods liefde maar het lukt me gewoonweg niet en ik blijf maar (pijn) lijden”. Hierbij zien we niet dat ons onbewuste schuldgevoel en onze onbewuste angst voor God er ons ertoe doet besluiten toch vast te houden aan de echtheid van dat lijden. De mate waarin we af willen van onze angst, pijn en depressie is een indicator van de mate waarin we deze zaken nog voor waar aan nemen. Zodra we ons hierover dan weer schuldig voelen dat draaien we ons nog dieper de illusie in.

De Cursus geeft ons vandaag in de werkboekles een heerlijke tip; het advies om ons op de Stem van God af te stemmen. Eerst even wat de les ons niet zegt. Er staat niet dat we moeten gaan vechten tegen de valse getuigen die schreeuwen dat we echt ellende ervaren en dat we hopeloos, stom of schuldig zijn. We hoeven niet onze handen krampachtig tegen onze oren te drukken, onze ogen stijf dicht te knijpen en te eisen dat alle bijgeluiden direct stoppen. Zelf gebruik ik graag een milder beeld. Het beeld van de moeder die met een paar drukke kinderen een gesprek wil voeren met iemand die op bezoek is en haar wat belangrijks wil vertellen. De kinderen gooien er een schepje boven op, trekken aan haar kleren en willen de aandacht terug. Mama kan kijken of in alle hectiek toch een klein gesprekje mogelijk is. Ze schreeuwt niet tegen haar kinderen maar kijkt ze met een liefdevolle glimlach aan, geeft ze even een beker drinken en een kleurboek en zegt: ik hoor jullie lieverds, maar mama wil even met de buurvrouw praten. Ik kom zo weer bij je. Zo hoeven wij ook niet te eisen dat het geschreeuw van de valse getuigen direct stopt. De uitnodiging is om niet langer te geloven wat ze zeggen. “Ik hoor je lieverd; je schreeuwt dat ik een lichaam ben, een slachtoffer, stom, schuldig en dat ik het nooit zal leren. Ja, echt, ik heb je gehoord maar ik wil nu even luisteren naar een andere boodschap”. En dan neem je even een momentje, een heilig momentje, voor jezelf. In dat momentje luister je, ontspan je en lees je bijvoorbeeld die ene pagina met werkboekles 49 eens door. Straks mogen die anderen weer hun fantasieën vertellen. Maar nu luister je. In diepe stilte.

Laat het Hem maar doen

 

Give-God-your-pain-and-sorrow-he-will-make-you-smile-again

Ik doe het werkboek nu voor de zoveelste keer. Elk jaar vraag ik me af of het wel zinvol is om weer opnieuw te beginnen. Soms duurt het een paar weken in het nieuwe jaar totdat ik de draad toch maar weer oppak. Telkens ben ik er weer verbaasd over dat de oude vertrouwde lessen me toch weer met nieuwe kracht en blijheid vervullen. Neem nou bijvoorbeeld de “God is..” lessen 42 tot en met 47. Tot nu toe had ik deze lessen met duale ogen gelezen. Hiermee bedoel ik dat ik als ikje me uitstrekte naar een externe God met de prachtige eigenschappen als kracht, licht en liefde. Ik hoopte als ikje iets van die mooie zaken te bemachtigen.

Dit jaar gebeurt er iets anders. Het lijkt wel of de lessen meer van binnenuit beginnen aan te spreken. Het beginpunt is steeds dat ik ergens mee worstel. Dat kan van alles zijn; pijntje hier, pijntje daar, angst, slapeloosheid, schaamte of schuldgevoel. Vervolgens wil ik daar, wederom als ikje, iets aan veranderen. Ik wil van de ellende af en doe mijn uiterste best om dit voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld door een werkboekles te herhalen. Wat is er dan dit jaar nieuw?

Het voert terug op die laatste werkboekles van het jaar 361-365 die ik de laatste maanden vaker aanhaal. Ik kan het niet laten want ze illustreren een veranderde mind-set die letterlijk het verschil betekent tussen nacht en dag. Nog even de tekst:

Dit heilig ogenblik wil ik U geven.
Neemt U het in handen. Want U wil ik volgen.
in de zekerheid dat Uw leiding mij vrede geeft.

Door deze tekst begint het besef van de aanwezigheid van twee stemmen in de denkgeest steeds meer aan kracht te winnen. Het herkennen van wie ik aan de lijn heb gaat ook (ietsje) sneller tegenwoordig. Het ego beschuldigt, kleineert, twijfelt, wil plannen en controleren en schuift elke verbetering naar de toekomst. Het kost weinig moeite om het ego te horen want het is een behoorlijk aanwezig type. Bij het lezen van de werkboeklessen 42-47 gebeurt er tegenwoordig iets anders dan voorheen. Neem bijvoorbeeld les 46 van vandaag: God is de Liefde waarin ik vergeef. De les vraagt om eens wat personen in gedachten te nemen met wie je in meer of mindere mate wat hommeles hebt. Dat kost geen moeite. In de oude aanpak probeerde ik deze mensen te vergeven omdat ik een vaag vermoeden had dat dit me ook wel iets zou kunnen opleveren. Dat is niet fout, niet geheel bezijden de waarheid en niets om me schuldig over te voelen. Toch blijft de actie zeg maar twee dimensionaal: ik ben aan het vechten om ergens van af te komen en doe hierin mijn uiterste best. Het kost ook energie en moeite dezebenadering.

Nu werkt de les anders door. De vraag is niet alleen wie ik aan de lijn heb maar ook wie ik aan het roer laat. Ga ik als goedbedoelend ikje aan de slag zoals ik altijd gedaan heb? Dat is niet wat de les aanbiedt. GOD is de Liefde waarin ik vergeef. De Kracht komt vanuit een geheel andere Hoek. Ik hoef het helemaal niet zelf te doen. Dat lijkt een supermooi aanbod (en dat is het ook) en het is dan ook zo gek om te merken dat ik er toch moeite mee blijk te hebben. Eerlijk gezegd valt het voor dat ikje helemaal niet mee om dat roer aan God te geven. Dat verbaast me telkens weer maar het is niet zo gek. De hele illusie is begonnen toen er geloof werd gehecht aan de mogelijkheid van “zelf doen”. Het aanpakken van onvrede door dit zelf-doen is een fantastische manier om de vermeende regie en het gevoel van afgescheidenheid in stand te houden. Dat is precies wat het fundament van het ikje vormt en het loslaten van de wens tot zelf-doen is voor dit ikje het begin van het einde. Is het dan gek dat er weerstand bestaat tegen overgave?

De Cursus stelt dat niets zo beledigend en bedreigend is voor het ego als de opmerking dat er niks van hem verwacht wordt dan een klein beetje bereidwilligheid. Bereidwilligheid om het roer over te geven. Dus ik mag niet alleen leren te luisteren naar de juiste en liefdevolle Stem maar ook om opzij te stappen en Hem aan het roer te laten. Gewoon kijken wat er gebeurt en erop vertrouwen dat Hij weet wat de koers is. Telkens wil ik het roer terugpakken maar langzamerhand leer ik dat het heel fijn en ontspannend is om Hem te laten varen. Er gebeurt ook iets geks met die twee dimensionale problemen van me. Het bootje lijkt een watervliegtuig te worden en we stijgen op naar de derde dimensie. Als ik eens uit het raampje kijk dan zie ik nog wel wat kleine vormpjes beneden maar ze verliezen de indrukwekkendheid die ze eerst leken te hebben. Dit is heerlijk, nieuw en anders. Wonderlijk.

 

Onvrede om niks

vuilbakken-groenafval-handvat-klein-vuilnisbak-containerAfgelopen woensdag ging ik aan het einde van de dag de afvalbak terughalen van de straat. De bewoners van het huizenblok zetten deze bakken aan het einde van de poort op een stukje stoep. Deze keer kon ik de bak niet terugvinden en ik speurde om me heen. Vijftig meter verder op zag ik een stel bakken aan de doorgaande weg staan en ik liep die kant op. Ik passeerde hierbij een oudere buurvrouw, de bewoonster van het hoekhuis, die zonder bak in zichzelf mopperend op de terugweg was. “Ik kan mijn bak ook niet vinden”, zei ik in het voorbijgaan, maar ze liep me voorbij zonder opkijken. Ik trof mijn bak inderdaad wel aan langs de weg en liep terug naar de poort. Daar vond een gesprek plaats tussen dezelfde buurvrouw en een buurman uit een ander huis. De buurvrouw was duidelijk heel nijdig. “Ik zet alle bakken aan de weg”, sprak ze “waarom zetten de bewoners die bakken toch altijd aan het einde van de poort? Als ze deze gewoon een stukje verder zetten dan hoef ik er niet de hele dag tegen aan te kijken!”. Ik was gestopt en hoorde hoe de buurman meeging in haar irritatie. Ik snapte het niet. Al jaren zet iedereen de bak aan het einde van de poort. De buurvrouw kan de bakken onmogelijk zien omdat ze om haar tuin een heg heeft van 3 meter hoog. Ze moet echt naar een bovengelegen verdieping klimmen om vandaaruit de bakken te kunnen zien. En als het al een probleem voor haar was; waarom dan geen vriendelijk briefje bij iedereen in de bus? Ik weet zeker dat de buurtbewoners zonder morren de bak iets verder zouden zetten, zelfs als ze het probleem net zo min als ik zouden begrijpen. De buurvrouw keek hoopvol naar me, op zoek naar bijval. Even overwoog ik bovenstaande gedachten uit te spreken maar ik wist op voorhand dat dit nergens toe zou leiden. Buurvrouw was boos en voelde zich een slachtoffer van de weinig sociale andere bewoners van de buurt. Elk woord dat ik kon bedenken zou olie op het vuur zijn dus ik wenste haar en de buurman een fijne dag verder en bracht mijn bak terug naar huis.

Vannacht werd ik wakker en ik kon niet direct verder slapen. Ik vroeg me af of ik ergens mee zat. Nee, niet echt. Wat was er dan aan de hand? Ik kwam niet verder dan een ongrijpbaar gevoel van ontevredenheid. Ik kon niks aanwijsbaars vinden maar ik vond de situatie gewoon niet oké. Ik wilde wat anders maar wist ook niet goed wat dat dan moest zijn. Ik besefte dat het best wel gek was; er was onvrede maar geen doelwit om ontevreden over te zijn. De situatie met de verontwaardigde buurvrouw kwam weer in mijn gedachten. Ik besefte dat de vuilnisbakken niet echt haar probleem vormden. Zij voelde zich niet gehoord, niet begrepen en gekwetst door anderen. Zelfs als vanaf volgende keer alle vuilnisbakken op de nieuwe plek zouden staan zou ze vermoedelijk een ander doelwit vinden om haar verontwaardiging op te richten. Wellicht zou iemand steeds de auto op “haar plek” zetten, of zoiets. Bij mezelf merkte ik nu een thema van onvrede dat op zoek was naar een doelwit om ontevreden over te zijn. Afgelopen maanden zijn er aanwijsbare kwesties geweest die me bezig hielden maar die zijn nu niet meer actueel. Nieuwe narigheid heeft zich nog niet aangediend maar een doelloze onvrede kleeft nog aan me.

Ik probeer die onvrede af te schudden. Wat wil ik eigenlijk, vraag ik me af. Hoe is het nu? Ik richt me een beetje op de geluiden om me heen en de sensaties in mijn lichaam. Het voelt allemaal wat lauw, goed noch slecht. Wat zou ik kunnen doen om me beter te kunnen voelen? Dit schiet niet op, want deze vraag illustreert nog steeds de onvrede die ik niet begrijp. Ik heb nu even niets meer te vrezen of te wensen en voel me toch niet gelukkig. Dan daagt het besef dat degene die zich nu ontevreden voelt en die probeert dit “probleem” op te lossen, dit zoekende ikje, nooit de bron kan zijn van nieuw geluk. Dit ikje is geen oorzaak maar een gevolg. Er is in de denkgeest een wens geweest tot afscheiding, waarbij het doel was om juist precies zo’n ontevreden ikje te maken als nu ervaren wordt. Het valt nu alleen wat meer op omdat verschuilen achter geprojecteerde ellende in de wereld even niet mogelijk is. Ik ben de narrige buurvrouw op zoek naar fout geplaatste vuilnisbakken. Ik wil me ergens ontevreden over voelen maar kan even geen geschikt doelwit vinden.

Pas dan snap ik dat het gevolg van het geloof in de illusie van afgescheidenheid, dit ikje, maar één ding kan doen. Een actie die nog steeds duaal is maar de enige optie die het geworstel niet erger zal maken. De enige weg is vergeving, de herinnering van mijn echte Identiteit. Mij helpt het om hiertoe die prachtige laatste werkboeklessen (361-365) zachtjes en met aandacht een paar keer te herhalen:

Dit heilig ogenblik wil ik U geven.
Neemt U het in handen.
Want U wil ik volgen,
in de zekerheid dat Uw leiding mij vrede geeft.

Ik merk dat aan het rusteloze zoeken een einde komt. Uiteindelijk slaap ik weer een tijdje. Zojuist las ik dankbaar de werkboekles van vandaag (42):

God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk.

Heiligheid en het einde van pijn

holy-living

Goed nieuw vandaag voor ons in werkboekles 38: Er is niets wat mijn heiligheid niet kan. Als we de tweede alinea doorlezen maakt ons hart helemaal een vreugdesprong:

  1. Door jouw heiligheid wordt de macht van God gemanifesteerd. 2 Door jouw heiligheid wordt de macht van God beschikbaar. 3 En er is niets wat de macht van God niet vermag. 4 Jouw heiligheid kan daarom alle pijn wegnemen, alle leed beëindigen en alle problemen oplossen. 5 Ze kan dit doen met betrekking tot jezelf en ieder ander. 6 Ze heeft dezelfde macht om iedereen te helpen, omdat ze dezelfde macht heeft iedereen te verlossen.

Dit zijn woorden die ons aanspreken precies op het niveau waarop we menen ons te bevinden. We hebben pijn, zijn ziek en ook aan andere problemen geen gebrek. En als het met ons zelf een keertje beter gaat dan is er vast wel een dierbare in nood die de macht van onze heiligheid goed kan gebruiken.

De kans bestaat dat ons ego enthousiast met deze woorden aan de haal gaat. Het lijkt hier toch duidelijk te staan? Als we bijvoorbeeld ziek zijn zal onze heiligheid ons genezen. Dan zullen we dus beter worden. Probleem is dat het ego niet goed weet waar het precies over gaat en de positieve woorden neigt te misbruiken om de gevangenschap in de illusie te versterken. In het voorbeeld van genezing denkt het ego primair aan de genezing van een lichamelijke kwaal. Hierbij is er een ikje dat pijn heeft of ziek is en dat zelfde ikje hoopt via de Cursus een ikje te worden dat gezond is en geen pijn meer heeft en gezond is. Ergens in de Cursus staat dat wij de neiging hebben om de Heilige Geest voor ons karretje te spannen in onze droom. We willen Hem de illusie binnen trekken en zo deze nachtmerrie tot werkelijkheid maken. Tevens wordt ergens gezegd dat wij hiermee niet teveel maar juist te weinig vragen aan Hem. Hoe zit dit dan?

We dienen steeds weer te beseffen dat ons lichaam en de wereld die we menen te zien geen betekenis in zichzelf hebben. Wij hebben er vanuit onze denkgeest alle betekenis aan gegeven die ze voor ons hebben. En de vergissing, het geloof in pijn en ziekte, bevindt zich juist daar; in die denkgeest. Wij hechten geloof aan de afscheiding, wij voelen ons daarmee schuldig ten opzichte van God en wij projecteren Zijn denkbeeldige toorn vervolgens op bijvoorbeeld ons lichaam om ons zelf op deze manier te straffen. Deze straf doet het lichaam heel écht lijken; niets lijkt een zo duidelijke bevestiging van ons idee dat we een afgescheiden ikje zijn als een pijnlijk of ziek lichaam dat uiteindelijk gedoemd is te sterven. Zo zijn pijn, ziekte en zelfs de dood voor ons afgoden geworden waar we voor sidderen en beven, voor knielen en die ons droombeeld van een afgescheiden ikje lijken te bevestigen.

Dát is het niveau waarop besef van onze Heiligheid genezing brengt. Dáár, in die denkgeest mag ons ingebeelde idee van zonde (afgescheidenheid) en schuld genezen worden zodat we de straf niet meer op ons lichaam hoeven te projecteren. Kan dit in de droom dan leiden tot wat wij hier genezing noemen? Jawel, maar onderzoek hoe belangrijk dit voor je is. Als je bovenstaande metafysica grotendeels irrelevant vindt en je enthousiast opspringt bij de mogelijkheid van wat je lichamelijke genezing noemt, dan is dat volkomen schuldeloos maar wél een uitnodiging om verder te kijken, meer te vragen en te streven naar echte genezing. Namelijk de genezing van je bijgeloof in afgescheidenheid en daarmee de herontdekking van je ware Identiteit, die van schuldeloos Kind van God.

Jouw heiligheid draait al de wetten van de wereld om. 2Ze overstijgt elke beperking van tijd, ruimte en afstand en iedere soort grenzen. 3Jouw heiligheid is in haar macht volkomen onbegrensd, omdat ze jou bekrachtigt als Zoon van God, één met de Denkgeest van zijn Schepper

Ik ben toch geen deurmat?

deurmat 2Die ander gaat over mijn grens!

<Naar aanleiding van een vraag  gesteld in de FB-groep ECIW-coach>

Je geeft aan kwaad en verdrietig te worden als anderen geen rekening met je houden, bijvoorbeeld door niet hun voeten te vegen als je dat aan hen vraagt. Hoe verhoudt zich dit tot “het verwelkomen van gevoelens” en “alles is toch maar een illusie”?

Dank voor de heldere en invoelbare vraag. Soms proberen we de ultieme waarheid van een non-duale visie te snel en te makkelijk toe te passen op kwesties die we menen mee te maken. Dit wordt wel aangeduid als niveau-verwarring. Uiteindelijk zijn er helemaal geen niveaus maar het volgende wordt bedoeld. Zolang wij menen ons nog in een echte wereld te bevinden helpt het ons niet om al een voorschot te willen nemen op de ultieme werkelijkheid. Wij irriteren ons aan anderen en wij balen ervan als ons tapijt door hen vies wordt gemaakt. Het is onhandig hier direct een saus van alles bedekkende “liefde” overheen te willen gooien en het weg te wuiven onder het motto van vermeende, maar niet ervaren, eenheid. De Cursus moedigt ons juist heel nadrukkelijk aan om te beginnen waar we denken ons te bevinden; bij wat we menen te zien en te voelen. Hier komt ook het boek van Jeff Foster overigens in beeld.

Dus ja, we zijn gewoon boos als we vinden dat anderen respectloos over onze grenzen heen walsen. Moeten we dit zomaar goed vinden met een spirituele nep glimlach? De Cursus geeft ons nooit gedragsregels noch verboden maar roept ons op onze denkgeest te onderzoeken. In dit geval kan onderzoek van onze denkgeest ons duidelijk maken dat we denken te worden “aangevallen” (een typische Cursus-term) en dat we het recht hebben ons dus te verdedigen. We voelen ons gekwetst (slachtoffer) door een ander (dader). Die ander verdient nu onze gerechtvaardigde tegenaanval of boosheid en is schuldig aan iets ergs.

Stel dat we vanuit deze optiek denken te moeten vergeven. Dan is dat vergeven “oude stijl”. We vinden wel degelijk dat die ander fout en zondig is maar laten wij de wijste maar zijn en met een glimlach de vloer na afloop weer schoon maken. Natuurlijk is er niets opgelost met deze vorm van zogenaamd vergeven; we koken nog inwendig en vinden die ander nog steeds een asociaal.

We moeten dieper. Wij geloven heilig dat we een kwetsbaar ikje zijn dat door een ander aangevallen kunnen worden en dat zich derhalve moet verdedigen, bijvoorbeeld middels een tegenaanval. We worden aangemoedigd om, via de indicator van onze boosheid, stil te staan bij dat gevoel van gekwetst te kunnen worden. Het luisteren, eerst naar onze boosheid, dan naar het gevoel van kwetsbaar slachtofferschap, is wat bedoeld wordt met acceptatie van wat zich in je aan het afspelen is. Het is handig om nu de tijd te nemen om echt te doorvoelen wat vanbinnen gebeurt. Je ontdekt hoe je naar die ander en naar de situatie kijkt en je ziet wat het je oplevert (verdriet en boosheid). Dan is er de gelegenheid om, wellicht met 99% tegenzin maar met 1% bereidheid, te vragen om een andere blik. Vraag of de Heilige Geest, Jezus, Liefde, JeZelf of wat voor jou ook maar de oneindige liefde symboliseert, jou een nieuwe blik op de situatie wil geven. Dit is het heilige moment waarover de Cursus spreekt. Wees stil en kijk wat er gebeurt met je gedachten en gevoelens. Oefen in het zoeken van deze stilte en in het je in vertrouwen uitstrekken naar Hem.

Wat daarna verder gebeurt in onze droom laat zich niet voorspellen. Het is heel goed mogelijk dat je nog steeds vraagt dat je gasten de voeten vegen en dat je aangeeft dat dit belangrijk voor je is. Maar mogelijk kun je zien dat dit vanuit een nieuwe kwaliteit kan plaatsvinden. Vanuit een soort echte en spontane vrede die niet nep is maar authentiek. Misschien “lukt” dit niet in één keer en welt er toch nog een paar keer woede en verontwaardiging op. De uitnodiging is om dit telkens te gebruiken als ingang om bij stil te staan, over te geven aan Hem (echte vergeving) en Hem uit te nodigen door je heen te stromen en te handelen.

Veel wijsheid en liefde!

Onwenselijk of onwerkelijk?

kinderen met jezusMoet je eens opletten hoe vaak je ontevreden bent over een situatie, over hoe je je voelt of over je gedachten. De situatie is, kortgezegd, niet zoals je wilt. Je voelt je wat somber en je bent liever opgewekt. Je maakt je zorgen en dat vreet aan je. Of er is een wat vaag en algemeen gevoel van onbehagen waar je graag vanaf wilt. Hiermee volledig in lijn is het geloof dat het nu nog niet oké is met je, maar dat het in de toekomst hopelijk wat beter met je zal gaan. Je dient eerst nog wat te oefenen, wat lessen te leren of te groeien en daarna zal je je beter voelen.

Uiteindelijk kom je erachter dat dit niet werkt en dat je jarenlang met een onvervuld gevoel rondloopt. Wanneer valt alles nu eens op z’n plaats, wanneer komt er een einde aan deze lijdensweg en vindt ontwaken plaats? Een oplossing die vervolgens dikwijls klinkt is dat je moet leren alles wat zich voortdoet te accepteren. De logica hierachter is onweerlegbaar: als je alles accepteert dan is alles oké en hoef je niet langer te vechten en dus te lijden. Aan de slag dan maar. Dit lijkt het ei van Columbus. Door alles wat zich voortdoet te accepteren zal ik eindelijk dat lang verwachte geluk en die eeuwig durende vrede vinden.

Het valt echter niet mee alles te accepteren en een nieuwe worsteling is geboren. Er is verder en diepgaander onderzoek van onze motieven nodig. Indien we namelijk “accepteren” gebruiken om af te komen van nare ervaringen dan hebben we daarmee nog niet de wortel uit onze illusie getrokken. We zijn er nog altijd van overtuigd van dat er sprake is van een afgescheiden ikje dat allerlei nare ervaringen heeft. Door te accepteren proberen we een situatie te realiseren waarbij datzelfde ikje alleen nog maar heerlijke, vredige en rustige ervaringen heeft. Kun je zien dat het geloof in dualiteit bij deze aanpak volledig overeind blijft? De kwestie is dat we nog niet het verschil zien tussen een onwenselijke situatie en de onwerkelijkheid van situaties. Zolang we door middel van de acceptatie-truc ernaar streven alleen maar fijne situaties en ervaringen te beleven, geloven we nog steeds dat de wereld die we zien, inclusief onze gevoelens en gedachten, werkelijk is.

Jeff Foster heeft een prachtig boek geschreven (Onvoorwaardelijke acceptatie). Hij diept hierin het acceptatieproces uit door middel van de dikwijls gebruikte metafoor van de golven en de oceaan. De golven zijn hierbij al onze belevenissen en sensaties. Wij Zelf zijn het open bewustzijn, gesymboliseerd als de oneindige oceaan, het water dat alle golven insluit en omvat. Zolang ons geloof is dat er golven zijn die er wél mogen zijn (de leuke ervaringen) en golven die er niet mogen zijn (onze angsten, verdriet en noem maar op) zal het gevecht doorgaan en zal er nooit vrede ervaren worden. We mogen opmerken dat we bepaalde golven afwijzen en eigenlijk streven naar een rimpelloze vijver. Maar we hebben te maken met een oceaan waarin golven zijn. Kunnen we leren élke golf welkom te heten? Kunnen we leren te kijken vanuit het perspectief van de oceaan? Kunnen we ons het bewustzijn weten waarin elke sensatie als een golf verschijnt en de aandacht krijgt die de golf even wil? Ergens anders gebruikt Jeff de beeldspraak van een huis (wat jij bent) waar kinderen aanbellen die verschillende gevoelens uitdrukken. Het kindje blijheid, het kindje zorgen, het kindje pijn het kindje angst, het kindje verdriet. Wat doe je? Druk je de deur angstig voor de neus van sommigen dicht omdat je gelooft dat jij, het huis, bedreigd kan worden als een kindje even bij je wilt logeren? Dan zal je zeker angst ervaren. Of pak je het kindje liefdevol op en geef je het de aandacht zolang het hierom vraagt?

Terug naar de Cursus. Wij gebruiken vooral de term vergeven maar ook hier kunnen we gaan proberen om mensen of situaties te willen vergeven om er in feite zo snel mogelijk vanaf te komen. Ook dan zitten we nog gevangen in de illusie van zonde-schuld-angst. We gebruiken vergeven omdat we geloven in de echtheid van surrogaat liefde (de aai over de bol, goedkeuring van anderen) en in de echtheid van ingebeelde straffen (ziekte en andere nare gevoelens en kwesties). Ons vergeven wordt dan het symbool voor ons geloof in de echtheid van de illusie waar we vanaf willen.

We moeten metafysisch gezien diep gaan om accepteren en vergeven op de juiste manier te verstaan. We dienen te ontdekken dat niets werkelijks bedreigd kan worden en dat kan alleen gebeuren door niet langer ondoordacht weg te rennen van alles wat ons niet aanstaat door dit te willen weg-accepteren of weg-vergeven. We worden uitgenodigd een keer stil te blijven staan. De Cursus noemt dit het Heilige Moment. We staan stil en kijken hoe het kindje-angst wat rondscharrelt in ons huis en bij ons op schoot klimt omdat het vastgehouden wil worden. We kijken door de ogen van Jezus naar het nare gevoel en zijn bereid om Hem te vertrouwen in wat er nodig is. Jezus stuurt een angstig kind niet weg maar geeft het de liefde die het vraagt. Zo mogen wij Zijn liefde uit laten gaan naar boze en bange “anderen” en naar “onszelf”. Niet om snel van iets onwerkelijks af te willen komen maar om te leren dat we zijn wie we zijn: Zijn Zoon.

Les 35: Mijn denkgeest is deel van Die van God. Ik ben heel heilig.

1% bereidwilligheid

Maar twee vissen en vijf broden.. ..in de handen van Jezus…Na drie of vier uurtjes slapen word ik wakker en ga ik even naar het toilet. Terug in bed kan ik de slaap niet direct vatten. Hoewel er momenteel weinig gebeurt in m’n leven waar ik me druk over hoef te maken is het toch onrustig in m’n gedachten. De onrust irriteert me. Ik voel me nog lang niet uitgerust en vind het raar en stom dat ik wakker lig om niks. Het vergt dan even het besef om de link te leggen naar de Cursus. Ik voel me slachtoffer, zoveel is duidelijk, maar eigenlijk weet ik nauwelijks wie of wat de dader dan zou moeten zijn. Gisteravond had ik de les voor vandaag ook vast gelezen (32): Ik heb de wereld die ik zie bedacht. In de vrijwel volledig duistere slaapkamer zie ik vaag de contouren van de kast. Mmm, zelf bedacht. Het dekbed, zelf bedacht. Het hoofdkussen, zelf bedacht. De krullenkop van m’n vrouw naast me, zelf bedacht. Ik verbaas me weer over het bevreemdend aspect dat deze oefening met zich meebrengt. Bij mij bestaat de neiging om bij lessen die ik al een aantal keer heb gedaan me te beperken tot het vluchtig aandacht geven aan de achterliggende metafysica. Zo van: “Oh ja, dat is ook zo. Alles is slechts projectie”. Het valt me nu weer op dat het daadwerkelijk doen van de les van een andere orde is. Het doet me denken aan het eten van voedsel. Je kunt naar je bord kijken en er een beetje in roeren met je bestek, zeg maar je verstand, maar als je het niet in je mond steek, erop kauwt en het doorslikt biedt het voedsel je in feite helemaal niks.

Vervolgens richt ik de oefening op de zogenaamde binnenwereld. Een zompig geheel van warrige gedachten en gevoelens, zonder duidelijk begin en eind. Weer is daar een slachtoffergevoel. Waar slaat dit nou op al die vage onrust? Dan denk ik aan wat ik laatst schreef; ik neem wat ik in deze binnenwereld nog steeds erg serieus ook al leert de werkboekles me dat ik het zelf allemaal bedenk. Leuk om te weten, maar probeer maar eens te stoppen met het krijgen van onrustige gedachten en nare gevoelens! Toch geldt dat het 100% geloof in slachtofferschap een tikkie heeft gekregen. Er is een kruimeltje af gevallen. Er is 1% twijfel ontstaan aan de beelden die ik in mijn hoofd meen te zien. Deze 1% raap ik op van de grond en ik kijk zoekend om me heen. De achtergebleven 99% geloof in ellende laat ik even voor wat het is. Waar is Hij? Waar is Jezus.

Het beeld komt naar boven van Jezus uit de Bijbel die een mensenmassa van een paar duizend personen heeft toegesproken. Ze hebben honger maar er zijn slechts vijf broden en twee vissen. Ik kijk naar het lullige kruimeltje bereidwilligheid in mijn hand maar dan kies ik. Ik kies om ermee naar Hem te lopen als een klein jongetje. Kijk Jezus, ik heb bijna niks maar wat ik heb geef ik U. Hoop bloeit op, vertrouwen en verwachting. Liefdevol kijkt Hij me aan. Geef maar hier Simon, zegt Hij, het komt goed.

Wat dan gebeurt blijft met recht wonderlijk. Het geluid van die schreeuwende 99% wordt minder belangrijk. De hele kwestie verliets aan gewicht. De diepere betekenis van de werkboekles wordt woordloos helderder. Mijn gedachten verliezen aan belang en Zijn vrede daalt neer. Zo zacht.