Het vergt eerlijkheid om toe te geven dat ik roddelen soms best wel lekker vind. Dat hoort immers niet. Als ik denk aan roddelaars dan denk ik aan wat simpele en domme mensen met een nare karaktereigenschap. Stiekemerds. Maar juist het feit dat ik me boven roddelaars verheven acht zou me een seintje moeten geven dat ik aan het projecteren ben. Dat ik iets bij een ander afwijs wat ik zelf onbewust wil doen maar waarvan ik ergens wel aanvoel dat het niet zo liefdevol is.
Het maakt niet zoveel uit of we de neiging hebben om anderen de maat te nemen of dat we eerder klaar staan om onszelf de grond in te boren. Zelfverwijt. In het gezin waarin ik geboren ben hebben we allemaal nogal de neiging om meer te praten dan te luisteren. Dit veroordeelde ik vooral bij mijn ouders maar, zo gaat dat helaas, ik merk dit trekje ook bij mezelf. Dit wil ik niet dus neem ik me telkens voor eens wat meer m’n mond te houden als bijvoorbeeld m’n twee oudste dochters op bezoek komen. Maar na een half uurtje voer ik al weer het hoogste woord. Hoewel het wel wat verbetert, heb ik dan als ik ’s avonds op bed lig een beetje een kater. Snetver man, waarom trapte je er nu weer in? Hardleerse sukkel!
Wat een gek trekje is die neiging om anderen en / of jezelf te veroordelen en de grond in te stampen. Waartoe doen we dit? Om daar achter te komen moet ik goed opletten. Want wat er gebeurt bij het veroordelen van anderen en gek genoeg ook van mezelf is dat ik de illusie voed dat er twee partijen zijn. Ik en de ander of, bij zelfveroordeling, m’n goed ikje en m’n hardleerse ikje. Zodra ik oordeel, vindt er een ogenschijnlijke verharding plaats in m’n ik-gevoel. Natuurlijk is het helemaal fijn als andere roddelaars met me mee doen. Dit geeft wat extra gewicht aan de ‘waarheid’ van mijn oordeel en als de andere het ook doen dan lijkt mijn schuldgevoel over het geroddel wat te worden verdund. We doen het tenslotte allemaal.
Wat zegt de werkboekles van vandaag (WB351)? “Mijn zondige broeder is mijn gids naar pijn”. Natuurlijk is de kernboodschap van de Cursus juist dat er geen zondige broeders zijn (“Wie anders is mijn broeder dan Uw heilige Zoon”). We hebben het dus over onze keuze: “En ik zal zien wie ik verkies te zien”. Ik kies ervoor om wat mijn zintuigen me lijken te tonen serieus te nemen. Ik meen echt dat de woorden en daden van mijn broeders samenvallen met hun diepste zijn. Als ze me bijvoorbeeld verbaal aan lijken te vallen dan neem ik dit serieus. Ik hecht mijn geloof aan een vijandige wereld die me overkomt omdat dit het beeld van een afgescheiden slachtoffer-ikje bevestigt. Ik kies ervoor om me via de veroordeling van een ander (of van mezelf) wat meer afgescheiden te voelen van God, van Liefde. Ik meen dat dit gevoel van afgescheidenheid, deze bunker die ik maak, me veiligheid kan bieden. En ten diepste voert dit weer terug op de angst voor eenheid, voor de Liefde die we zijn.
Kijk eens naar ons voorbeeld, Jezus. Wat was zijn reactie op het geroddel, de zweepslagen en de kruisiging? “Vergeef hen vader, ze weten niet wat ze doen!”. Wow.. Kan ik op die manier kijken naar die vervelende collega, naar die automobilist en naar mezelf? Kan ik de ware waarneming toelaten? Op “eigen kracht” lukt me dat niet. Mijn verslaving aan de neiging om te oordelen is zo groot dat ik een Coach nodig heb. Zodra ik opmerk dat ik er weer intrap wend ik me tot Hem. “Heer, ik heb weer die neiging om die ander of mezelf te kruisigen. Ik doe dit omdat ik me hierdoor lekker “ik” voel en tegelijk voel ik me hier schuldig over. Hier ben ik met mijn onnodige angst en mijn onnodige schuldgevoel. Heer, dank dat u me liefhebt en in mij geen zonde ziet. Help me om met uw liefdevolle ogen zo ook naar die ander en naar mezelf te kijken. Leer me dat het vergeven van mijn projecties, het openen naar mijn broeders, leidt tot het binnenstromen van Uw altijd aanwezige Liefde”.
Mijn zondeloze broeder is mijn gids naar vrede.