Wat je zegt ben je zelf!

image

Herken je nog dat rijmpje van vroeger? ‘Wat je zegt ben je zelf, met je kop door de helft, met je kop door de muur, ben je morgen lekker zuur!’ Hier zijn verschillende varianten op maar hoe het ook zij; er zit een mooie les in.
Zojuist bereikte ik weer het einde van het Tekstboek. De kracht en liefde van Jezus straalt je tegemoet vanuit de hele Cursus, maar welk een intensiteit bereikt dit in de laatste hoofdstukken. Als ik deze lees komen er ook weer beelden uit de Bijbel naar boven. De liefdevolle boodschap van de Cursus en ten diepste ook van de Bijbel overspoelt me. Jezus roept het uit: ‘lieve broeder, zie het toch. Vertrouw me, verenig je met elkaar en met Mij’.

In het laatste hoofdstuk van de Cursus laat Jezus ons de eenvoudige waarheid van het genoemde kinderrijmpje zien. Hij vertelt ons wat onze neiging om anderen te oordelen met onszelf doet. Het ‘geheim’ van de Cursus is dat we één zijn. Dit is geen theorietje voor filosofen maar een waarheid die we uit ons bewustzijn hebben verdrongen. We hebben er geen feeling meer mee. We kiezen er elk moment voor om ons afgescheiden te voelen en één van de meest effectieve manieren hierbij is het veroordelen van zogenaamde anderen. We zien niet wat we met ons oordeel over die ander onszélf aandoen. Dit werkt één op één, linea recta, zonder uitzondering. Veroordeel één ander mens die je buiten jezelf meent te zien en je ziet jezelf als afgescheiden van de Liefde. Punt. Wij menen dat we redelijk vriendelijke wezens zijn als we goed kunnen opschieten met de meeste andere mensen en beleefd doen tegen die enkeling aan wie we eigenlijk een hekel hebben. Maar ieder greintje afkeur dat we hebben over een ander of over onszelf is een signaal dat we kiezen voor afscheiding en niet voor liefde. Wat we buiten onszelf menen te zien is hoe we ten diepste onszelf zien. Als je schuld ziet in een ander dan geloof je in schuld in jezelf en daarmee in afgescheidenheid.

Dit zou een deprimerend en zwaarmoedig verhaal zijn als het hierbij bleef. Maar dat is niet zo. Het biedt ons de sleutel om vrede te ervaren. Die sleutel bestaat uit de toepassing door de Heilige Geest van hetzelfde principe: wat Hij zegt zijn we Zelf. En wat een zegen dat van ons kleine zelfje maar zo weinig verwacht wordt. De dagtaak van ons ikje is om juist het gevoel van afgescheidenheid te versterken. En toch wordt aan dit drukke ventje (of meisje) een uitweg geboden. Ook die uitweg lijkt sterk op wat we deden als we als kind werden uitgescholden of ruzie hadden. Want wat deed je? Je zei tegen die vervelende ander dat je er wel eens je vader, moeder, grote broer- of zus bij zou halen. Dan zouden ze wel anders piepen! En dat mogen we nu weer doen maar dan in positieve zin. We mogen er onze oudere broer bij halen als we weer eens aan het veroordelen zijn. En als we dat doen dan zullen zij, maar vooral wij, wel eens wat anders voelen!

Inderdaad. Dat is onze enige functie hier. Ontdekken dat we liefde zijn door met de kracht van Hem te vergeven. We vergeven hierbij nooit een ander die schuldig is. We vergeven ook niet onszelf van enige schuld. Vergeven is het overgeven van onze angst voor liefde en eenheid aan onze grote broer, Jezus. Vergeven is onze hand in die van Hem leggen om zo te ontdekken dat Hij, wij en iedereen één zijn. Dit is onze uitweg uit de hel die we in de vorm van deze wereld geprojecteerd hebben. Dit is onze opmaat naar de hemel. Grenzen vallen weg, liefde gaat stromen en de rest mogen we verwachten van Hem. Godzijdank.

Advertentie

Waar kies je voor?

Double Arrow Road Sign

Ik zat zojuist een beetje te mijmeren over de herhalingsles van vandaag (210):

Ik kies de vreugde van God in plaats van pijn.

Het viel me op dat ik bij ‘pijn’ direct aan lichamelijke pijn denk. Dat laat maar weer eens zien hoe zeer ik gefocust ben op dat lichaam met alle bijbehorende ervaringen. Pijn is veel ruimer. Natuurlijk heb je ook emotionele pijn. Verdriet om verlies, eenzaamheid, gekwetstheid. Zowel de fysieke- als de emotionele pijn maken er ons op “pijnlijke” wijze van bewust dat we geloven dat we een afgescheiden identiteit zijn die gekwetst en zelfs gedood kan worden.

Wat houdt dat ‘kiezen’ van ons eigenlijk in? Ik merk bij mezelf dat ik er van uit ga dat de narigheid verdwijnt als ik de goede keuze maak. Anders gezegd; ik wil de Cursus gebruiken om fysieke en emotionele pijn kwijt te raken. Ik doe mijn oefeningen, bijvoorbeeld de herhalingsles van vandaag, en kijk dan met een schuin oog of de pijn verdwijnt. Misschien herken je dit ook. Het is natuurlijk ook niet fout of zondig om zoiets te doen maar het is best wel een beetje raar als je het bijvoorbeeld vergelijkt met het kiezen in onze dagelijkse illusie.

Voorbeeld: kies ik een appel of een banaan? Als ik de banaan gekozen heb verwacht ik niet dat de appel verdwenen is. Dat zou magie zijn. Waarom verwacht ik dan bij lichamelijke- of emotionele pijn wel dat deze op wonderbaarlijke wijze verdwijnt? Dat komt omdat ik deze pijn heel serieus neem. Als ik onverschillig zou staan tegenover de pijn dat zou ik deze niet zo blijven monitoren. Als ik de banaan gekozen heb dat pak ik deze op, begin hem te schillen en op te eten en ga verder met andere zaken.

Zo niet met pijn. Ik richt me even op de liefde en daarna neem ik de pijn weer heel serieus en keer ik me weer af van de liefde. Nogmaals, niet fout of zondig, maar gewoon wat ik doe. Kennelijk kies ik er voor om mijn denkbeeldig afgescheiden lichaam heel serieus te blijven nemen. De Cursus legt me uit dat ik dit doe uit angst. De vreugde van God, die me vandaag wordt aangeboden, die wil ik er graag bij hebben. Ik wil een gezond lichaam rondom een blije geest. Ik wil de illusie én de liefde van God.

Ik wil dat de pijn mij iets vertelt, ergens van getuigt. Ik gebruik de pijn om me te vertellen dat ik echt ben. Dat hebben we zelf niet zo in de gaten. Het gebeurt onbewust. Als ik wil dat de pijn verdwijnt dan roep ik tegen deze valse getuigen dat hij zijn mond moet houden. De appel moet verdwijnen. Maar dat is magie. Ik meen dat de hamvraag is of ik wil geloven wat de getuige zegt. Hij mag wel praten (ofwel pijn doen) maar belief ik de boodschap te geloven? En dat geeft mij ontspanning. Wie ben ik als ik de pijn, de angst, het verdriet weliswaar hoor maar deze niet te serieus neem? Experimenteer hier maar eens mee. Het fijne is dat je dit experiment niet alleen hoeft te doen. Dat kan je ook niet. Wij zien alleen de pijn en moeten onze blik richten op een andere Bron om onze banaan te kunnen zien. Die Bron is de Heilige Geest.

We kunnen de pijn voelen en toch kiezen om deze niet zo serieus te nemen als anders en de blik op de liefde te richten. Onderzoek hoe dit voelt. Merk dat er een wonderlijke ruimte ontstaat van een andere kwaliteit. En wees niet te streng voor jezelf als je af en toe weer even naar de pijn kijkt. Wees zo lief voor jezelf dat je gewoon naar de dokter of hulpverlener stapt of een pilletje slikt. En wees ook niet bang als de valse getuige toch besluit zijn mond te houden. Het doet er niet zoveel toe of hij iets zegt en wat hij beweert. Jij luistert naar een andere stem. Jij kiest de vreugde van God.

Vergeef!

Just Do It card with sky background

Lang geleden las ik het boek van Krishnamurti ; ‘De wereld dat ben jij’. Daar moest ik vandaag aan denken bij het lezen van de herhalingsles: ‘Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf’. Ik zie bij mezelf de neiging om vluchtig kennis te nemen van deze waarheid als zijnde ‘een mooie gedachte’. Een gedachte waar je even bij stil staat, waar je kort mee instemt om vervolgens weer over te gaan tot de orde van de dag. Maar zowel het prachtmens Krishnamurti als de Cursus geven ons hier de sleutel tot geluk in handen. Veel meer dan een mooie gedachte. Het is niet voor niets dat de woorden tot ons klinken vanuit een WERK-boekles. We mogen aan het werk met deze les.

Laat eens een persoon in je gedachten verschijnen waar je wat moeite mee hebt. Misschien een familielid, een collega of je baas. Kijk eens naar de wrevel die je hierbij ervaart. Wees eerlijk en niet politiek correct. Er is geen rangorde in illusies. De geringste irritatie is een symptoom dat je kunt aangrijpen om te leren. Voel diep van binnen je afkeer van die ander. Kijk eerlijk naar je boosheid, ook al lijkt deze klein en onbenullig. Doorvoel het.

Vervolgens leren Krishnamurti en de Cursus ons dat we deze irritatie die we nu zo duidelijk voelen jegens een denkbeeldige ander eigenlijk voelen jegens onszelf. De pijl die je denkt te richten op een ander, richt je op je eigen hart. Linea recta. Daar komt geen spatje theorie aan te pas. Met het serieus nemen van je oordeel over de ander verklaar je jezelf gescheiden van de liefde. Niet alleen met je hoofd, maar met je gevoel, diep van binnen. Geloof me niet maar voel het.

En doe nu eens iets geks. Kijk hoe je je eigen negatieve gevoel totaal gerechtvaardigd vindt en…. experimenteer  dan eens met het opgeven van het gevoel. Heel simpel. Verrek het gewoon om een hekel te hebben aan die ander. Let heel goed op je weerstand hiertegen. Wees eens bereid om te erkennen dat je het eigenlijk best lekker vindt om een hekel te hebben aan die ander. Liefst wil je hier over roddelen met andere mensen om medestanders te vinden in je oordeel. Hoe is het om het los te laten? Vraag hier de hulp van God, de Liefde, de Heilige Geest of welke andere abstracte hogere macht je ook maar wilt adresseren. Waarom? Omdat de Cursus ons leert dat elke actie vanuit ons eigen ikje, hoe goed bedoeld ook, ons verder de nesten in werkt. Ons dappere ikje vol met goede plannen heeft als (geheime) agenda om speciaal te willen zijn ten koste van andere (denkbeeldige) mensen. Dus het zelf-willen-doen werkt gewoon niet. Richt je op de Liefde, op de stilte en biedt hier je neiging om te willen oordelen aan. Laat het Licht schijnen op het onzekere gevoel dat opkomt als je niet langer meer oordeelt.

Merk dan op dat grenzen vervagen. Het wonder. Wonderlijk maar eigenlijk heel gewoon. Het is je geboorterecht. Die harde houding van ik-versus-de- rest is niet wie je bent. Je bent de Zoon van God. Liefde.

“Gods zegen straalt mij toe vanuit mijn hart waar Hij verblijft. Ik hoef me maar tot Hem te wenden en elk verdriet smelt weg, terwijl ik Zijn grenzeloze Liefde voor mij aanvaard.”

Ik verlang de vrede van God

image

De Avondvierdaagse is voorbij. Gelukkig, geen aanslag geweest. Nu de Gay Pride nog. Duimen dat het allemaal goed gaat.. Erg toch, dat deze gedachten door m’n hoofd gaan. De onschuld lijkt verloren. Het lijkt allemaal grimmiger te worden. Gisteren hoorde ik echter op tv iemand zeggen dat we getalsmatig qua terroristische aanslagen de goede kant op gaan. Vorige decennia was het nog veel erger. Het stelt me niet echt gerust.

Beveiliging helpt niet. Ook al waren we als een super Erdogan in staat om alle zogenaamde boeven op te sluiten dan nog zou er niet veel veranderen. Waarom niet? Omdat het zogenaamde kwaad ons niet van buitenaf overkomt. De illusie zit in onszelf. Het geloof in afscheiding met alle gruwelijke gevolgen van dien dragen we allemaal met ons mee. De kleinste irritatie die ik ervaar jegens een denkbeeldige ander heeft hetzelfde worteltje als de boosheid waarmee onze broeders in Nice en München tekeer gaan. Binnen onze droom maken we onderscheid tussen onze onschuldige irritatie en de gruwelijke aanslagen die we dagelijks gepresenteerd krijgen. We zien echter slechts onze denkbeeldige zonde geprojecteerd op het wereldscherm.

Binnen de droom mogen we proberen ons te beschermen tegen dreigend gevaar. De Cursus geeft geen gedragsregels. Het is echter wel cruciaal welke keuzes we in de denkgeest maken als we de daders beschuldigen en lossnijden van onze liefde. Hoe barbaars hun daden ook zijn. Ik hoor het sommigen van u denken. Makkelijk praten Simon, daar veilig in je achtertuin. Helemaal waar. Het is niet mijn kind dat stierf door de handen van een ander. En geloof me, binnen onze droom huil ik van machteloos verdriet en woede. Maar toch.

De Jezus in de Bijbel wilde niet door Petrus met het zwaard verdedig worden. Hij zweeg toe hij beschuldigd werd. Hij vergaf de hand die hem met nagels aan het kruis sloeg. Nogmaals, het gaat niet om gedrag maar om de liefde die Jezus ons demonstreerde. Door niet met boosheid te reageren liet hij zien dat de agressie geen effect had. De liefde kon niet aangevallen worden binnen de droom. De Cursus leert ons dat wanneer iets geen werkelijk effect heeft het ook geen oorzaak kan zijn. De aanval is niet bestaand. De zogenaamde aanvaller merkte aan de vergeving van Jezus dat er in werkelijkheid niets gebeurd was. Jezus liet door zijn liefdevolle reactie zien aan zijn broeder dat deze niet gezondigd had. Niet kón zondigen. Lees in deze tijd hoofdstuk 28 van de Cursus door. We hebben het zo nodig. Voorbeeld:

T28(IV):De Verzoening voor jezelf aanvaarden betekent geen steun verlenen aan iemands droom van ziekte en dood. 2Het betekent dat je niet deelt in zijn wens om zich af te scheiden en hem niet illusies op zichzelf laat richten. 3Evenmin wens je dat ze in plaats daarvan op jou worden gericht. 4Zo hebben ze geen gevolgen. 5En jij bent vrij van dromen van pijn, omdat je hem dit eveneens laat zijn. 6Als jij hem niet helpt, zul je samen met hem pijn lijden, omdat dit jouw wens is. 7En jij wordt dan een figuur in zijn droom van pijn, zoals hij in die van jou. 8Zo worden jij en je broeder beiden illusies, zonder identiteit. 9Je zou alles en iedereen kunnen zijn, afhankelijk van wiens kwade droom je deelt. ‘0Je kunt maar van één ding zeker zijn: dat jij slecht bent, omdat jij in angstdromen deelt.
Waar laat dit ons? We hoeven onze gevoelens die we ervaren als we het journaal zien niet te ontkennen. Als we hier te snel als spiritueel ego boven willen zweven dan leren we niet zoveel. Kijk naar je boosheid, kijk naar je verdriet. Erken dat je zeker meent te weten dat die ander zondig is. Maar zie ook je eigen neiging om te beschuldigen zodat je jezelf beter voelt. Zie je eigen neiging tot oordeel en aanval en erken dat jouw ikje hier weinig aan kan veranderen. Dat hoeft gelukkig ook niet. Want, God zij dank, er is Hulp. Er is een Verlosser. Geheel tegen mijn gewoonte in houd ik nu verder mijn mond en geef jullie over aan de Cursus. Lees en genees, samen met mij.

T28 (IV vervolg) De Heilige Geest is in jullie beider denkgeest aanwezig, en Hij is Eén omdat er geen kloof is die Zijn Eenheid scheidt van Zichzelf. 2De kloof tussen jullie lichamen doet niet ter zake, want wat in Hem verbonden is, is altijd één. 3Niemand is ziek als iemand anders zijn verbondenheid met hem aan- vaardt. 4Zijn verlangen om een zieke en afgescheiden denkgeest te zijn kan zonder getuige of oorzaak niet blijven bestaan. 5En beide zijn verdwenen als iemand met hem verenigd wil zijn. 6Hij droomt dat hij van zijn broeder gescheiden was die, door zijn droom niet te delen, de ruimte tussen hen heeft leeg gelaten. 7En de Vader komt Zich met Zijn Zoon verbinden, met wie de Heilige Geest Zich verbonden heeft.

8. De functie van de Heilige Geest bestaat erin het gebroken beeld van Gods Zoon te nemen en de stukken weer op hun plaats te zetten. 2Dit heilige beeld, volkomen geheeld, houdt Hij ieder afgescheiden stuk voor dat denkt dat het een op zichzelf staand beeld is. 3Aan elk schenkt Hij zijn Identiteit, die het hele beeld vertegenwoordigt in plaats van slechts een gebroken stukje waarvan hij volhield dat hij dat zelf was. 4En wanneer hij dit beeld ziet, zal hij zichzelf herkennen. 5Als jij de kwade droom van jouw broeder niet deelt, is dit het beeld dat het wonder in de smalle kloof zal plaatsen, die van alle zaden van ziekte en zonde gezuiverd is. 6En hier zal de Vader Zijn Zoon ontvangen, omdat Zijn Zoon zichzelf genadig was.

9. Ik dank U, Vader, omdat ik weet dat U elke smalle kloof zult komen dichten die ligt tussen de gebroken stukken van Uw heilige Zoon. 2Uw Heiligheid, compleet en volmaakt, ligt in elk daarvan. 3En ze zijn met elkaar verbonden, want wat in een van deze is, is in allemaal aanwezig. 4Hoe heilig is het kleinste korreltje zand, wanneer het wordt herkend als deel van het voltooide beeld van Gods Zoon! 5De vormen die de gebroken stukken lijken aan te nemen betekenen niets. 6Want het geheel is in elk ervan. 7En ieder aspect van Gods Zoon is precies hetzelfde als elk ander deel.

10. Verbind je niet met je broeders dromen, maar verbind je met hem, en waar jij je met de Zoon verbindt, daar is de Vader aanwezig. 2Wie zoekt surrogaten wanneer hij ziet dat hij niets verloren heeft? 3Wie zou de ‘weldaden’ van ziekte willen ervaren, wanneer hij het simpele geluk van ge- zondheid heeft ontvangen? 4Wat God gegeven heeft kan geen verlies zijn, en wat niet van Hem komt heeft geen gevolgen. 5Wat zou jij dan nog in de kloof kunnen waarnemen? 6De zaden van ziekte komen voort uit de overtuiging dat er vreugde is in afscheiding, en dat het opgeven daarvan een offer zou zijn. 7Maar wonderen zijn het resultaat wanneer je niet hardnekkig in de kloof blijft zien wat er niet is. 8Jouw bereidwilligheid om illusies los te laten is al wat de Genezer van Gods Zoon verlangt. 9Hij zal het wonder van genezing daar plaatsen waar de zaden van ziekte waren. 10En er zal geen verlies zijn, maar alleen winst.

Stil zijn..

duwauto

Ik zal een ogenblik stil zijn en naar huis toe gaan.

Dit is de herhalingsles van vandaag. Sober haast. Maar ook vol wijsheid en verlangen. Ik vraag me gewoonlijk af wat ik moet doen. Binnen onze illusie is dat ook een heel praktische en normale vraag die we stellen bij onze werkzaamheden. Als ik even niets specifieks hoef te doen dan klinkt de vraag iets anders. ‘Wat zal ik nu eens gaan doen?’. Het kan een uiting zijn van lichte verveling maar ook de opmaat naar het beginnen met een leuke activiteit. Onbewust pas ik deze manier van denken ook toe op de Cursus. Wat moet ik doen? Hoe moet ik dit zien in het licht van de Cursus? Ik moet wat vaker proberen te denken aan mijn werkboeklessen. Enzovoort. Als ik iets stiller word zie ik dat ik iets voor elkaar probeer te krijgen. Een vaag beeld van een ideale toestand die ik kan bereiken door trouw met de Cursus bezig te zijn. Vrijheid is hierbij een kernbegrip. Ja, ik moet met de Cursus bezig zijn om meer vrijheid te ervaren. Meer liefde.

Uitgangspunt hierbij blijft een ikje dat iets moet- en zou kunnen doen. Een ikje dat iets meent te kunnen bereiken en waarvoor de huidige situatie dus niet goed genoeg is. Het ego zegt me nu dat dit stom is, maar die laat ik nu maar even kletsen. Het is niet stom maar het laat zien dat ik gehecht blijf aan het schijngevoel dat er een ikje is dat actief moet zijn. Een plannenmaker. Een ikje dat weet dat er iets moet gebeuren en zelfs een idee heeft van welke kant het op moet.

Dit uitgangspunt, een ikje dat plannen gaat maken, is echter de start van de illusie. Het is de weerklank van het oorspronkelijke dwaze idee waar de Zoon van God vergat om te lachen. Er is een onbewuste verslaving aan deze plannenmaker die beide handjes graag stevig gaan zijn denkbeeldige stuurtje houdt. De werkboekles nodigt me uit om ‘stil’ te zijn. Te ontspannen. Niet te willen sturen. Geen verwachting, geen plannen. Gewoon openheid en vertrouwen.

De Cursus leert dat God zo zachtaardig is dat hij ons denkbeeldige stuurtje niet uit handen rukt. Als wij denken te kunnen sturen dan mogen we hoepelen wat we willen. Hij nodigt ons wel uit om het stuur eens los te laten en stil te zijn. Niks te doen. Heel bescheiden vraagt Hij aan ons: ‘vind je het goed als ik eens stuur?’ Hij wacht op onze instemming. En wij hoeven Hem geen tip te geven over de richting waarin Hij ons zou moeten sturen. Wij hebben binnen onze droom geen flauw idee. We snappen echt helemaal niks van de vrede, van de hemel. Ons drukke gedoe is er juist helemaal op gericht om de vrede niet te ervaren. Raar maar waar. We denken dat stil zijn ‘zonde van de tijd’ is. We willen zoveel doen binnen de droom.

We mogen ons bange, drukke gedoe bij hem brengen. Heel voorzichtig onze gespannen knuisjes ontspannen en alles aan Hem overlaten. Misschien niet in één keer, als we dit te eng vinden. Maar telkens een beetje meer zodat Hij ons naar Huis kan brengen.

Lichamelijke genezing?

image

Verkouden. Een kop vol snot, niezen en weer snuiten. Het is niet de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste, en ik ben ook niet de enige. Ik bestrijd de symptomen en zit m’n dagen uit totdat het virusje verslagen is. Stiekem probeer ik met de werkboekles van vandaag (199) wat verlichting te ervaren. ‘Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij’. Met een schuin oog kijk ik hoe ik me nu voel. Hetzelfde. Jammer. De Cursus noemt dit magie, ik weet het en geneer me een beetje dat ik het toch weer probeer.

Het is een klassiek thema waarover Cursus studenten regelmatig discussiëren. Mag je nu wel of niet verlichting van lichamelijke symptomen verwachten als je de Cursus wijsheden toepast? Er zijn twee uiterste standpunten:

1: De lichamelijke ziekte is slechts een illusie en je hoeft deze dus niet serieus te nemen. Het gaat erom dat je in je denkgeest genezen wordt van deze illusie, maar de illusie kan hierbij rustig onveranderd blijven.
2: Wij maken zélf deze illusie door middel van projecties dus als we hiermee ophouden dan verdwijnt de projectie, lees ‘de ziekte’ ook.

Tja, wat moeten we nu kiezen? Met mijn magische poging om minder last te hebben van m’n verkoudheid probeer ik optie twee uit en gebruik ik optie 1 als vangnet voor als het niet werkt. Listig. Zo kan het niet mislukken!

Misschien aardig om achter de schermen te kijken. Wat zou er gebeuren als, pats boem, lichamelijke genezing op zou treden na het toepassen van de werkboekles? In eerste instantie natuurlijk blijdschap. Fijn, ik ben er vanaf. Die blijdschap laat zien dat ik de bedreiging van het lichamelijk ongemak kennelijk nogal serieus nam. Zou ik echt blij zijn als ik 100% had geweten dat de ziekte toch niet echt was? En de genezing van een snotneus is één ding; maar wat zou ik vinden van de plotselinge aangroei van een geamputeerd been? Van genezing van Alzheimer? De Bijbel staat vol met dergelijke voorbeelden. Maar wat was het gevolg? Mensen stroomden massaal naar Jezus toe om genezen te worden van lichamelijke kwalen. Ze vroegen zelfs Zijn hulp als een naaste gestorven was. Wow, Jezus als super huisarts! Ik zou het wel weten als mijn huisarts deze gaven had. Zodra me een scheet dwars zou zitten zou ik bij hem op bezoek gaan. Hatsikidé; genezen en ik kan er weer even tegen aan. Maar zou mijn geloof in de illusie dat ik een lichaam ben hiermee zijn genezen? Nee dus. Jezus als huisarts is niet meer dan een pijnstiller die ik neem als ik m’n pijn serieus neem. Niet fout, niet zondig maar het biedt geen bevrijding van de illusie dat ik het lichaam denk te zijn.

Dan er maar voor kiezen om de illusie in stand te houden? Geen genezing maar rustig verder modderen? Dat geeft ogenschijnlijk wel rust en zekerheid. Want een plotselinge verandering in de fysieke wereld die wij als harde werkelijkheid ervaren zou ook de nodige angst kunnen geven. Een genezen snotneus is niet zo eng, maar er is geen rangorde in wonderen. Als de illusie van de snotneus zomaar kan verdwijnen dan kan er ook ‘zomaar’ hetzelfde gebeuren met de illusie van Simon als ventje dat de touwtjes stevig in handen heeft.. Kan ik deze waarheid wel aan? De waarheid die onthult dat er geen ‘ik’ is die iets ‘aan zou moeten kunnen’. Ahum, ahum.. Eerlijk gezegd vind ik dit een enge gedachte. Dat alles ‘vernietigende’ inzicht dat God één is. Niemand meer om te zeggen ‘yes, I got it’!

Dus dat ikje weet het nu niet zo goed meer wat ie moet willen. Verwarring. Dus dan maar terug naar de werkboekles met een heel mooi besluit.

Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan gehoorzaamt mijn denkgeest.

Heerlijk. Geen gepieker maar mijn denkbeeldige stuurtje in handen geven van Hem. Heer hier ben ik, bang en verward. Bang voor Uw macht, bang voor Uw liefde. Dank dat U me niet overweldigt met Uw genezende macht. Ik open mijn hart voor U, stapje voor stapje.

Speciaalheid

image

Het woord ‘speciaal’ heeft voor ons in onze dagelijkse illusie gewoonlijk een positieve bijklank. We willen niet graag ‘gewoon’ gevonden worden. We willen geen grijze muis zijn. We willen opvallen, anders zijn en boven de grauwe massa uitsteken. Hoe anders hanteert Jezus het woord ‘speciaalheid’ in de Cursus. Hij legt het verband met de illusie van afgescheidenheid en zonde, met geweld, hoogmoed, jaloezie en ga zo maar door.

Speciaalheid is verbonden met het lichaam, met vormen en concrete, meetbare, zaken. Met grenzen, met ik versus de ander. Als het ego dit leest dan past het z’n gebruikelijke judo-truc toe. Het staat direct klaar om afwijkende anderen te veroordelen. ‘Pfff, wat een kapsoneslijer! Wat denkt hij of zij eigenlijk wel?’ Anders gezegd: ‘gelukkig ben ik bescheiden; zo bescheiden dat ik eigenlijk weer heel speciaal ben’.

Zo werkt het niet. Niets wat wij binnen- of buiten ons menen te zien, is inherent goed of fout. Alles is neutraal en in feite zelfs niet-bestaand. Zodra wij het echter serieus nemen en er iets van vinden lijken de rapen gaar. Speciaalheid is het serieus nemen van verschillen met als bron de oervergissing dat wij verschillen van de eenheid, van de liefde. Alles was ons niet genoeg. We wilden geloven dat we afgescheiden zijn van Hem, anders, speciaal. En de Liefde verbiedt ons dit niet maar wacht geduldig tot we zien wat dit bijgeloof aan ellende met zich meebrengt.

We denken liefde, geld, gezondheid en een lang leven te kunnen vergaren maar beseffen niet dat de prijs voor deze speciale wensen hoog is. Want nu moeten we zwoegen, bereiken, vechten, beschermen en uiteindelijk zelfs dood gaan. Wat speciaal is, is begrensd en dus niet eeuwig. We laten speciaalheid door de voordeur naar binnen en de dood komt tegelijkertijd via de achterdeur de keuken in. Het is een package deal. Met winnen komt verliezen, met onze beperkte liefde komt de haat, met ons denkbeeldige leven de evenzo denkbeeldige dood.

Wat nu? Gewoon kijken wat we doen. Gevoel krijgen wat het streven naar speciaalheid allemaal met zich meebrengt. Onderkennen dat het vergeven hiervan voelt als het brengen van een offer. Maar we offeren niks. Merk op dat het loslaten van je geloof dat je anders bent dan anderen in eerste instantie een wat onbestendig gevoel geeft. Het is raar om het lichaam en de karaktertrekken van jezelf en de zogenaamde ander niet langer serieus te nemen. Raar om te merken dat hierachter iets ligt dat geen vorm heeft, geen positieve of negatieve eigenschappen maar een vormloze schoonheid. Verbondenheid, vrede. En dit is zo speciaal..

Pijn.

image

Pijn.. Er is geen rangorde in illusies en toch merk ik een soort ontzag als ik schrijf over pijn. Het is zo’n universeel rot gevoel. Als ik nergens last van hebt is het niet moeilijk om heel bij de hand er wat wijsheden uit de Cursus over te spuien. Maar dan.. Dan krijg ik last van mijn hoofd, mijn kiezen, mijn maag of noem maar op. Soms eventjes, soms langer, soms eindeloos. Soms een beetje, maar soms ook heel erg en soms zelfs bijna ondraaglijk.

De woorden van werkboekles 190 klinken me dan hard in de oren. ‘Pijn is het bewijs van zelfbedrog, ze is in het geheel geen feit’. Het ego is er als de kippen bij. Ik ervaar pijn dus ik bedrieg mezelf en ik verkondig dat God wreed is. Nu ben ik dubbel de sigaar. Naast mijn pijn krijg ik ook nog eens te horen dat ik mezelf voor de gek houd. Au. Dit soort teksten zijn al vervelend als ik er mezelf mee om te oren sla, laat staan als ik er een broeder of zuster de les mee lees vanuit een comfortabele pijnloze situatie.

En toch. Toch is werkboekles 190 één grote jubelzang op de grootheid van God. De woorden bieden hoop op momenten dat de wanhoop ons naar de keel vliegt. We moeten alleen zo deksels goed opletten als we ons richten op pijn. Want juist omdat pijn, en in het uiterste geval de dood, de kroongetuigen van ons geloof in het lichaam zijn vertoont het ego zich nu in zijn meest geniepige gedaante. Als een duivel die Job ervan probeert te overtuigen dat God kwaadaardig is. Wat me helpt is om heel goed op te letten wanneer er iets van ‘schuld’ binnensluipt als ik te maken heb met pijn.

‘Wat doe ik toch fout, want de pijn gaat niet weg?’ Let op! Dit is het ego. Het beweert dat ik iets fout doe, dat ik zondig ben. Dit is niet waar. Ik ben een schuldeloze Zoon van God wat het valse getuigenis van het lichaam ook beweert. ‘Ik bedrieg mezelf en verkondig kennelijk dat God wreed is, dus ik ben fout; toch?’ Jawel, ‘fout’ in de zin dat ik me vergis, maar niet fout in de zin van zondig.

Hoe moet ik dan wel kijken? Mij helpt het om rond dit thema zo min mogelijk te gaan zitten theoretiseren. Het ego vindt het prachtig als we gaan bedenken of de denkbeeldig fysieke pijn als dan niet moet verdwijnen als we de Cursus ‘goed’ doen. We kunnen ook gaan discussiëren of Jezus al dan niet pijn had aan het kruis. Als je dit soort vraagstukken leuk vindt, be my guest. Het praten hierover is ook niet zondig maar het helpt mij niet echt.

Wat weet ik wel als ik pijn ervaar? Ik weet dat ik een sterk signaal krijg dat het lichaam echt is. Dat meen ik dan van heel dichtbij te ervaren. Ik heb pijn dus ik besta. Ik besta als afgescheiden lichaam. Dat geloof ik dan. Hier sta ik bij stil. Heer, zie mij aan. Ik heb pijn en ik geloof hierin. Ik erken dat ik er dol graag vanaf wil. Ik geloof dat mij iets rottigs overkomt en het liefst wil ik dat u de pijn wegneemt. Dit is wat ik nu geloof. Heer ik lees in de Cursus dat ik nu een valse getuige geloof. Maar wat schreeuwt deze getuige toch akelig hard. Door dit harde geschreeuw hoor ik uw zachte, liefdevolle stem bijna niet meer. Maar toch Heer. Ik dank U voor dat hele kleine vonkje van hoop dat me zegt dat Uw zachte stem waar is. Dat de schreeuwlelijk zich vergist. Ik zie mijn sterke neiging om naar het lichaam te luisteren. Het is als een verslaving. Dit maakt me echter niet schuldig maar laat slechts zien hoe bang ik ben om uw vrede binnen te laten. Mijn geloof in pijn is evenredig met mijn angst voor overgave aan de liefde. Toch stel ik me voor u open. Pijn of geen pijn. U bent liefde Heer en dus ben ik dat ook. Zie mijn angst voor overgave maar kom toch maar dichterbij.

Ik kies de vreugde van God in plaats van pijn.

Angst voor het onbekende.

image

Vandaag vertrek ik voor een zakenreisje voor een paar dagen naar Finland. Ik verbaas me altijd over collega’s die dol zijn op dit soort reizen. Kennelijk heb ik binnen de illusie een iets minder optimistische en luchtige programmering meegekregen. Ik maak me zorgen over zaken die fout kunnen gaan en probeer krampachtig alles goed van te voren te bestuderen en te regelen zodat ik me wat zekerder voel. Ik schaam me voor deze angstige houding en doe er richting anderen zo luchtig mogelijk over. Maar toch; ik ervaar dus gewoon angst. Punt uit. Angst voor het onbekende, voor het onzekere. En wat ik ook investeer in een optimale voorbereiding, het blijft dweilen met de kraan open.

Deze angst laat me pijnlijk duidelijk zien hoezeer ik geloof hecht aan mijn denkbeeldige afgescheidenheid. Ik meen dat ik een machteloos entiteitje bent dat is overgeleverd aan de grillen van de wereld. Binnen deze wereld moet alles gaan zoals ik wil. Ik zie bedreigingen van mijn ikje die ik meen te moeten voorkomen. Alles moet optimaal verlopen en anders denk ik dat ik ongelukkig word. Ik verlang de vrede van God (WB 185) maar heb hier een heel eigen voorstelling van. Ik geloof dat deze vrede van God een situatie is waarin mijn ikje onbedreigd is en van alle kanten optimaal gepamperd wordt. Maar dit verlangen leidt niet naar de hemel maar naar een hel vol van zorgen en angst.

De gevaren die ik in de denkbeeldige toekomst meen te zien zijn slechts projecties van het gevaar dat ik meen te zien in de liefde van God. Onbewust meen ik weggevaagd te worden als ik mijn hart open voor de liefde van Hem. Ik vecht hiertegen, kies voor de denkbeeldige bunker van mijn ikje dat ik meen te kunnen beschermen tegen denkbeeldige gevaren buiten mij en in de toekomst. Er lijken legio gevaren in de wereld te zijn maar het gaat allemaal terug op die ene vergissing: ik besta los van God en moet me tegen Hem verzetten.
God is geen vijand, anderen zijn geen vijand, er is geen vijandige wereld en er is geen vijandig en onwillig lichaam met kwalen. Ík kies ervoor om me dit in te beelden, om dit te geloven. Maar nu wil ik stil zijn en mijn angst voor liefde zien en aan Zijn voeten leggen. Ik wil de projecties van angst in de vorm van angst voor onbekende gebeurtenissen samen met Hem doorzien als angst voor onbegrensdheid, voor liefde. En dan stop ik met vechten en geef me over. Aan Hem, in vertrouwen dat Hij me allang gegeven heb wat ik zo naarstig buiten me zoek. Zijn Liefde, Zijn vrede. Ik verlang om niet meer te vechten tegen de vrede van God. Hier ben ik Heer.