Van rookalarm naar Nieuwe Wereld

Vannacht om 4.00h ging het rookalarm af met een oorverdovend lawaai. Vals alarm, gelukkig. Maar het ding wist van geen ophouden en dat was minder fijn. Bij zo’n rookmelder van de bouwmarkt kun je de batterij er simpel uithalen maar in ons nieuwbouwhuis zit de melder gewoon aangesloten op het lichtnet. Ik had ooit ergens gelezen dat vals alarm veroorzaakt kan worden door een stofje of insectje voor de sensor. Inderdaad lukte het me om met een stofzuiger geduwd tegen de sensor de sirene tot zwijgen te brengen. Maar voor hoe lang?

Dat bedacht ik toen ik om 4.20h weer in bed lag. En die gedachte liet me niet direct los. Ik bedacht alvast een actieplan. Trapje uit de schuur halen, proberen een knopje te vinden of om het ding open te schroeven. Of zou het helpen om in de stoppenkast een groep uit te schakelen? Maar op welke groep zit ie en ik moet niet daarmee de wekkerradio uitschakelen. Zou zo’n melder trouwens een kleine back-up accu hebben? Zucht..

Ik bedacht dat de poes, Mies, die in de woonkamer slaapt ook wel geschrokken zou zijn. Met één oog kijk ik op de wekker. Het is 5.00h. Zou Mies nog wakker zijn? Vast niet. Zij wordt niet gekweld door een overactief brein dat anticipeert op allerlei vermeende rampspoed. Gewoon even schrikken, jezelf omkeren en doorslapen. Waarom lukt mij dat eigenlijk niet? Juist vanwege dat overactieve brein. Dit zal in de evolutie ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld. Het anticiperen op gevaar kan in een gevaarlijke omgeving je overlevingskansen vergroten.

M’n gedachten kalmeren wat. Ik besef dat dit oude, evolutionair bepaalde patroon om me zorgen te maken over vermeend gevaar niet totaal zinloos is maar dat er nu geen sprake is van levensgevaar. Mijn reactie toont me dat die neiging tot lijfsbehoud diep in mij verankerd is. Het illustreert een diep geloof in kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Als ik daar even bij stilsta komt er een cursus-tekst naar boven. “Ik kan in plaats hiervan vrede ervaren”. Weer even stilte en contact maken met dat ‘gevoel’ een kwetsbaar, afgescheiden wezen te zijn. De focus verschuift. Ik probeer niet langer krampachtig de slaap te vatten. Dat is tenslotte ook maar een geloof, dat er met te weinig slaap echt iets ernstigs aan de hand zou zijn. Nu komt het geloof in slachtofferschap naar boven. Het is fijn om enkele standaardteksten van ECIW paraat te hebben en er echt iets mee te kunnen. “Ik ben niet het slachtoffer van de wereld die ik zie”, zeg ik nu tegen mijzelf.

Nu het niet langer een doel is dat wordt nagestreefd, komen de ontspanning en de vrede vanzelf. Ik moet stilletjes wat om mezelf lachen. Er verschijnen een soort intuïtieve inzichten. Vanuit het Christus-bewustzijn wat ik ten diepste ben, wordt een spel van kwetsbaarheid gespeeld. Ik voel me zelfs verbonden met de dieren in de natuur. Wat heftig. Bewustzijn speelt met zichzelf het recht van de sterkste. Het houdt niet op. Er verschijnen lijdende mensen in beeld. In hun leed zie ik mijn ‘leed’ en mijn geloof in kwetsbaarheid en sterfelijkheid.

Er treden snelle perspectiefwisselingen op. Vanuit mijn persoonlijke perspectief, gebaseerd op geloof in afscheiding en sterfelijkheid, buitelen zelfbeschuldiging en verwarring over elkaar heen. Het “jij doet het jezelf aan” of, haast nog schokkender, “anderen doen het zichzelf aan” klinkt verwijtend in mijn hoofd. Het voelt ongepast en oneerbiedig om dit af te doen als een ‘spel’ van bewustzijn. Maar dat andere perspectief heeft een zachte en kalmerende aard. Het is een ontluikend besef, een weten van die diepe waarheid, een gevoel van één-zijn. Vanuit dat gevoel mag ik mijn toevlucht nemen tot magische middelen als ik dat ‘spel’ wil spelen. Een pilletje tegen de pijn of een stofzuiger tegen een schreeuwend alarm. Maar er klinkt ook een zachte maar besliste aanmaning om te stoppen met dit ‘spel’. “Dit hoeft niet zo te zijn”, hoor ik. Het vervult me met blijheid en hoop.

En dan het belangrijkste. Die uitnodiging geldt voor iedereen. Dat kan ook niet anders omdat er helemaal geen afgescheiden Simontje is. Ik voel een haast kosmisch, borrelend en vreugdevol ongeduld. Het is het doorbreken van de dageraad. Vanuit het Christus-bewustzijn, dat we allemaal zijn, mag de vereniging zich uitbreiden en ons thuisbrengen. Het is zo heerlijk om vanuit Christus-bewustzijn te beseffen en te zien dat niemand hiervan uitgesloten kan zijn. Niemand! We zijn allemaal aan elkaar gegeven om hand in hand het licht tegemoet te gaan. Vanuit mijn afgescheiden denken ploppen de vragen op: hoe dan, en al die zieken dan, en al die kinderen en oorlogsslachtoffers? Ik kan hier geen zinnig antwoord op geven maar weet dat de beweging in volle gang is, ook al lijkt dat er absoluut niet op als ik kijk naar het nieuws. De Nieuwe Wereld komt er, is er al.

Advertentie

Een heerlijke, wonderlijke, non-duale omarming!

Als we de Cursus bestuderen dan proberen we deze te begrijpen. Logisch toch? We menen vrij snel door te krijgen dat ECIW een heuse non-duale visie vertegenwoordigt, en dat klopt. Toch springt ons denken iets te slordig en gemakkelijk met deze conclusie om. Ons verstand houdt namelijk erg van duidelijkheid en van kort door de bocht gaan. Het zegt dan zoiets als: “Aha, alles is één”. Eindelijk heeft het door hoe het zit en acht het zichzelf in staat om andersdenkenden te corrigeren. De verkregen helderheid voelt heel prettig: “Als alles één is dan zijn God en ik aan elkaar gelijk en jij en ik ook”. Het kan toch niet anders in eenheid? Ik ben God en ik ben jij! We roepen dan zoiets als “er zijn geen anderen”.

We zouden bij beter lezen van de Cursus niet zo hard van stapel lopen. Lees bijvoorbeeld maar eens Hoofdstuk 1: II:

  1. Ontzag is alleen op zijn plaats bij openbaring, want hierop is het volmaakt en met recht toepasbaar. Bij wonderen is het misplaatst, omdat een toestand van ontzag aanbidding in zich draagt en ervan uitgaat dat iemand van lagere orde voor zijn Schepper staat. Jij bent een volmaakte schepping, en hoort alleen ontzag te voelen in Tegenwoordigheid van de Schepper van volmaaktheid. Het wonder is dan ook een teken van liefde tussen gelijken. 5Gelijken behoren geen ontzag voor elkaar te koesteren, daar ontzag ongelijkheid veronderstelt.

We worden met beide benen op de grond gezet en mogen als schepsel ontzag voelen in tegenwoordigheid van onze Schepper. Dit zou een gepast moment zijn voor ons verstand om te zwijgen en ruimte te maken voor een “gevoel”, een gevoel van ontzag en verwondering. Nu wordt ons hart aangesproken en ons verstand overstegen. Want ja, wij zijn “goddelijk”(Engels: God-alike) maar wij zijn niet “God”. Hetzelfde geldt voor onze verhouding tot onze broeders, onze gelijken. Gelijken! Zie je het? Wij vallen dus niet samen met onze broeders maar we zijn broeder-alike, jij-alike.

Dit hoeft ons natuurlijk helemaal niet te verbazen want het is precies de reden dat binnen Advaita het liefst gesproken wordt over non-duaal: niet-twee. Ons verstand geeft het liefst een klap op zo’n begrip en gaat dan onbewust ervan uit dat non-duaal en één hetzelfde zijn. Ook hier moet echter ons gevoel, ons hart, te hulp schieten. Want nee, God en zijn scheppingen, zijn niet van elkaar gescheiden, ze zijn niet twee. Hetzelfde geldt voor jij en de ander; jullie zijn niet van elkaar gescheiden, jullie zijn niet twee. Maar jullie zijn ook niet hetzelfde in de zin dat jullie 100% samenvallen.

Daarom wordt in ECIW zowel gesproken van het Zoonschap en van de Zoon, enkelvoud, als van Zonen (meervoud). Die spanning is voor velen haast ondraaglijk en men eist dan duidelijkheid. Bij dat streven naar duidelijkheid sneuvelt het mysterie van de schepping en van de non-dualiteit. Alles wat riekt naar meervoudigheid (Vader, Zoon, Heilige Geest) en Zonen van God, wordt gezien als een voorlopige uitspraak van Jezus, als een metafoor omdat we nog niet ver genoeg zijn om te zien dat alles één is. In mijn beleving slaat men hierbij door van Schepping naar niets en van non-dualiteit naar radicale eenheid. Het mysterie van de Schepping, de wonderlijke non-dualiteit, wordt als een kind met het badwater weggespoeld.

Zo’n blog als deze trekt vaak weinig lezers. Wat heeft zo’n abstract metafysisch verhaal nu voor nut? Als regel volgen er wat lieve antwoorden met sterretjes en hartjes met een sussende liever-broeder-toon. Ik waardeer de lieve intentie van deze berichten en kan me voorstellen dat voor broeders en zusters die de verzoening werkelijk aanvaard hebben, deze kwestie niet meer speelt. Ik juich sowieso elk bericht toe dat het belang van liefde benadrukt omdat juist deze liefde overboord gaat in radicale, absolute eenheid. Want ook liefde draagt het mysterie in zich omdat ze tweeheid suggereert terwijl degene die liefheeft juist beseft dat er geen grenzen bestaan. Hetzelfde mysterie klinkt door in het begrip “Heilige Relatie”: heilig suggereert eenheid en relatie tweeheid.

Ik hoop met dit schrijven een ultieme ego-truc onder de aandacht te brengen. Degene die zich God waant en die meent dat zijn broeders, Jezus en de Heilige Geest niet meer zijn dan zijn eigen projecties, die is in een gemene val van zijn ego getrapt waarbij niet de ultieme verbinding gevonden is maar waarbij een ultieme vorm van afscheiding aanbeden wordt. Aan de vruchten herkent men dan dikwijls de boom. Zo’n wrange vrucht is bijvoorbeeld het lachend kijken naar broeders en zusters die roepen om liefde, een eenzijdige focus op eigen innerlijke vrede, een veroordeling van het fysieke domein en ga, helaas, zo maar even door. Zo’n ontsporing is niet slecht of zondig maar ook zeker niet behulpzaam en helaas een dwaalleer die wijdverbreid is geraakt binnen de ECIW-community.

Dit is een oproep tot aanvaarding van de omarming door de Vader en een oproep om elkaar te omarmen. Een liefdevolle omarming die zowel middel als doel is en die het fundament vormt van de Schepping.