Is ultieme frustratie nodig?

sombere engelPas na langere tijd onvrede en zoeken ontdekken we dat we onbewust geloven dat we er nu nog niet zijn maar dat we door bepaalde dingen nu te doen er in de toekomst wel zullen komen. Is dit niet wat ons drijft de werkboeklessen jaar in jaar uit te blijven herhalen? Meestal horen we van een spiritueel leraar dat ons zoeken ons er juist van weerhoud om te vinden waar we zo naar smachten. Dan veranderen we onze strategie en gaan zo hard mogelijk proberen om niet langer te proberen. Hiermee bereikt de wanhoop en de frustratie pas echt een dieptepunt. Vanuit deze diepe wanhoop kan ontwaken plaatsvinden. We hoeven dit echter niet om te keren. Deze diepe wanhoop is geen voorwaarde voor ontwaken. Ontwaken is niet aan onze theorietjes gebonden en heeft geen wanhoop nodig om zichtbaar te worden.

Er is een subtielere, minder frustrerende “weg” mogelijk. De Cursus wijst ons hierop. De sleutel van deze weg heet vergeving. Het kan enige tijd duren voordat we de ultieme macht en kracht van deze sleutel ook maar enigszins beginnen te vermoeden. Terug naar de ultieme frustratie die ons wacht aan het einde van onze krampachtige zoektocht. Hier kan inderdaad een implosie van het ego-denksysteem plaatsvinden maar, nogmaals, moeten we het eerst zover laten komen? Is dit de regel?

Eén van de belangrijkste lessen van de Cursus in wonderen is dat er geen rangorde bestaat in wonderen. De logische tegenhanger hiervan is dat er geen rangorde in ellende bestaat. Het is wel zo dat we de in onze optiek grote ellende wat makkelijker kunnen horen. Dit zegt echter meer iets over onze bereidheid te luisteren. We kunnen zo hardleers zijn dat we inderdaad doordrammen tot het punt dat de omstandigheden gaan schreeuwen om ons wakker te makken. De zogenaamde grote shit van ons leven. Een wat handigere aanpak is om beter te leren luisteren, wat nauwgezetter te gaan kijken.

Moeten we wachten op enorme frustratie en tegenslag om in de gaten te krijgen waartoe we deze aan het projecteren zijn? Moeten we langs deze weg ons gefrustreerde ego eerst oppompen tot de grootte van een luchtballon voordat we doorkrijgen hoe het werkt? Het verband is namelijk niet ingewikkeld; er is een vicieuze cirkel van aanval en van de illusie van een ego dat aangevallen kan worden. Hierbij kan het handig zijn onze gebruikelijke manier van denken even om te keren. Meestal snappen we nog wel dat vasthouden aan de illusie van een-ikje-zijn (geloof in ons ego) tot gevolg heeft dat we angstig worden en denken iets te moeten verdedigen, soms zelfs door een denkbeeldige buitenwereld aan te vallen. Maar keer het voor de verandering eens om. Zie eens dat de mate waarin je een zogenaamd probleem serieus neemt en ertegen gaat vechten een groei veroorzaakt in het idee dat er een ikje bestaat. Lukt dat? Lichte irritatie geeft klein geloof in afgescheiden ikje, grote boosheid of frustratie laat dit geloof in een ikje verder opzwellen en verharden. Een beetje blazen in een ballonnetje geeft een klein slap ballonnetje; hard blazen geeft uiteindelijk een enorme luchtballon. Het doel van ontwaken is niet om eerst een enorme luchtballon te produceren maar om het mechanisme in de gaten te krijgen.

Je bent één denkgeest en je omvat alles. In die denkgeest vindt een film plaats met gebeurtenissen. Ik heb het niet alleen over gedachten maar ook over de dingen die we echt noemen; de fysieke wereld. In de eerste 30 werkboeklessen hebben we geleerd dat alles projectie is waar ze welf de betekenis aangeven die we willen. We hoeven nu slechts op te gaan merken dat als we ergens de betekenis aangeven van “dit wil ik niet” of “dat heb ik nodig” we een beetje in het ballonnetje blazen waarmee ons ik-gevoel sterker wordt. En nu komt de grap; wees hier niet langer bang voor maar ga er eens mee spelen door goed op te letten wat er gebeurt. Beetje boos? Ha, ha; jawel, ik voel mijn egootje wat zwellen. Erg boos? Ooooh, wat een mooie grote luchtballon!

Als je hier wat handiger in wordt dan kun je besluiten om de neiging om te vechten tegen wat zich voort lijkt te doen eens te weigeren. Vergeving is stil en doet in werkelijk niets anders dan de boel niet zo serieus te nemen. Wat blijkt? Het is alsof je de irritatie als een houtblok op een klein vuurtje legt. Het geeft nu een wonderlijke warmte, een gevoel van vrede. Iemand maakt een rotopmerking? Hé, ik trap er niet in. In de ene denkgeest wordt een film geprojecteerd die de Zoon van God probeert te verleiden om het serieus te nemen, aan te vallen en een rottig afgescheiden ego-gevoel te krijgen. Deze keer maar even niet.

Tenslotte kan het gebeuren dat je zo dat hele gedoe van ballonnetjes-blazen zat wordt. Maar juist dit zat-worden is de wortel van de ik-illusie. De ultieme vergevingsoefening kan een ikje nooit in gang zetten. Een ikje ontstaat immers uit de neiging om juist niet te vergeven en kan niet de oorzaak van de ultieme vergevingsles zijn. Dat hoeft ook niet. Uiteindelijk is het altijd al de Zoon van God geweest die het vlammetje was dat al onze irritatie-houtblokjes omzette in warmte en vrede en uiteindelijk zal deze werkelijke Identiteit onze laatste ego-illusie corrigeren.

WB 30: God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest.

Advertentie

En, ben je er nu vanaf?

ben je er nu vanafAls we ergens last van hebben dan willen we daarvan af. Het lijkt of we wat dit betreft allemaal onze eigen thema’s hebben. Met sommigen ervan hebben we allemaal te maken, denk aan lichamelijke pijn. Andere lijken specifiek voor jouw persoontje. Twee van die ogenschijnlijk wat specifiekere thema’s voor mij zijn slapeloosheid en spreekangst. Vermoedelijk komt jouw eigen achillespees direct in je gedachten. Zodra we een kans ruiken om van een dergelijk vervelend hoofdthema af te komen grijpen we deze met beide handen aan. De manier waarop we hierbij te werk gaan is steevast hetzelfde: definieer het probleem- vind een goede aanpak – bepaal of het probleem is opgelost. Als het gelukt is ben ik blij als het mislukt is ben ik teleurgesteld en moet ik wat anders proberen. Zolang ik in deze werkwijze geloof en deze toepas is mijn ego tevreden. Er zullen me zelfs soms wat succesjes gegund zijn als de omstandigheden niet al te extreem zijn. Ik zal een keer na een paar uur slapeloos woelen toch tevreden in slaap vallen na het toepassen van een methode en ik zal een keer een plezierige flow ervaren na een geslaagde toespraak en een luid applaus.

Na dit “succes” sukkel ik een beetje tevreden in slaap. Ongemerkt probeer ik m’n leven zo te manoeuvreren dat de situatie behapbaar voor me blijft. Zo zal ik als ik een vliegvakantie boek zoeken naar een mogelijkheid waarbij de heenreis wat later op de dag valt. Als ik namelijk om 3.00h ’s nachts op moet staan om een vlucht te halen, ben ik zo bang die paar uur er voor niet te kunnen slapen dat ik vrijwel zeker wakker lig en slaperig en moe op reis moet gaan. Dat wil ik niet. Als ik moet spreken voor een groep bereid ik me extreem goed voor om verrassingen te voorkomen. Toch blijft het moeilijkste moment het begin van de toespraak omdat ik vermoed dat iedereen op dat moment zijn of haar oordeel over mij zal gaan vormen. Zet een grote spotlight op me en een camera en de ellende is compleet.

En hoe denk ik hier vanaf te komen? Jawel, door de Cursus toe te passen. Ik heb bijvoorbeeld het boek “From Anxiety to Love” besteld en hoop natuurlijk dat dit zal “helpen”. Het ego kijkt erg tevreden toe. Ik blijf immers heerlijk mijn best doen, streven naar succes, mezelf frustreren, mezelf dom en schuldig voelen als het weer eens “niet goed afloopt”? Prima; zolang dit mijn belangrijkste vragen zijn, speel ik het spel mee waarbij ik geloof dat ik een bang doch dapper ikje ben dat de Cursus steeds beter snapt en… daarmee verander in een steeds dapperder en onbevreesder ikje dat nergens meer last van heeft. Liefst deel ik dit succes met anderen; deels omdat ik serieus geloof anderen hiermee te helpen maar natuurlijk ook om stiekem een beetje bewondering te oogsten. Ook dát vindt ego wel lekker. Ik kan dan laten zien dat ik het allemaal goed begrepen en toegepast heb en dat ik er nu vanaf ben.

Toch begint er een beetje lucht te komen in mijn grote problemen. Het komt echter van een andere kant dan we gewend zijn. Ik kan dat illustreren met de werkboekles (28) van vandaag: Ik wil niets liever dan de dingen anders zien. Langzaam, heel langzaam, begint er enig begrip te komen dat ik met “en, ben ik er al vanaf?” de verkeerde vraag aan het stellen ben. Een vraag die iets meer in de richting komt is “en, geloof je nog steeds dusdanig in de echtheid van de klachten (slapeloosheid, spreekangst, pijn) dat je alles op alles zet om er van af te komen?” Op deze vraag zal ik dan voor 99% antwoorden: jawel, ik wil er nog steeds dolgraag vanaf. Maar dan is er een ondeugende 1% die zegt: “maar ondertussen wil ik niets liever dan deze ogenschijnlijke kwestie anders zien”.

Hiermee komt er een piepklein beetje ruimte voor de mogelijkheid dat ik mijn klachten wellicht te serieus genomen heb, dat ik 100% geloof heb gehecht aan hun echtheid wat ik illustreer door mijn verlangen om er af te willen komen. Met die 1% wend ik me tot Hem en vraag ik Hem om mijn ogen aan te raken zodat ik opnieuw naar de kwesties kan kijken. Ik merk dat mijn angst voor de rampen die ik me inbeeld iets kleiner wordt. Ik kan even blijven staan, even bij het schijnbaar overweldigende nare gevoel blijven en me af te vragen: stel dat ik niet doodga als ik dit er eens laat zijn? Stel dat ik eens niet het gevecht aanga? Mijn ego reageert onthutst en vindt dit volslagen ongepast. “Niet doen, levensgevaarlijk, je moet je schamen, deze blog vooral niet posten, je stelt je veel te kwetsbaar op, je zult last krijgen, doe toch normaal!”. Oké Heer, ik neem mijn pijn, slapeloosheid en angst zo serieus omdat ik geloof dat dit erbij hoort, dat het normaal is. Ik kan me hierin vergissen en ik wil niets liever dan dit anders te zien. Het voelt haast ongepast deze “grote klachten” iets minder serieus te nemen en mezelf toe te staan er met andere ogen, Uw ogen, naar te kijken. Zeg me maar hoe het nu verder zal gaan want U wil ik volgen. Wat er verder ook lijkt te gebeuren in de droom, ik wil U volgen.

 

En ze leefden nog lang en gelukkig

ze leefden nog lang en gelukkigVandaag krijgt het ego het weer zwaar te verduren met les 24: Ik zie niet wat mijn hoogste belang is. 1. In geen enkele situatie die zich aandient weet je welke uitkomst jou gelukkig zou maken.

Lekkere binnenkomer! Natuurlijk denk ik daar heel anders over. Dat kan ik makkelijk illustreren aan de zaken waar ik ooit tegenaan gelopen ben met daarachter wat ik als gewenste uitkomst zie:

  • Ziekte en pijn: pijnvrije gezondheid
  • Slapeloosheid: lekker 8 uur doortukken
  • Problemen om een hypotheek rond te krijgen: een snelle en vrijgevige hypotheekverstrekker
  • Stress en angstklachten in een drukke baan: kalme onverstoorbaarheid

Zo kan ik nog wel even doorgaan en jij als lezer waarschijnlijk ook wel. Samenvattend zou ik dus tekenen om een lang, gezond en stressvrij leven te hebben met dierbaren waar ik het altijd goed mee kan vinden en instanties die snel, vriendelijk en service gericht zijn. Op hoge leeftijd zou ik met een tevreden glimlach in mijn slaap overlijden.

Is dit dan zo gek om te willen? Iets om me schuldig over te voelen? Mag ik dan niet wensen dat alles verloopt zoals ik dat graag zou willen? Natuurlijk mag dat wel, gewoon lekker van genieten als het meezit, maar helpt het me om wakker te worden? De vraag is ook nog eens of ik tevreden zou blijven, zelfs als alles zou lijken mee te zitten. Er is meen ik een boek met de titel: niets meer te wensen en toch niet gelukkig. Dit wijst erop dat we zelfs in een plezierige droom een besef kunnen krijgen dat we de boot aan het missen zijn. Genoemde nare omstandigheden kunnen fungeren als wake-up call om niet pas op ons sterfbed aan de slag te gaan met de vraag: “was dit het nou?”.

Wat is de gemene deler in al de genoemde kwesties? Het geloof dat ik gelukkig ben als ik een klachtenvrij lichaam heb en leef in een ideale wereld. Binnen de droom is alles er op gericht om dat ikje te pamperen om zodoende elke vraag over de echtheid van ons geloof in afgescheidenheid in de kiem te verdoven. Omstandigheden die wij als naar en ongewenst zien confronteren ons met ons geloof dat we een lichaam zijn (inclusief psyche) dat zich beweegt in een echte wereld. De Cursus leert ons dat op het moment van de denkbeeldige afscheiding, de roep terug naar de liefde die we echt zijn direct geactiveerd werd. Dit is de stem van de Heilige Geest. Zodra we dus geloven dat we als ikje rondlopen is er ergens dat stemmetje dat zegt dat we onszelf voor de gek houden en dat we iets missen. Het echte antwoord is dat we de liefde missen die we zelf zijn. Als we dit echter zouden aannemen dan valt de bodem uit onze ik-illusie. Deze illusie van afgescheidenheid willen we koste wat het kost in stand houden en daarom zal onze ego-wil ons vertellen dat we gelukkig worden met vormen van surrogaat liefde. Dit zijn gezondheid, welvaart, genot, veiligheid, macht enzovoort.

Mogelijk reageert je ego nu verontwaardigd door door te slaan naar het andere uiterste en zich af te vragen of al die zaken dan slecht zijn. Nee, alle zaken die we menen te zien, dus ook die lollige dingen waar we lekker van kunnen genieten, zijn volkomen neutraal en hebben slechts de betekenis die wij er aan toekennen. Als we echter menen dat ze ons duurzaam geluk en echte vrede kunnen bieden dan vergissen we ons. Het zijn slechts fopspenen waar we alles voor doen om deze te bemachtigen om weer door te kunnen slapen. Wij weten nauwelijks wat we echt nodig hebben.

Die nare ziekte, die angstklachten, die financiële zorgen en die onredelijke baas laten ons zien dat we groot geloof hechten aan de illusie dat we een kwetsbaar, sterfelijk en afgescheiden wezentje zijn. Soms lukt het onze wanhoop tijdelijk weer op te heffen namelijk als wij vinden dat zaken een goede afloop hebben. De ziekte geneest, ik ga alles dapper aan, ik win de jackpot en mijn baas beloont me met een hoge positie en salaris. Maar dit zijn schijnoplossingen. Ons geloof in afgescheidenheid en kwetsbaarheid is nog aanwezig en er hoeft maar iets te gebeuren en onze angst toont ons dat dit zo is.

We zoeken een echte uitweg. Vanuit onze diepe wanhoop nemen we geen genoegen meer met verdovende schijnoplossingen. We meten het succes van ons spirituele pad niet af aan zogenaamd positieve wendingen in de droom. Het gezonde klachtenvrije lichaam, de pot met geld en de aai over onze bol zijn heerlijk maar ten diepste niet waar het om draait. We willen wakker worden uit de droom van afgescheidenheid. Als ikje weten we niet wat we moeten wensen omdat ditzelfde ikje juist zijn schijnbare bestaan dankt aan een onhandig verlangen naar iets wat niet echt is en niet bestaat. Er is er maar Één Wiens wil echt de onze is. Die Ene is de Bron van wie we zijn. Hij is onze Vader en wij zijn Zijn Zoon. We mogen onze ogen afwenden van de nepoplossingen van de droomwereld en onze handen uitstrekken naar Hem. Hij zal dit vertrouwen nooit beschamen en ons de vrede bieden die al ons beperkte verstand en onze beperkte wil verre overstijgt.

Jeugdtrauma’s herbeleefd

jeugdtraumaGisterochtend sprak ik een oudere dame die de neiging heeft om urenlang monologen te voeren over haar nare jeugdherinneringen. Het moet gezegd worden dat het inderdaad niet gering is wat ze allemaal voor haar kiezen heeft gekregen maar, een beetje onbeleefd gezegd, op een gegeven moment weet ik het wel. Het telkens herkauwen van alle traumatische gebeurtenissen lijkt haar geen goed te doen want telkens raakt ze overspoeld door boosheid en verdriet over al het onrecht dat haar is aangedaan.

Gisteravond reageerde mijn partner, vermoeid door een dag hard werken, ongebruikelijk fel op het feit dat ik in haar ogen iets fout had gedaan. Ik merkte dat de ruw geformuleerde kritiek hard binnen kwam en wist met moeite mijn verontwaardiging en boosheid binnen te houden. Enige minuten later besefte ik dat een oud patroon zich herhaalde waarin mijn vader mijn fouten in het verleden met weinig subtiliteit bestrafte. Net als mijn gesprekspartner van die ochtend meende ik dat ik een weerloos slachtoffer ben van zaken die anderen mij in het verleden hebben aangedaan.

Wat deze kwesties me als eerste tonen is dat theoretische kennis van de Cursus geen garantie vormt om niet langer in klassieke valkuilen als deze te stappen. Telkens weer krijgen we de vergevingslessen aangereikt als oefenmateriaal. Het ego wil me nu “hardleers” en een “hopeloos geval” noemen, maar gelukkig doorzie ik die truc nu wat sneller. Als tweede is dit een klassiek staaltje van projectie. Mijn irritatie over mijn oude vriendin die zich als slachtoffer lijkt te blijven wentelen in het verleden had mij al een wake-up-call kunnen geven. Kennelijk moest de wekker ’s avonds echter nogmaals afgaan. Ik veroordeelde in haar het geloof in willoos slachtofferschap en dit blijkt, zoals gewoonlijk, mijn eigen geloof te zijn dat ik voor mijn gemoedsrust maar liever in haar veroordeel. Het devies is het terugnemen van de projectie.

Ik geloof dat mij in het verleden iets is aangedaan waardoor ik ook nu nog ellende ervaar. Ik geloof dat ik een klein en kwetsbaar wezentje ben dat bedreigd wordt door boze machten buiten mij. Ik geloof dat de afscheiding van God, van liefde, gelukt is, dat ik hierdoor fout en schuldig ben en dat Gods toorn niet kan uitblijven. Ik geloof dat ik dus God heb aangevallen en dat zijn tegenaanval in feite gerechtvaardigd is. En zolang ik geloof in de mogelijkheid van afscheiding en aanval zal ik de illusie koesteren dat ik leef in een bedreigende de wereld waar ik aanvallen moet vrezen en waar ik uiteindelijk als lichaam het onderspit zal gaan delven en zal moeten sterven.

Nu pas kan de terugweg aangevangen worden met behulp van werkboekles 23: Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalgedachten op te geven. De tweede paragraaf komt met grote kracht de denkgeest binnen:

Als de oorzaak van de wereld die jij ziet aanvalgedachten zijn, moet je leren dat je juist deze gedachten niet wilt. 2Het heeft geen zin te jammeren over de wereld. 3Het heeft geen zin te proberen de wereld te veranderen. 4Ze is niet te veranderen, omdat ze slechts een gevolg is. 5Maar het heeft zeker zin je gedachten over de wereld te veranderen. 6Hiermee verander jij de oorzaak. 7Het gevolg zal dan vanzelf veranderen.

Reeds in deze 23ste les geeft Jezus ons in paragraaf 5 helder aan wat me te doen staat:

2Deze verandering vereist eerst dat de oorzaak herkend en daarna losgelaten wordt, zodat die kan worden vervangen. 3Bij de eerste twee stappen in dit proces is jouw medewerking vereist. 4Bij de laatste niet. 5Jouw beelden zijn al vervangen. 6Door de eerste twee stappen te zetten zul je zien dat dit zo is.

Als ik dit wat anders formuleer dan wordt de aanpak helder:

  1. Oorzaak herkennen.
    Dat betekent eerst contact maken met wat ik  voel, hiervan niet wegrennen maar het onder ogen komen door er rustig naar te kijken. In het terugnemen van de projectie helpt enige kennis van de metafysica van de Cursus ons enorm. We moeten simpel gezegd voelen wat er gebeurt en snappen dat de oplossing niet buiten ons ligt maar in onze eigen denkgeest.
  2. Oorzaak loslaten.
    De oorzaak is mijn geloof in afscheiding. Ik geloof dat ik het daadwerkelijk geflikt heb en me heb losgemaakt van de eenheid, van de liefde. Triomfantelijk kijk ik om me heen. Door dit geloof serieus te nemen vergeet ik te lachen en denk ik dat ik daadwerkelijk een lange neus tegen God kan maken met zonde, schuld en angst tot gevolg
  3. Vervangen van aanvalsgedachten door de visie van de Heilige Geest. Als ikje kan ik geen juiste gedachten hebben omdat deze “mezelf” zouden opheffen. Ik moet vertrouwen op gedachten die niet geboren worden vanuit ogenschijnlijke afgescheidenheid maar die mij toevloeien vanuit het Geheel, vanuit de Liefde die ik werkelijk ben.

Het wonder van vergeving; wat een vrede..

Mind blowing

mind_blownBij een normale cursus of opleiding is het begin vaak redelijk simpel en makkelijk te begrijpen en werk je toe naar de complexere thema’s die later aan de orde komen. Hoewel er een boven-intelligente opbouw in onze Cursus in Wonderen zit kun je niet echt spreken van een rustige start. Als je wat langer met de Cursus bezig bent loop je de echter kans dat je een beetje afgestompt raakt voor de heftigheid van de boodschap van de eerste lessen. De les van gisteren vind ik wat dit betreft een heerlijk voorbeeld: Ik ben vastbesloten te zien (W20). Zonder dat we het zelf in de smiezen hebben interpreteert ons ego dit onbewust als “ik ben vastbesloten om, bij wat ik nu al zie, nog wat andere, meer spectaculaire dingen, waar te nemen”. Gelukkig worden we in dezelfde werkboek les direct gecorrigeerd in de zin: 2Het idee van vandaag houdt tevens stilzwijgend de erkenning in dat jij nu niet ziet. Er staat dus niet dat we nu wat weinig zien. Er staat dat we niet zien. We haken hiermee dus aan bij les 9: Ik zie niets zoals het nu is.

De Engelsen hebben een mooie uitdrukking voor dergelijke inzichten: mind blowing. De Nederlandse vertaling, geestverruimend, vind ik een te voorzichtig woord. Genoemde werkboeklessen leggen immers een bom onder alles wat wij zo vanzelfsprekend vinden. We menen dat we een wat betere bril nodig hebben maar de Cursus leert ons dat niet alleen die bril niet bestaat, maar evenmin een neus om deze op te zetten, ogen om door te kijken en hersenen om de beelden te interpreteren. Wij als individuen die denken door de Cursus iets betere ogen te zullen krijgen bestaan zélf niet. De hele show die we om ons heen menen te zien is niet iets buiten ons maar een projectie die we als Zoon van God zelf maken om er vervolgens ons geloof aan te hechten. Waartoe zouden we dat doen? Juist om het geloof mogelijk te maken dat we wél een mannetje met een brilletje op de neus zijn die eens kritisch om zich heen kan kijken. Het is verhelderend om eens vooruit te kijken naar een herhalingsles die over een paar weken aan de orde is:

 Ik wil niets liever dan anders zien (56).

 2De wereld die ik zie, houdt mijn angstwekkende zelfbeeld in stand en garandeert de voortzetting ervan

 Zie je die koppeling hier tussen het zogenaamde “zien” van ons en het zelfbeeld dat we in stand willen houden? We gebruiken de truc van het zogenaamd kunnen zien om het beeld van onszelf als afgescheiden individu overeind te kunnen houden. De vanzelfsprekendheid waarmee we dit doen moet doorbroken worden om hier verandering in aan te kunnen brengen:

 3Zolang ik de wereld zie zoals ik die nu zie, kan de waarheid niet tot mijn bewustzijn doordringen. 4Ik wil graag dat de deur achter deze wereld voor mij geopend wordt, zodat ik daarachter de wereld kan zien die een weerspiegeling is van de Liefde van God.

 “Hoe kunnen we dat doen?” lijkt nu de voor de hand liggende vraag. Maar ook wanneer we deze vraag stellen, hebben we direct onze fundamentele blinde vlek gemist. Met het stellen van deze vraag hebben we namelijk al een heleboel aannames gedaan zonder dat we dit zelf gemerkt hebben. We zijn er bijvoorbeeld vanuit gegaan dat we als ikje bestaan, dat we in een situatie verkeren die niet oké is, dat we hier iets aan kunnen doen en dat we daarmee in een zogenaamde toekomst in een nieuwe situatie terecht zullen komen die ons beter gaat bevallen. Aangezien dit zogenaamd kan gaan lukken of niet, iets waar we ons bezorgd over kunnen maken, kun je al zien dat we in herhalingen vallen: 2De wereld die ik zie, houdt mijn angstwekkende zelfbeeld in stand en garandeert de voortzetting ervan. We zitten nog steeds midden in de duale droom van het worstelende ikje in een echte wereld.

Is dit dan zo erg? Volgens het ego wel. Door er weer “in te trappen” zouden we immers hardleers, stom en schuldig zijn. Maar zo is het niet. We zijn onschuldige studenten die aan het leren zijn en door de Cursus precies op het denkbeeldige niveau worden aangesproken waar we ons menen te bevinden. Voor vandaag mogen we dus, zeker als we de lessen al vaker gelezen hebben, het stof dat we er zelf op hebben laten verzamelen eraf laten blazen en ons verbazen over de heftigheid van de woorden. Laten we reikhalzend uitkijken naar de mooie lessen die gaan volgen. Welke boodschap is er vanuit de alwetende Christus-Geest, die we als Zoon van God met elkaar delen, geformuleerd in de Cursus om ons zelfs binnen onze droom te bereiken? Wat vertelt onze broeder Jezus ons vandaag en hoe gaat hij, als symbool van onze herinnering, hier komende dagen mee verder? Jezus, wat een Cursus!

 

De oude betweter

old man long hairOm een beetje in vorm te blijven ben ik lid van een fitnessclub waar ik af en toe wat energie kwijt raak op een woud aan trainingsapparaten. Vrijwel altijd loopt er een oudere, stevige man met lange paardenstaart rond die zich telkens ontpopt als onbezoldigd adviseur. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem telkens naar nietsvermoedende medesporters toelopen waarna hij ongevraagd begint uit te leggen dat ze iets niet helemaal goed doen. Hun warming up is te kort, hun houding deugt niet en vandaag legde hij aan een sportieve veertiger uit dat zijn ademhaling niet deugde. Hoewel mij zijn ongetwijfeld goedbedoelde tips bespaard zijn gebleven merk ik dat ik me er toch aan erger. Met verholen plezier hoorde ik dan ook dat zijn huidige slachtoffer niet onder de indruk was van de gesuggereerde correctie. Hij legde uit dat hij zelf sportfysioloog was en dat hij de mening van de oudere man respecteerde maar dat hij het toch wat anders zag. Deze bleek allerminst uit het veld geslagen en wilde perse zijn gelijk krijgen. De sportfysioloog ging er toen ook maar eens voor zitten en bedolf de man onder feiten en bewijs.

Zelf dacht ik na over wat me nu toch zo irriteerde aan die eigenwijsheid van de paardenstaart. Het woord “eigengereidheid” kwam naar boven maar na wat jaren Cursus besefte ik dat dit een weinig behulpzaam, laat staan leerzaam, etiket is. Ooit leerde ik in een communicatietraining voor m’n werk iets over de allergie-theorie. Kort samengevat komt het er op neer dat je jezelf wat meer zou mogen uiten op het gebied waar je overgevoelig op reageer bij een ander. Positief geformuleerd is eigengereidheid zoiets als zelfbewust. Kennelijk durf ik me niet zelfbewust op te stellen? Ik moet dieper graven. Kennelijk denk ik dat het slecht en zondig is om mijn ruimte in te nemen en zoiets te zeggen als “voilà, hier ben ik dan”.

Dat lijkt voor een Cursus-student een goede houding als je ervan uitgaat dat de afscheiding nooit echt gebeurd is en dat het jezelf presenteren als trots (sterk, slim etc) individu nergens op slaat. Is zo’n allergie hiervoor dan wel zo slecht? En hierin zit hem de clou. In mijn veroordeling van een zelfbewuste man veroordeel ik de denkbeeldige afscheiding van mezelf van de liefde. Anders gezegd; ik neem deze denkbeeldige afscheiding van God uiterst serieus en voel me hier schuldig over. Deze schuld wil ik liever niet, figuurlijk gesproken, zo dicht op mijn eigen huid hebben dus projecteer ik die op, jawel, mijn leraar; de man met de paardenstaart.

Oftewel; vergevingswerk te doen. Hiertoe maak ik contact met het gevoel een afgescheiden ikje te zijn dat verdediging nodig denkt te hebben. Ik denk dat ik schuldig ben, dat God boos op me is. Ik weet nu dat dit een vergissing is en vraag nu de Heilige Geest om nog eens te kijken naar mijn angst om denkbeeldige ruimte in te nemen. Ik heb God nooit geschoffeerd en mijn oude leermeester heeft dat evenmin gedaan. Het innemen van veel of weinig ruimte is onmogelijk en daarom totaal niet aan de orde. Ik ben totaal schuldloos en dus is hij dat ook. Er is niks gebeurd en een oordeel is totaal onnodig en houdt de vergissing slechts in stand.

Iets later zie ik de man in de sauna. Hij legt aan een jongedame uit dat ze haar handdoek ook onder haar voeten moet leggen omdat daar het meeste zweet uitkomt. Ik moet van binnen lachen. Ik houd van mijn leraar.

 

De leraar als afgod

boeddhisme

Laten we het maar gewoon toegeven; we doen de Cursus omdat we het zat zijn om ellende te ervaren. Het lijkt er op dat we sowieso pas geïnteresseerd raken in wat we spirituele groei noemen als de gangbare oplossingen van onze wereld geen uitkomst meer bieden. We zijn de pijn en de psychische nood meer dan zat. Het lijkt ons heerlijk om vrij te zijn van pijn, angst en van een sombere stemming. We hebben de gangbare schijnoplossingen van de wereld wellicht al uit den treure geprobeerd maar deze hebben ons niet gebracht waar we zo vurig op hopen: verlichting van onze klachten. Wie kan ons nu nog helpen?

Zodra er iemand opstaat die roept dat hij of zij de ultieme oplossing voor onze ellende gevonden heeft staan we vóór in de rij om te onderzoeken of het iets voor ons is. Dankzij internet kan onze zoektocht uitgebreid worden en buitelen de YouTube-filmpjes van blije leraren over ons scherm. We zien hun serene glimlach en we drinken gulzig hun woorden over liefde, vrede en conflictloosheid. Oh ja, dat willen wij ook, die rust, die kalmte, het eeuwig durende goede humeur. Hier is, laat ik daar helder over zijn, helemaal niks mis mee en laten we vooral heerlijk genieten van het samenzijn met hen in een gelukkige droom.

Toch is het leerzaam om te kijken wat ons nu zo precies aantrekt in het beeld van de serene leraar. Dan blijkt dat wij gedreven worden door onze eigen overtuigingen over de echtheid van de wereld die we menen te zien. Sta me toe een barstje te slaan in het beeld van die sereen lachende leraar. Enkele van de grootste hedendaagse leraren krijgen kanker, ervaren veel pijn en sterven. Huh, hoe kan dat nou? Een goede vriend van me stopte met het bijwonen van de bijeenkomsten bij Hans Laurentius omdat hij getuige was van een ruzie die Hans had met een vrouw. Hé, een geestelijk leraar die uit z’n pantoffel lijkt te schieten? Dan zijn ze zeker toch wat minder verlicht dan we dachten. Dan maar even de overtreffende trap: Jezus die het tempelplein reinigt door marktkraampjes om te rammen. Zou hij dat met liefdevolle glimlach gedaan hebben? Of, waar ik in een vorige blog over schreef, Jezus die bang is bij de naderende martelingen.

Wat kunnen we leren van de verontrusting die we ervaren als verlichte leraren ogenschijnlijk dezelfde angst en pijn meemaken als wijzelf? Wat kunnen we ervan leren als we hun reactie gaan vergoelijken of zelfs glashard ontkennen? Het laat slechts zien dat we menen dat wij betekenis kunnen toekennen aan dat wat we met onze ogen menen te zien en met onze oren menen te horen. Wij menen boze of bange mensen buiten ons te zien en vinden dat op een of andere manier bedreigend voor onszelf. Wij hebben besloten om de illusie van afgescheidenheid nog steeds volledig serieus te nemen. We zijn de allereerste werkboeklessen al weer lang vergeten. Neem als één van de vele voorbeelden les 6: Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is.

Lessen zoals deze gebruiken we graag om ons in het dagelijks leven wat rustiger te voelen als iemand ons lijkt aan te vallen. Is er echt sprake van een aanval? Nee, dat lijkt maar zo. Het is slechts een roep om liefde. Onze dierbare lijkt in nood? Is dit echt zo? Nee, ik zie iets wat er niet is, ik kijk naar een volmaakte schepping van God. De historische Jezus is boos en bang. Ho, stop! Dit mag niet zo zijn. Dit is echt en we willen geen bange Jezus! Waarom niet? Omdat wij dan zelf ook echt angst en pijn zouden kunnen ervaren en dat willen we niet. Waarom niet? Omdat we nog zo diep geloven dat angst en pijn écht zijn dat we ons niet onze helden willen laten afnemen die ons getuigen van het tegendeel. Wij willen dolgraag een sereen afgescheiden ikje kunnen zijn dat geen last heeft van de “echte” boze buitenwereld.

Onze afkeer van beelden van bange, zieke of boze leraren blijkt evenredig met de mate waarin we nog geloven dat we zelf echt een afgescheiden ikje zijn in een boze wereld. We geloven nog steeds de beelden die we zelf projecteren van aanval en verdediging, van pijn en lijden. Hoe dubbel is dit. We ageren zo heftig tegen het beeld van een lijdende verlosser omdat we nog zo erg geloven dat het lijden dat we menen te zien echt is. Het beeld van de lijdende Christus is ons eigen zelfbeeld. Wij willen zelf als lichaam sereen kunnen blijven ondanks zogenaamd echte pijn. We willen nog 1% lichaam als afgod behouden en nemen genoegen met 99% hemel. Dit kan echter niet, het is alles of niks. Die laatste 1% houdt in dat zelfs een van pijn huilende Jezus niet meer is dan een beeld in onze eigen denkgeest dat vergeving behoeft. Dan zal het doek in de tempel scheuren en de hemel opengaan.

Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.
Hierin ligt de vrede van God

 

Leed Jezus?

Jesus Picture drawing Final

Over een paar maanden is het al weer Pasen. Binnen het klassiek Christelijk geloof wordt het lijden van Jezus breed uitgemeten. De Bijbelteksten geven ons hiervoor ook alle aanleiding. In Marcus 14 staat bijvoorbeeld het volgende: “En Hij begon zeer ontsteld en beangst te worden en hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe” en iets verder “Hij wierp zich ter aarde en bad, dat, indien het mogelijk ware, die ure aan Hem zou voorbijgaan, en Hij zeide: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt”

Vanuit non-duale kringen kijkt men zeer argwanend naar deze teksten. Hoe kan Jezus nu als ultiem verlicht leraar zich zo identificeren met zijn lichaam? Ergens las ik dan ook een wat vergezochte variant waarin Jezus zogenaamd uitgetreden is uit zijn lichaam en van een afstandje toekijkt op het toneelstukje waarin hij wordt gegeseld en gekruisigd. Ook de noodkreet aan het kruis mag niet bestaan vanuit deze optiek. Het “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten (Marcus 15)” kunnen we ons niet voorstellen bij een verlicht meester als Jezus.

Terecht wijzen we erop dat de schrijvers van de evangeliën nog geen volledig besef hadden van wat zich afspeelde onder hun ogen. Het kruisigingsverhaal is pas jaren later opgeschreven en wel vanuit de zienswijze dat een grimmige God zo pervers zou zijn om bloed te willen zien voor de zonden die wij mensen gepleegd zouden hebben. Als Jezus immers onze straf moet dragen en aan de moordlust van God moet voldoen dan zou het te makkelijk zijn als hij dit alles glimlachend zou hebben ondergaan. Wat zou zo’n offer dan waard zijn voor God?

En hoe kijken wij nu naar dit hele gebeuren? Ik denk dat het goed is om te beginnen met de nuchtere vaststelling dat ik hier 2000 jaar geleden binnen de droom niet bij was. Menselijk historisch gezien heb ik dus geen benul wat er nu wel en wat er nu niet precies gebeurd is, laat staan hoe Jezus dit ervaren zou hebben. Hier past terughoudendheid en bescheidenheid. Het is echter wel leerzaam voor ons om te onderzoeken waar onze angst vandaan komt voor de mogelijkheid dat onze broeder Jezus daadwerkelijk geleden zou hebben aan de martelingen en aan de uiteindelijke kruisiging. Hierbij kunnen we vaststellen dat wij ook dolgraag willen dat Jezus ver verheven boven het slagveld glimlachend toekeek op de kruisiging. Staan deze termen ook niet in de Cursus?

Jawel, dat staat allemaal in de Cursus. Wij zijn niet het lichaam en mogen uiteindelijk van boven het denkbeeldige slagveld leren toe te kijken en daar de vrede ervaren die alle verstand te boven gaat. De hamvraag voor nu is waarom wij dit zo dolgraag willen? En dan komt de aap uit de mouw. Wij willen dit wanhopig graag omdat we er zo enorm van overtuigd zijn dat al onze pijn en angst zo echt zijn. Anders gezegd: omdat wij nog zo erg geloven in de droom die zich lijkt af te spelen. Kun je het zien? We zijn nog zo geïdentificeerd met de droom van angst en pijn dat we er zo snel mogelijk af willen komen. En als Jezus, in onze ogen, echt geleden zou hebben dan wordt daarmee onze hoop de bodem ingeslagen. Daarom mag Jezus van ons niet “echt” geleden hebben.

Zo kunnen we leren dat onze angst voor de echtheid van het klassieke lijdensverhaal evenredig is met ons eigen geloof in de illusie van onze pijn en angst. Onze neiging is om dit overhaast weg te willen wuiven. We willen dat er niks aan de hand was voor Jezus en dat hij geen centje pijn had omdat we dit zo dolgraag nu zelf willen ervaren. Door deze projectie van ons terug te nemen en naar het heden terug te brengen kunnen we een begin maken met echt vergevingswerk. Hierbij kan ik goed de hulp gebruiken van een oudere broer die weet heeft van wat ik nu meen mee te maken. Een broer die zegt: “Oh ja Simon, wat doet het pijn hé? En wat is die angst toch akelig en wat voelt het toch hopeloos. Ik weet het broeder. Kom, laten we hier samen naar kijken”. Als ik dan mijn ogen opensla dan zie ik een uitgestoken doorboorde hand. Dan krijg ik tranen van ontroering in mijn ogen als ik moe en bang deze hand vastgrijp en tegen Jezus stamel: “Ach Jezus, ik ben zo bang en ik heb zo’n pijn. Het voelt zo ellendig en hoewel ik lees in de Cursus dat ik slechts droom, lijkt het net of ik die nachtmerrie niet zelf los kan laten. Help me alsjeblieft!” En dan bidden Jezus en ik samen: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”.

Van begrijpen naar ervaren

feel the truth

De sleutel die de Cursus ons aanreikt tot ontwaken heet “vergeving”. Ze verstaat onder vergeving echter iets anders dan hoe wij het woord hanteren in ons alledaags taalgebruik. Als wij over vergeving nadenken dan betreft het iemand anders die iets verkeerd gedaan heeft waar wij nadeel van ondervinden. Dat kan per ongeluk zijn gebeurd maar ook met boos opzet. Iemand let bijvoorbeeld niet goed op in de supermarkt en raakt onze enkels met haar boodschappenwagentje. We kijken licht geïrriteerd op maar als we dan een slechtziende oude dame zien die zelf nog meer schrikt dan wij dan kunnen we haar makkelijk vergeven. Dat vergeven wordt een stuk lastiger als de jongeman achter ons bij de kassa meekijkt terwijl we pinnen, onze pas pikt en vijf minuten later duizend euro opneemt. Kortom; voor ons draait gegeven om die ander die iets een beetje of heel erg verkeerd heeft gedaan. Als het ons al lukt om zelfs de zakkenroller te vergeven dan voelen we ons best wel trots.

Zoals altijd is de Cursus weer uiterst radicaal waar het vergeven betreft. Direct komt hierbij het eerste winderprincipe om de hoek kijken. Wát er precies lijkt te gebeuren in onze droom maakt helemaal niets uit. Het gaat om onze reactie, of het nu een klein duwtje of een kruisiging betreft. Zodra onze reactie een oordeel inhoudt over iemand anders dan hebben we hiermee een keuze gemaakt voor een standpunt. We hebben dan namelijk gekozen voor het standpunt van een afgescheiden ego dat gelooft dat het kwetsbaar is, aangevallen kan worden en uiteindelijk zal sterven. We hebben ervoor gekozen om te oordelen om onze speciaalheid te bevestigen. Hiermee raken we ons besef van eenheid en liefde meteen en totaal kwijt. Ons kleinste oordeel over iets of iemand sluit ons direct af van het ervaren van innerlijke vrede.

Je zou kunnen besluiten om hier eens een beetje over na te gaan denken en ook hierover een oordeel te gaan vormen. Je kunt vinden dat het wel logisch klinkt of misschien juist vergezocht en te extreem. Wat echter zo enorm fascinerend is van de Cursus is dat we dit soort teksten helemaal niet klakkeloos hoeven aan te nemen. Als je ze direct afwijst dan houd je de deur inderdaad potdicht. De uitnodiging is echter om te gaan experimenteren en te gaan ervaren. Dat is de enige manier waarop de metafysica van de Cursus voor je kan gaan werken. Voor mij is dit de reden dat ik deze blogs schrijf om te proberen de ervaringen te delen. Het is echter ook een uitdaging want er moet een brug gebouwd worden tussen ons hoofd en ons hart. Zolang we over concepten nadenken en praten kunnen we woorden nog redelijk gemakkelijk als instrument gebruiken. Bij het duiden van gevoelens en ervaringen wordt het lastiger.

Toch een poging. Probeer het koortsachtige denken en de pogingen om het te snappen even wat tot rust te laten komen. Zaken als ontspanningsoefeningen en meditatie zijn geen doel op zich maar ze kunnen wel helpen om een beetje te kalmeren waardoor er ruimte ontstaat om te voelen wat er gebeurt. Probeer zo enige zachtheid te ervaren, een beetje rust en vrede. Hoe voelt dat, zelfs al lukt het in je ogen maar een beetje? Kijk dan wat er gebeurt als je nu iemand in gedachten laat verschijnen aan wie je je snel irriteert. Dit lukt meestal zonder problemen. Laat dit dan maar gewoon gebeuren, zonder jezelf schuldig te voelen. Het gaat er om dat je leert wat er nu met je gevoel van vrede gebeurt in jezelf als je een ander veroordeelt. Kun je het voelen? Ik gebruik hiervoor het woord “verharding”. Speel een beetje met dit fenomeen van “zachter en harder van binnen” worden. Merk hoe je dus, al is het maar enigszins, kunt kiezen voor deze hardheid of zachtheid.

Gewoonlijk laat ons ego dit niet zomaar over zijn kant gaan. Een paar karakteristieke opvattingen die naar boven kunnen komen zijn:

  • Ja, maar die ander is toch gewoon fout?
  • Moet ik dan alles maar goed vinden?
  • Zo wordt het leven wel erg vlak!

Zit er een herkenbare tussen? De Cursus antwoord ons met de vraag: “wil je gelijk krijgen of vrede ervaren?” Ze is met deze formulering nog mild voor ons. Als we namelijk gelijk willen krijgen dan houdt dit in dat we ons willen identificeren met ons speciale en afgescheiden ego. We geven aan dat we willen blijven dromen en willen vasthouden aan ons ongelijk. Om echt “gelijk te krijgen” worden we uitgenodigd te ervaren wie we zijn. Deze ervaring komt dichterbij als we zien wat oordelen ons brengt en niet langer voor deze verharding wensen te kiezen. We willen ervoor kiezen om niet naar de speciaalheid van onze broeders te kijken waarin we menen te verschillen van hem. We willen gaan leren en ervaren dat we werkelijk gelijk zijn aan hem want slechts hierin zullen we de vrede vinden waar we zo naar smachten. Voel gewoon wat er gebeurt als je geen verschillen wenst te zien maar overeenkomsten. Voel wat er gebeurt als je je zo verbindt met die zogenaamde ander. Alleen zo, en niet door een theorietje aan te nemen, kun je echt leren wat het betekent dat je slechts kijkt naar de Zoon van God die jou een uitgelezen kans biedt om te ervaren dat je dat zelf ook bent.