Eerst vertrouwen, dan ervaren.

Soms kijken hedendaagse spirituele zoekers wat neer op gelovigen. Deze neiging zag ik ook wel eens bij mijzelf. Daartoe maakte ik eerst een karikatuur van het Christelijke geloof waar ik ooit zo in ondergedompeld was. Deze karikatuur is als volgt kort te omschrijven: God is een soort supra-persoonlijke entiteit die opvattingen heeft over hoe wij dienen te leven. Omdat we het nooit goed doen (=zonde) verdienen wij de doodstraf. Deze straf is door Jezus voor ons gedragen. Als we dit geloven dan erven wij nu reeds leiding door de Heilige Geest en later als het ware de beloning van Jezus in de vorm van eeuwig leven in de hemel.

Zo’n verhaaltje klinkt haast kinderlijk en wij als rationele, westerse mensen willen het niet zomaar geloven, het aannemen als waarheid. Deze zogenaamde christologie staat ver van ons af en het aannemen ervan voelt als tamelijk willekeurig. Wie zegt mij dat deze theologie klopt? Het klinkt als een oud verhaaltje of hoogstens als een weinig overtuigende theorie die over de houdbaarheidsdatum heen is.

Afgelopen decennia heb ik gemerkt dat bewustzijnsontwikkeling spiraalsgewijs verloopt. Daarmee bedoel ik dat ik na enige tijd schijnbaar terugkom op het punt dat ik meende verlaten te hebben. Toch is daarbij het inzicht veranderd, verdiept en geëvolueerd; zo ervaar ik dit tenminste wel. Als ik bovenstaande “karikatuur” vertaal naar ECIW-termen dan krijg ik het volgende: God is liefde en deze liefde wil stromen en verbinden. Wij willen losstaan van deze liefde en doen dat door gedachten van afgescheidenheid (= “zonde”), onze projecties, te geloven. Jezus is onze broeder die dat lijntje met de liefde niet uit het oog heeft verloren. Als we ons met hem verbinden in Christusbewustzijn dan ervaren we nu reeds zijn hulp (ofwel die van de Heilige Geest/ ons hoger Zelf) en kunnen we beseffen dat we geen sterfelijke lichamelijke wezentjes zijn maar kinderen van de liefde, kinderen van God.

De twee visies liggen verrassend dicht bij elkaar. In de eerste stellen we dat God persoonlijk is en dat de mens zondig is. Bij de tweede versie kunnen we de alomvattende, liefdevolle God nog steeds als persoonlijk ervaren en in deze visie zijn we niet zondig maar ervaren we onszelf als zondig. Bij de eerste visie ervaren we afstand tussen onszelf als zondige mensen en God als verheven wezen, Jezus als unieke Zoon van God en de Heilige Geest als wonderbaarlijke externe helper. Vanuit ECIW en zeker vanuit Een Cursus van Liefde (ECVL) gaan we onze verbondenheid met de Vader, met Jezus en met de Heilige Geest steeds meer herkennen en toelaten in ons leven.

Een buitenstaander die niet vertrouwd is met ECIW /ECVL zal deze tweede visie, die ons zo vertrouwd is, ook af kunnen doen als een geloof. We moeten ons als Cursus-studenten ook niks wijs maken en waken voor superioriteitsgedachten. En nogmaals, ik spreek hierbij ook mijzelf toe. Want wat gebeurt er als we visie 1.0 en visie 2.0 even parkeren en kijken naar de innerlijke houding waartoe zowel Christenen als Cursus-studenten worden opgeroepen? In mijn beleving is de kern steeds hetzelfde. We worden uitgenodigd om niet langer te geloven in wat we zien als onze aardse “werkelijkheid”. We worden uitgenodigd voor een experiment, een experiment waarbij we ons vertrouwen stellen in “Iets” wat ons overstijgt en ons verbindt. De Christen zal dit in eerste instantie “uitoefenen” in de vorm van devotie. Dit heeft als voordeel dat het kleine ego even van zijn troon stapt maar als nadeel dat aanvankelijk het geloof in de afgescheidenheid (ik hier en God/Jezus/HG daar) blijft bestaan. De Cursus-student wil God in zichzelf (zich-Zelf) ontdekken. Dit heeft als voordeel dat hij niet langer gelooft in afgescheidenheid maar als nadeel dat niet zelden het ego langs de achterdeur weer naar binnensluipt. De spirituele zoeker vindt zichzelf dan verlicht maar is zelf-gericht geworden, gericht op zelfliefde die verward wordt met ware Zelf-liefde; de liefde waarbij het Zelf gezien wordt in al onze broeders en zusters, waarbij we onze naasten liefhebben “gelijk ons-Zelf”.

In beide visies worden we uitgenodigd om dat wat onze ogen en andere zintuigen ons tonen niet zonder meer te geloven. We worden gevraagd ons vertrouwen te stellen op iets dat buiten ons lijkt te zijn maar dat (ook) in ons binnenste is: liefde, Christusbewustzijn. We worden gevraagd vanuit deze liefde te leven en daarmee ik-gerichtheid te overstijgen en besef te krijgen van de grotere werkelijkheid waar we deel van zijn (het Koninkrijk, de Hemel, het Christusbewustzijn).

Uiteindelijk is het de ervaring van Christenen en van Cursus-studenten die onze keuze zal bevestigen. ECVL vraagt ons om al onze gedachten te wijden aan vereniging. Vereniging met de liefde, hoe we die ook willen noemen. Niet de ander veroordelen, want daarmee veroordelen we onszelf en dit is direct ervaarbaar door een toegenomen gevoel van afscheiding, schuld en angst. Het blijkt in mijn ervaring een soort tandem te zijn: vertrouwen (overgave)-ervaring (van liefde, vereniging, verbondenheid). Het is het besef dat we het niet vanuit ons kleine zelf, vanuit ons ego, kunnen peuren. Het is onze gerichtheid op het geheel, onze devotie voor God, die ons optilt boven onze ik-gerichtheid, onze focus op eigenbelang, en die de wereld zal (moeten) verlichten. We mogen onze harten verbinden met “andersdenkenden”. Geen oordeel maar liefde.

Plaats een reactie