Geboren worden en doodgaan.

Als wij nadenken over deze thema’s dan doen we dat met een vanzelfsprekendheid die volgens ECIW helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Want hoe kijken wij tegen ons verschijnen op deze wereld aan? We menen dat er miljarden jaren aan onze geboorte zijn vooraf gegaan. Toen werden wij geboren. Vervolgens hopen we een jaar of negentig min of meer gelukkig te leven om daarna het hoofd te rusten te leggen.

Soms verruimen we onze blik een beetje. We kunnen geloven in de beloning voor een goed leven in de vorm van een “eeuwig durend leven” na onze dood. Misschien vindt er eerst een soort beoordeling plaats en een opwekking, maar daarna begint dan een oneindig lange rit vol vreugde in een soort paradijs. Of misschien geloven we in reïncarnatie. Dan worden we in de loop der vele eeuwen niet één keer geboren maar meerdere keren totdat we onze lessen geleerd hebben en niet meer hoeven te incarneren. Dan mogen we ook verder leven in een soort geestelijk domein.

Herken je deze opvattingen? Is het niet hoe we, ongeveer, aankijken tegen ons geboren worden, ons leven en onze dood? Misschien vergeet ik nog wel de belangrijkste mogelijkheid. Toen ik als kind aan mijn vader vroeg wat er na de dood was toen antwoordde hij: “niets. Wij geloven dat er na de dood niets is”. Nou, dat was dan helder.

Onze blinde vlek bestaat eruit dat wij bij “eeuwigheid” of bij “eeuwig leven” denken aan een heel lang, ontelbare jaren durend, leven. Wij introduceren ongemerkt hiermee de factor tijd. Ons hele denken is gebaseerd op tijd. Eeuwigheid is voor ons dus synoniem aan een hele lange tijd. Maar ECIW en andere filosofische visies onderwijzen ons dat tijd geen basisgegeven is. Voor ons is het het fundament van het ons bekende leven en van onze manier van denken. Maar met eeuwigheid wordt tijdloosheid bedoeld.

Dus laten we nu nogmaals naar onze geboorte kijken of, preciezer gezegd, naar onze schepping. Zelfs als wij uitzoomen en niet al te fysiek denken dan nog denken wij dat er eerst zoiets als een schepper was en dat deze (na enige tijd!) eens besloot nakomelingen of een universum te scheppen. Maar ook bij deze gedachtegang hebben we de tijd weer geïntroduceerd als werkelijke factor. Raar hé?

Schepper en schepsels (wij dus als Kinderen van God) zijn tijdloos en daarmee “gelijktijdige” wezens. In een tijdloze realiteit is er zowel sprake van Schepper en schepping. Nu neig ik ertoe om te zeggen: “dat is altijd zo geweest en zal altijd zo zijn”, maar dan stap ik direct weer in de tijdgebonden manier van denken.

Nu naderen wij het mysterie van de schepping en daarmee de grens van ons denkvermogen en ons voorstellingsvermogen. God is zijn, maar niet een tijdgebonden zijn. Maar wat kunnen wij ons voorstellen bij dit zijn als we niet mogen terugvallen op de factor tijd? Een Cursus van Liefde (ECvL) leert ons dat God niet alleen zijn is maar dat hij liefde is. Omdat God liefde is breidt hij uit zonder dat we hier moeten denken aan een tijdsgebonden (of ruimtegebonden) proces. In deze tijdloze uitbreiding zijn wij. In feite schiet dus zelfs het woord schepping tekort. Wij zijn omdat God is. De laatste hoofdstukken van ECvL zijn wat dit betreft pure poëzie en ik ken geen ander geschrift dat met woorden zo dicht bij dat komt wat niet met woorden uit te drukken is. Over de Vader en ons wordt gezegd: “wij zijn elkaars eigen”. Raadselachtig, mysterieus, intiem en prachtig. Wij zijn omdat God is. Dit is een enorme troost en bemoediging in onze huidige droom van tijd en ruimte. De droom van geboorte en sterven, zowel die van onszelf en die van onze dierbaren en anderen, is niet meer dan een perspectief dat plaatsvindt tegen de achtergrond van dit tijdloze zijn, van deze omarmende liefde.

Als ik me goed herinner was het de filosoof Bernardo Kastrup die iets wonderlijks zei over het sterven. Hij zei: “valt het je niet op dat het altijd anderen zijn die sterven en niet jij?”. Gek hé? Hiermee wordt de dood die wij om ons heen zien teruggebracht tot een perspectief dat zich voortdoet in die tijdloze denkgeest. Ik worstel dan zelf altijd wat met de droomloze slaap, met coma of met volledige narcose. Dan ben ik toch duidelijk even “out” geweest, dus niet bewust? Heb ik dan mijn bewustzijn en daarmee “mijn zijn” niet verloren? Hij heeft daar een verklaring voor waarbij hij onderscheid maakt tussen bewustzijn en zelfbewustzijn maar dat voert hier te ver om toe te lichten.

Zowel ECIW als ECvL (als Bernardo Kastrup) wijzen ons erop dat ons zijn een gegeven is dat niet onderworpen is aan dat wat wij percipiëren als geboorte en dood. En dit brengt me bij een wat vreemd en wellicht onbevredigend eind van deze blog. Wij willen ons een voorstelling maken van een leven na de dood (en voor onze geboorte). Maar wij kunnen ons niets voorstellen bij een tijdloos bestaan. Dat wat wij leven noemen is nu eenmaal een leven in tijd en ruimte. Hoe is het om tijdloos te zijn? Valt er dan nog iets te ervaren? Is er dan nog een “ik” die zich bewust is van zijn/mijn bestaan? Wat een mysterie! Maar één ding geeft troost: “ik” word tijdloos gedragen in de armen van liefde, anders zou ik nu niet kunnen zijn, dromend over onvoorstelbare kwesties.

Ons beperkte gezichtspunt.

Als we praten over God, Jezus en de Heilige Geest (HG) dan doen we dat met een vanzelfsprekendheid die voor verwarring kan zorgen. We vergeten namelijk makkelijk om ons eigen standpunt in ogenschouw te nemen. Dat standpunt wordt, zeker aanvankelijk, bepaald door ons geloof een afgescheiden zelf te zijn, een ikje. Vanuit ons zelf gaan we nadenken over God, Jezus en de HG. Dit doen we op een duale manier die ook nog eens tijdgebonden is: Eerst was er God, die schiep de Zoon (dat zijn wij), de Zoon beging een vergissing en bedacht de 3D-wereld, toen kwam onze oudere broer Jezus als ons voorbeeld en om ons, samen met de HG, de terugweg te wijzen. Soms voegen we nog een tussenstap toe waarbij de ene Zoon zich splitst in een zoonschap met vele zonen. De werkboekles van vandaag (Nr 45) corrigeert dit duale beeld door te stellen: “God is de Denkgeest waarmee ik denk”. Hierin staat een mooie, haast mysterieuze, zin:

“Zoals jij deel van Zijn Denkgeest bent, zo zijn jouw gedachten deel van Zijn Denkgeest”.

De werkboekles benadrukt de eeuwigheid, de tijdloosheid en heiligheid, van onze ware aard, van onze essentie. De hele Cursus is erop gericht om ons deze heiligheid weer te laten herinneren, om de sluier van onwetendheid op te lichten en ons niet langer te laten foppen door onze duale manier van denken, door onze beperkte nep-gedachten.

Laat ik proberen met een voorbeeld ons beperkte gezichtspunt duidelijk te maken. Zoals we nu leven, dus vanuit ons ikje, lijkt ons van alles te overkomen waar we helemaal niet op zitten te wachten. We voelen ons “slachtoffer van de wereld die we zien”. Jezus legt echter uit dat “wij onszelf kruisigen”. “We” doen onszelf alle leed van de wereld aan. Maar wie is die “we” dan? Nu kunnen we een klein beetje uitzoomen. We kunnen zien dat het ikje, ons ego, niet meer is dan een denkbeeld in de geest van de Zoon van God. ECIW leert ons dat we als Zoon van God, als een soort collectief, een nare wereld bedenken. We zijn ons hiervan niet bewust dus vanuit ons ego-standpunt lijkt ons van alles te overkomen en beseffen we niet dat “we” eigenlijk onszelf voor de gek houden. Kortom: vanuit het ego voelen we ons slachtoffer omdat we het grote plaatje niet zien. Omdat we niet beseffen dat we veel ruimer zijn dan ons kleine zelf, dat we een Zelf zijn met hoofdletter Z, ofwel een Zoon van God.

De nachtmerrie-wereld die we als Zoon Zelf bedenken blijkt een soort dubbelfunctie te hebben. Aan de ene kant biedt deze wereld ons de illusie van lijden, maar omdat onze draagkracht beperkt is worden we het leed zat en raken we bereid om ons open te stellen voor correctie. Die correctie komt vanuit die ene Denkgeest waar we onderdeel van vormen. Vanuit ons beperkte perspectief voelt dit als iets wat na de vergissing komt en als iets wat van buitenaf komt: de Heilige Geest als corrigerende entiteit. In werkelijkheid gebeurt dit alles NU, in dit ondeelbare ogenblik. In ene is in de denkgeest van de Zoon zowel de vergissing als de correctie.

In ditzelfde ogenblik is er ook die ene Zoon die het hele zogenaamde drama doorzien heeft. Deze Zoon heet Jezus. Dit doorzien van de illusie, deze onmiddellijke correctie door hem, kun je ook Heilige Geest noemen. In de Bijbel wordt dat in een chronologisch verhaal uitgedrukt: Jezus stijgt op naar de Hemel (Hemelvaart, besef van eenheid binnen de Denkgeest) en laat ons de HG na om ons verder te helpen (in die ene Denkgeest “leeft” de Heilige Geest, onze innerlijke Stem).

In vele geloven gaat men ervan uit dat God de wereld heeft geschapen en dat de ellende die we ervaren een straf van God is. Wij als cursusstudenten vinden het prettig om “de fout” bij onszelf te leggen, bij onze ego-neigingen. Zoals net uitgelegd kunnen we het ook “iets hoger op” zoeken: bij de Zoon. De Zoon heeft de wereld gemaakt, de Zoon vergist zich en droomt (“schept”) de illusoire wereld. Hoe dan ook; vanuit ons kleine zelf voelt het alsof de nachtmerrie, “de straf” van buitenaf komt.

We kunnen het fijn vinden om God via onze metafysica (het verhaal van de zich vergissende Zoon) schone handen aan te bieden. We zeggen dan dat niet God zich vergist (“Hij weet niets van deze wereld”), maar de Zoon. Toch kunnen we simpel inzien dat zowel voor ECIW-studenten als voor klassiek gelovigen geldt dat ze de indruk hebben dat de ellende hen overkomt, dat het leed van hoger hand komt. ECIW studenten geloven dat de Zoon zich vergist, klassiek gelovigen menen dat God hen straft.

Zie je dat er eigenlijk vanuit ons beperkte perspectief geen verschil bestaat tussen deze standpunten? Vanuit ons kleine zelf ervaren we dat ons “van buitenaf” leed wordt aangedaan. ECIW stelt dat dit komt van het niveau van de Zoon en vele gelovigen menen dat dit komt vanuit een boze God die zich opwindt over onze zonde (=onze keuze voor afscheiding).

Het aardige is dat in het begin van de oorspronkelijke en complete versie van ECIW tekstfragmenten staan die stellen dat God ons de wereld biedt ter correctie (zie blog:Schiep God ruimte en tijd? – ECIW coach ). Het is ons duale denken dat krampachtig probeert onderscheid te maken tussen God, Zoon, ego, Jezus en HG en “de fout” bij het ego of hooguit bij de Zoon wil leggen maar zeker niet bij God. Maar het hele “proces” vindt schijnbaar plaats binnen die ene Denkgeest waar de werkboekles van vandaag op doelt. ECIW wil ons duidelijk maken dat er in werkelijkheid, dus in de ene Denkgeest, niets aan de hand is. Wij ervaren ellende en maken er een verhaal van dat varieert van “De Zoon vergat te lachen” tot “De mens wikt maar God beschikt”.

Momenteel lees ik het een en ander over Kabbala. Ook hierin worden prachtige metaforen gebruikt om uit te leggen “wat er gebeurd is”. Zo las ik dat God zich terugtrok opdat er een ruimte kon ontstaan waarin het besef ontstond een afgescheiden entiteit te zijn. Deze entiteit is volgens de bedoeling van God egoïstisch met een ingebakken verlangen om (liefde) te willen ontvangen. God wordt gezien als onvoorwaardelijk schenkende liefde. De terugweg voor de mens bestaat uit het overstijgen en transformeren van het kleine verlangen naar aards geluk tot een groot verlangen naar de Schepper en door te leren dat “geven”, onvoorwaardelijke liefde, de terugweg biedt waarbij de gelijkvormigheid aan de Schepper hervonden wordt.

Het is allemaal prachtige en behulpzame beeldspraak. Ik ervaar het als verrijkend om voorbij de ogenschijnlijke verschillen tussen klassiek geloof, ECIW en Kabbala de rode heilige Draad te zien. Ik kan hierover blijven schrijven maar zal toch afronden. Alle stromingen wijzen erop dat ons diepe verlangen alleen vervuld kan worden door liefde. Liefde voor Hem, liefde voor ons Zelf en liefde voor onze naasten. Liefde is middel en doel. Wat een heerlijkheid.

PS: Een Cursus van Liefde (ECVL) biedt een prachtige verheldering van onze (heilige-) relatie met Jezus en met God. Van harte aanbevolen.  

De door ons gemaakte absolute-eenheid-god.

Ooit verliet ik de kerk omdat ik moeite had met het beeld van een God die behoefte zou hebben aan offers. Ik vond de paasdiensten bijna niet om aan te horen. Ik ontdekte dat elk beeld dat wij ons vormen van wie of wat God is, tekortschiet en schreef daar twee boeken over (Een Christen op Satsang, Geen beeld van God). Het hielp mij om God meer te zien als symbool van de eenheid en ik zag overeenkomsten tussen bepaalde Bijbelpassages en de Advaita leer. Kort daarna ontdekte ik Een Cursus in Wonderen (ECIW) en ik ervoer het lezen hiervan als een feest van herkenning.

Onze neiging om God te willen begrijpen blijft echter bestaan. Het duurde even voordat ik besefte dat de voorstelling van God als “eenheid” in feite een nieuw beeld inhoudt. Ik ontdekte dit in talloze gesprekken met medestudenten van de Cursus. In deze gesprekken kreeg ik een “niet pluis” gevoel. Cursus-studenten geloven gelukkig niet meer in een wraaklustige God die ons zou willen straffen. In plaats hiervan wordt God nu echter niet zelden afgeschilderd als “iemand” die niets afweet van de wereld die Zijn Zoon aan het dromen is.

Langzaam maar zeker begin ik te zien dat dit nieuwe godsbeeld invloed uitoefent op hoe wij in het leven staan. Bij een klassiek godsbeeld van een rechter-god proberen wij braaf te leven volgens regels die wij aan deze god toeschrijven. Bij het beeld van een absolute-eenheid-God gebeurt er iets anders. Het kan gebeuren dat dit beeld bij studenten de neiging oproept om alles wat niet in overeenstemming is met ons begrip van absolute eenheid te ontkennen. In absolute eenheid kan per definitie niets gebeuren (dus we kunnen niets doen), er kan geen wereld bestaan waarin sprake is van differentiatie en individuatie (“God weet niets van deze wereld”) en er kan geen sprake zijn van andere mensen die in nood verkeren (“als je wilt helpen maak je de illusie echt”).

Klopt dat nieuwe Godsbeeld dan niet? Dat beeld van absolute eenheid? We denken dat dit terechte vragen zijn. We menen onbewust nog steeds dat het mogelijk zou zijn om een juist godsbeeld te vormen, om god te begrijpen. We overschatten, anders gezegd, de reikwijdte van ons verstand, van ons denkvermogen. Dit denken kan behulpzaam zijn om ons te leren hoe dingen niet in elkaar zitten. Het kan ons erop wijzen wat het geloof in bepaalde godsbeelden met ons doet, zoals ik in dit stukje probeer te doen. Hopelijk ontstaat hierdoor enige ruimte in onze mind om gevoel te krijgen voor dat wat niet meer te omschrijven is.

Dit proces wordt omschreven in Een Cursus van Liefde (ECvL). Dit wonderlijke boek ligt prachtig in het verlengde van ECIW. Jezus vertelt ons in ECvL dat ECIW het ego-bolwerk danig heeft verzwakt en ons voor een brug heeft geplaatst. Dankzij ECIW heeft er een grote schoonmaakactie plaatsgevonden in de mind. Op zich is dit voldoende om de weg voor liefde vrij te maken. Als je mij vraagt of ECIW een complete leerweg is dan antwoord ik die vraag met een volmondig “ja”. Waarom dan toch ECvL? Ik vermoed dat Jezus ziet dat we nog steeds te veel waarde hechten aan de macht van ons denkvermogen. We denken dat we met het nieuwe godsbeeld, dat van een absolute-eenheid-god, de brug kunnen oversteken. We zien echter niet dat de kans bestaat dat dit beeld averechts kan werken en de illusie van afgescheidenheid kan versterken. We menen dat een afstandelijke Godheid ons voorbeeld is en dat wij ons afstandelijk dienen op te stellen jegens de wereld en jegens anderen. Helaas is er een nieuw duaal geloof ontstaan met aan de ene kant de waarheid en aan de andere kant de illusie, aan de ene kant een onwetende God en aan de andere kant onze wereld. Op grond hiervan menen we dat we maar het beste Gods voorbeeld kunnen volgen en deze wereld ontkennen. In een eerdere blog heb ik de gevolgen van dit “destructief gebruik van ontkenning” beschreven.

Wat dan wel? ECvL helpt ons om het enige behulpzame beeld van God, het belangrijkste beeld van God in de Bijbel en in ECIW, weer in herinnering te roepen: het beeld van God als Liefde, als liefdevolle Vader. De “methode” van ECIW is vergeven en deze vergeving draagt het karakter van “nuttige ontkenning”: er is geen schuld en er zijn geen echte grenzen. Maar deze ontkenning heeft niet tot doel om ons los te maken van God, van anderen of van de wereld maar juist om ons ultieme verbondenheid en relatie met onze Bron en met elkaar te herinneren.

Niet “een juist Godsbeeld”, niet een nieuw geloof in absolute eenheid, noch ontkenning is de veilige weg die Jezus ons aanraadt. Liefde is zowel middel als doel. ECvL wijst ons erop dat wij de diepe betekenis van het woord “liefde” niet meer beseffen. Het woord is wat sleets geworden. Maar in liefde ligt het hele mysterie van schepping besloten. Volgens ons verstand kan er in absolute eenheid helemaal niets gebeuren. In absolute eenheid is “alles” en “niets” precies hetzelfde.

Het enorme wonder van de Schepping is dat er vanuit dit ogenschijnlijke niets toch alles is ontstaan. Liefde breidt uit, geeft zichzelf weg in een eenheid waarin uitbreiding en geven (en ontvangen) volgens ons denken onmogelijk zijn. Het simpele feit dat we weten dat er “iets” is zou ons geloof in een abstracte, koude en absolute eenheid moeten ontmantelen. We kunnen het beste in ontzag zwijgen voor dit enorme mysterie. God is en Hij is Liefde.