Sprakeloos over God

We zijn soms zo heerlijk (schuldeloos) arrogant als we nadenken en spreken over God. We zeggen dan zoiets als: “God weet niets van deze wereld” en menen vervolgens dat we het aardig begrepen hebben. Zolang we echter niet weten wie of wat wij zelf zijn, snijden dergelijke uitspraken weinig hout. Ze kunnen zelfs averechts werken. Als we dit soort grote uitspraken doen dan nemen we als het ware een voorschot op de waarheid terwijl we zelf nog dromen. Voor ons denken klopt het allemaal als een bus: “God is eenheid, alleen de eenheid is echt en binnen deze eenheid is er geen onderscheid mogelijk. De wereld suggereert dat de eenheid doorbroken is, dus het is onmogelijk dat God hier iets vanaf kan weten. Als dat zo was dan zou Hij de illusie echt maken”.

Als we echter zo stug doorredeneren dan belanden we in een verhaal dat ongetwijfeld “waar is” maar mogelijk niet zo behulpzaam zolang we dromen. Want in die absolute eenheid zijn er helemaal geen dromers, is er dus ook geen entiteit genaamd Jezus en is het dus ondenkbaar dat deze Jezus het nodig zou vinden om een boek genaamd “Een Cursus in Wonderen” te dicteren aan Helen Schucman. Een hardcore cursus-student zou direct tegen Jezus zeggen dat hij niet moet proberen om te helpen omdat Jezus hiermee de illusie echt zou maken. Hij zou Jezus de tip geven om zijn denkgeest te laten genezen want als Jezus hulpbehoevende broeders en zusters meent te zien dan moet hij kennelijk nog de verzoening voor zichzelf accepteren. Dezelfde doorgewinterde student zal ons vertellen dat het ten diepste onzin is om ons uit te strekken naar Jezus, de Heilige Geest of naar de Vader. De eerste twee zijn slechts tijdelijke symbolen, de Vader weet niks af van ons en geen van allen willen ze hun handen branden aan “deze wereld” omdat ze, zoals gezegd, deze niet echt willen maken. Dit is de reden dat ik het vroegtijdig schermen met dit soort teksten, hoe waar ze ook mogen zijn, gewoonlijk weinig behulpzaam vind. Anders gezegd: dit soort stellingen kunnen nieuwe barricades worden voor de liefde die we zijn. Ik zal proberen uit te leggen hoe ik dit zie.

Ik las ergens dat cursus-leraar Robert Perry stelde dat God weliswaar niets weet van wat wij zien als echte problemen maar dat Hij wel degelijk “voelt” dat zijn “kanalen geblokkeerd zijn”: Txt 4:VII.6:

 4Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.

En natuurlijk begrijp ik ook wel dat er niet een droevige oude man met een lange baard op een wolk zit te huilen van eenzaamheid. Maar Jezus gebruikt deze woorden in de Cursus om ons te helpen. En hij weet dat het beeld dat hij met deze tekst schetst voor ons het meest behulpzame beeld is. Het beeld van liefde die niet stroomt, van liefde die wil verbinden en verenigen.

De hoofdboodschap van de Cursus is dat deze liefde als het ware niet compleet is zolang wij ons niet uitstrekken naar- en laten vervullen door deze liefde. Het maakt niet uit of wij, voorlopig, nog wat duaal denken over Vader, Jezus en de Heilige Geest als we ons maar openstellen voor liefde.

Er zijn meerdere wegen naar “verlichting” of, in Bijbelse en Cursus-termen, naar verlossing. Maar Jezus zegt dat wij aan elkaar gegeven zijn om zo een snelweg te hebben naar deze verlossing. Genoemde lieve hardcore-broeders en zusters zullen ons willen zeggen dat er geen anderen zijn om te helpen. Dat we onze eigen denkgeest moeten laten genezen als we denken dat er anderen zouden zijn die hulp nodig hebben. Als we zouden helpen dan zouden we, daar heb je het weer, de illusie slechts echt maken. Jezus zelf heeft minder angst voor deze illusie dan wij. Hij geeft ons de Cursus, helpt ons hiermee en nodigt ons uit om het wonder voor onszelf te aanvaarden en aan te bieden aan anderen. Wonderen als uitingen van liefde.

Dus in onze ontmoeting met anderen hoeven we hun geloof in “wereldse problemen” niet als ultieme werkelijkheid te zien. Zolang we dat doen hebben we inderdaad zelf nog wat bijgeloof op te ruimen. Maar ook wij mogen in de hulpvraag een roep om liefde zien en ons onze ware functie herinneren: Txt 2:V:18:

Ik ben hier alleen om werkelijk behulpzaam te zijn.
Ik ben hier om Hem te vertegenwoordigen die mij gezonden heeft.
Ik hoef me geen zorgen te maken om wat ik zal zeggen of wat ik moet doen, want Hij die mij gezonden heeft zal mij leiden.
Ik ben tevreden daar te zijn waar Hij me wenst, wetend dat Hij me vergezelt.
Ik zal genezen zijn, wanneer ik me door Hem laat leren hoe ik anderen genees.

Zie je de pure schoonheid hiervan?

Ik heb gemerkt dat het, voor mij althans, veel fijner is om dicht bij de taal, metaforen en symbolen als je wilt, te blijven die Jezus in de Cursus gebruikt. En ja, Jezus spreekt ook over eenheid. Dit woord komt zo’n 150x voor in de Cursus. Maar liefde klinkt zo’n 1500x. De wonderlijke eenheid, de verbondenheid en eenheid met onze Vader en met elkaar, is wat wij steeds meer gaan ervaren als we ons verstand onder curatele stellen van ons hart. Via de weg van liefde groeit ons besef van ondoorgrondelijke eenheid en verbondenheid. Joden mochten de naam van God niet uitspreken. Ook ons past grote bescheidenheid als we overwegen te spreken over God.

Gevoel krijgen voor de mentale aard van de werkelijkheid.

Eén van de centrale boodschappen van ECIW is dat de werkelijkheid geestelijk van aard is. Dat vormt de basis voor uitspraken als “ik ben niet dit lichaam” en “er is geen wereld”. Mijn vraag is in welke mate dit besef werkelijk is doorgedrongen in onze mind. Uit gesprekken tussen ECIW-studenten blijkt niet zelden dat het lichaam op paradoxale wijze toch weer heel echt wordt gemaakt. We praten haast te gemakkelijk over “de illusie” en dat stelt weliswaar ons denken tevreden maar levert nog niet een echt doorleefde ervaring op van de geestelijke aard van de werkelijkheid.

Eerder meldde ik dat ik gecharmeerd ben van het werk van de hedendaagse filosoof Bernardo Kastrup. Hij leidt ons denken naar dezelfde boodschap: de werkelijkheid die wij buiten ons menen te zien is in werkelijkheid “binnen ons”, ze is mentaal van aard. Het kost aanvankelijk enige moeite de opbouw van zijn betoog te volgen maar dan kan het kwartje plotseling vallen. Dit leidt tot een Copernicaanse omwenteling in het denken. Destijds zag men plotseling dat de zon niet om de aarde draaide maar andersom. Natuurlijk kan ik niet in één blog samenvatten waar Bernardo een boek voor nodig heeft (Zie: “Waarom materialisme totale onzin is”). Maar ik wil toch proberen zijn denkrichting enigszins te duiden omdat dit ons mogelijk helpt bij verdieping van ons inzicht en onze ervaring.

De gangbare opvatting van ons allemaal en van de hedendaagse wetenschap luidt ongeveer als volgt: er is een fysieke wereld die wordt geregeerd door natuurwetten. Beelden van die wereld komen via de zintuigen ons lichaam binnen, bereiken onze hersenen en daar worden wij ons bewust van de wereld. Dat dit inderdaad de hedendaagse denkwijze is blijkt uit het feit dat wij geloven dat iemand die hersendood is, niet langer bewust is. Dus als we zo redeneren dan is de fysieke wereld primair (de oorzaak) en ons bewustzijn secundair (hangt af van de fysieke wereld). Bernardo doet een stap achteruit en vraagt zich af hoe wij gekomen zijn tot dit wereldbeeld. Hoe je het ook wendt of keert; wij komen tot dit materialistische wereldbeeld langs de weg van (wetenschappelijke) observatie. We nemen allerlei zaken waar en maken er vervolgens een kloppend verhaal van.

Maar wacht eens even, het begin is dus: “we nemen zaken waar” of “we observeren iets”. Als we dit echter uitpellen dan is onze enige zekerheid “waarneming / observatie”, ofwel “gewaarwording” ofwel, bewustzijn. Hiermee begint het, dit is primair. Er is waarneming. Punt. Deze waarneming is een puur mentale, een geestelijke, kwestie. Vervolgens komt de denkfout waarbij we stellen dat er, omdat we “zaken” waarnemen, er op zichzelf staande “fysieke zaken” (lees: een fysieke wereld) moet zijn. Maar hier wordt een geloofsstap gezet! Zie je het? Alles wat wij kunnen kennen is gebaseerd op fenomenen binnen bewustzijn (onze bewustwording). Hierna stellen wij dat er, omdat we ons van “iets” bewust worden, een “iets fysieks” buiten “ons” moet zijn. Maar dit is geloof. Wij, mentale wezens, zien mentale beelden in de mind en noemen deze beelden “fysieke zaken”, een fysieke wereld. Aanhangers van een materialistische wereldvisie zijn dus eigenlijk gelovigen; zij postuleren een fysieke wereld buiten “ons” maar dat is, zo betoogt Bernardo, een onnodige aanname. We kunnen alles verklaren binnen die ene, mentale werkelijkheid waarbij het veronderstellen van een van ons losstaand fysiek domein onnodig is.

Vervolgens kunnen er allerlei bezwaren en tegenwerpingen naar boven komen (bijvoorbeeld: “tijdens slaap narcose ben ik toch bewusteloos?”) en op YouTube staan talloze filmpjes met discussies tussen Bernardo en andersdenkenden. Deze tegenwerpingen blijken vol cirkelredeneringen en aannames te zitten en Bernardo heeft de gave deze één voor één te ontmantelen.

ECIW gaat overigens verder dan Bernardo. Bernardo ziet een soort oerwil terug in het mentale veld (en sluit hierbij aan bij de Duitse filosoof Schopenhauer). Volgens mij stemt dit overeen met wat ECIW duidt als de wens tot afscheiding, dus in feite de vergissing. Dit maakt dat in de visie van Bernardo alles bepaald lijkt door deze oerwil. We zijn dan onderdeel van een mentale werkelijkheid waarin alles gewoon gebeurt zoals het gebeurt. ECIW tilt de visie hoger en biedt ruimte voor wonderen: het binnenstromen van liefde in de mentale wereld waardoor de hele beeldvorming (onze perceptie) binnen de mind spectaculair kan veranderen.

Waarom is dit belangrijk, in elk geval voor mijn begrip? Op mij heeft het werk van Bernardo het effect dat ik meer “gevoel” krijg voor de ware aard van de werkelijkheid. Daardoor zie ik de fysieke wereld steeds meer als beeld in de mind. Ik zie hoe snel je de mist in kunt gaan door dit beeld af te doen als “illusie”. Een beeld in de mind is een beeld in de mind, niets meer maar ook niets minder. Maar een beeld in de mind is in mijn beleving veel ontvankelijker voor correctie dan een veronderstelde “harde fysieke werkelijkheid”. Ik merk dus dat de visie van Bernardo mij helpt om schijnbare blokkades te ontmantelen als denkbeeldig (letterlijk!) en daarmee neemt mijn ontvankelijkheid voor het wonder toe.

Dit is geen pleidooi om iedereen richting de zienswijze van Bernardo Kastrup te sturen. Zijn visie en uitleg blijken voor mij handige barricade-slopers te zijn, maar niet noodzakelijk voor jou. Maar wellicht is dit toch voor enkelen behulpzaam. Dat zou dan fijn zijn.

Hartegroet,

Simon

https://www.youtube.com/watch?v=hDbCTxm6_Ps&list=PL64CzGA1kTzi085dogdD_BJkxeFaTZRoq

De christelijke ECIW-student.

Bijbelgetrouwe Christenen weten meestal niet van het bestaan van Een Cursus in Wonderen (ECIW) en als ze er al van weten dan kijken ze er uiterst argwanend en soms zelfs vijandig naar. Onder cursus-studenten is de situatie voor wat betreft bekendheid met het Christelijk geloof minder eenduidig. Sommige studenten, zoals ikzelf, hebben een kerkelijk verleden en zijn vervolgens bij ECIW uitgekomen. Anderen hebben een vaag beeld wat het geloof inhoudt en zijn langs andere wegen bij de cursus uitgekomen. Ex-kerkgangers kunnen opgelucht zijn dat de cursus een negatief godsbeeld corrigeert. Sommige cursus-studenten menen dat de Cursus een zuiver non-duale visie is die zich niet laat vergelijken met de duale Bijbelse visie. Zij kunnen een wat neerbuigende houding aannemen jegens het “kinderlijke” geloof van kerkgangers.

Is dit allemaal zo erg? Hierop zijn verschillende antwoorden mogelijk. Ik noem er een paar:

  1. Orthodox Christen: “Ja, want je kunt alleen gered worden door het bloed van Jezus. Wie dit verwerpt komt in de hel”.
  2. ECIW-student: “Ja, wie gelooft in een straffende God, oordeel, straf en offer die houdt de illusie van afscheiding in stand”
  3. De “ruimdenkende”: “Ach, het maakt niet uit; ieder zijn of haar eigen weg”.

Ik merk dat ik in de praktijk wat ben afgezakt naar optie 3 waarbij ook een stukje gelatenheid naar binnen is geslopen.

Naarmate ik langer bezig ben met ECIW zie ik steeds meer de continuïteit tussen het Nieuwe Testament en de cursus. Er is iets in mij dat dit wil uitdragen. Ik zou de orthodoxe Christen willen helpen door te wijzen op de onbewuste angst die verborgen zit in zijn godsbeeld en de effecten hiervan op zijn leven. Ik zou echter de ECIW-student erop willen wijzen dat de cursus veel meer verwant is aan het Nieuwe Testament dan hij denkt en dat hij hierin pareltjes van wijsheid en schoonheid zou kunnen ontdekken. Bij de vergaande abstrahering van ECIW door sommige cursusleraren om er een non-duale visie van te maken, is helaas de metafysica op de voorgrond gekomen en is de boodschap van (naasten-) liefde verwaterd.

Ik meen dat er geen verschil bestaat tussen de ware Christen en de ware Cursus-student  en dat zij elkaar kunnen omarmen in de hoofdboodschap van Jezus: Heb de Vader en elkaar lief als jezelf. Veroordeel elkaar niet en wees vriendelijk en behulpzaam. De Christen zou van de Cursus-student kunnen leren over de innerlijke overtuigingen die ons blokkeren, bang maken en ons verleiden om andersdenkenden te veroordelen. De Cursus-student daarentegen zou van de Christen kunnen leren dat de liefde van de Vader via Jezus en de Heilige Geest zich wil manifesteren in de wereld. De weg van Jezus is de weg van stromende liefde; van boven naar beneden, van links naar rechts.

Mogelijk verwacht de Christen dat de vereniging met de Vader pas na zijn dood, in de hemel, zal plaatsvinden. De cursus-student hoopt wellicht op verlossing (of verlichting) hier en nu. Wat doet dit er toe? Beide kunnen en zullen ervaren dat liefde onmiddellijk effect heeft en een vrede schenkt die inspireert, overtuigt en troost. Theologische- en metafysische vraagstukken hoeven niet te leiden tot oordeel en afscheiding zolang de focus maar gericht wordt op liefde, eenheid en verbinding. Laten we het woord “zondaar” schrappen uit ons vocabulaire en slechts spreken over broeders, zusters en naasten. Laten we ontdekken dat vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest (Liefde, Jezus, de Vader) ons veel meer te bieden heeft dan een “zo zit het” geloof.

Dit is mijn hoop. Eerder gebruikt ik het woord “gelatenheid”. Wellicht komt deze gelatenheid voort uit het feit dat ik na zoveel jaren enigszins kan voorspellen hoe de reacties zullen zijn op mijn uiting van hoop. Hoewel ik niet geloof in opgeplakte etiketten, zie ik mezelf als Christen en aanvaard ik Jezus als mijn persoonlijke verlosser en heer. Hij is “voor mij gestorven” en biedt mij zijn opstanding aan als de mijne. Mijn dankbaarheid hiervoor kan niet groot genoeg zijn. Maar de Christen kan mij verwijten dat ik niet geloof in een Vader die wilde dat er een straf gedragen werd. Van dit nare geloof heeft Jezus mij via ECIW bevrijd.

De ECIW-student die onbewust is doorgeschoten naar een hyper abstracte interpretatie van ECIW zal stellen dat bovenstaand tekst alleen iets zegt over mij en mijn projecties. Hierin bestaat geen ruimte voor “anderen” die hulp behoeven en de uitspraak: “ik ben hier om waarlijk behulpzaam te zijn” wordt slechts betrokken op mijzelf: ik moet mijn projecties vergeven. Mijn “gelatenheid” is dan verkapte angst; niets werkelijks kan bedreigd worden, er zijn geen anderen die geholpen dienen te worden, en vergelijkbare oneliners. Misschien is het tijd voor optie 4:

  • Liefde is mijn weg; liefde voor de Vader, voor Jezus, voor de Heilige Geest en voor jou. Nu nog is er jouw roep om liefde en mijn roep om liefde.

Ik wil afsluiten met een heerlijke tekst uit het einde van Een Cursus van Liefde; een boek dat ik zie als verrijking van ECIW. In feite handelt het hier over de heilige relatie die ons verbindt:

Dag 38.13 Wie Ik Ben voor jou, en wie jij bent voor mij, is het enige dat telt. Onze relatie kan alleen zo zijn in vereniging en relatie met elkaar, omdat wij in vereniging en relatie met elkaar zijn. We zijn dus niet twee wezens die van elkaar gescheiden zijn en toch in relatie staan door vereniging. Wij zijn elkaars eigen zijn. We zijn één en we zijn velen. We zijn gelijk en we zijn verschillend…

“Ik hoef geen ingewikkeld verhaal en luister gewoon naar de Heilige Geest”

Dit is een reactie die regelmatig klinkt als cursus-teksten, of gesprekken over de betekenis hiervan, iets langer worden dan korte statements of spreuken. Als dergelijke teksten je op dit moment verwarren en je ze liever niet leest dan is dat natuurlijk gewoon je keuze en helemaal prima. Soms klinkt er echter iets van een verwijt in door, zo van: “wat een onnodig gedoe, hier gaat het helemaal niet om, gewoon luisteren naar de Heilige Geest is het enige wat nodig is”.

Zelf vraag ik me dan af waarom Jezus ons zo’n dikke cursus geeft als hij had kunnen volstaan met zo’n korte, simpele instructie als: “luister gewoon naar de innerlijke Stem van de Heilige Geest”. Bovendien meen ik dat het deze Heilige Geest is die Jezus geïnspireerd heeft om de Cursus aan Helen Schucman te dicteren. De vele woorden zijn Zijn Stem. Kennelijk deinst Jezus zelf er niet voor terug om vele bladzijden tekst te gebruiken als communicatiemiddel en ik vermoed dat hij het beste weet wat we nodig hebben.

Mogelijk zijn degenen die afkeurend spreken over langere teksten het stadium van het bestuderen van de studie al lang voorbij. Dan vraag ik hen om geduld met mij, trage student, te hebben en me te vergeven dat ik woorden gebruik om te communiceren.

Robert Perry van The Circle of Atonement heeft ook gereageerd op uitspraken die lijken op “doe niet zo ingewikkeld”. Ik zal er hieronder een aantal weergeven. Misschien toch goed om ze even door te lezen het zou zo maar kunnen dat de Heilige Geest via Perry ons iets wil duidelijk maken. 😉

Neem dit boek niet te serieus; speel er gewoon mee. Zegt de Cursus zelf niet dat we deze cursus moeten “vergeten”?

De Cursus neemt zichzelf echter serieus. Hij zegt: “Luister hier aandachtig naar met een open oor, en denk niet dat het slechts een droom is, een achteloze gedachte waarmee je speelt, of een stuk speelgoed dat je zo nu en dan oppakt en weer weglegt.” (T-20.II.6:6). Het “Vergeet deze cursus” (W-pI.189.7:5) is slechts een instructie voor meditatie, geen algemene instructie.

We moeten niet proberen ons te strikt te houden aan wat de Cursus precies zegt. Proberen de letter van de Cursus te volgen is fundamentalisme.

Door de hele Cursus heen verwacht Jezus van ons dat we goed opletten en trouw blijven aan wat hij zegt. Hij zegt dat de Cursus zelf “zorgvuldig gepland” is (T-12.II.10:1 en W-pI.20.1:3). Hij zei eens tegen Helen en Bill: “Wees heel voorzichtig bij het interpreteren hiervan.” Hij drong er zelfs bij hen op aan om “zeer zorgvuldig te herlezen”. Dit is gewoon een natuurlijk onderdeel van het serieus nemen van Jezus als onze leraar. Als je een gids volgt op een onbekende berg, luister je aandachtig naar zijn instructies, zorg je ervoor dat je deze begrijpt, en volg je ze op.

Een Cursusstudent zijn betekent niet dat je dagelijks met het boek werkt. Het betekent eigenlijk alleen dat je gelooft in de basisprincipes ervan, en die kan ik zelfs van anderen krijgen die het boek lezen.

Zoals de structuur van het werkboek impliceert, hebben we dagelijks een wisselwerking nodig tussen het boek en ons leven. Anders volgen we uiteindelijk een leerplan dat we zelf hebben opgezet. Vanwege onze krankzinnigheid zegt de Cursus dat het niet verstandig voor ons is om ons eigen leerplan te ontwerpen: “Je zou je niet gauw tot [arme leerlingen] wenden om het leerplan op te stellen waarmee zij aan hun beperkingen kunnen ontkomen” (T-12.V.5:6). We hebben de Cursus nodig om ons te herinneren aan de waarheid die we zo gemakkelijk vergeten: “Je moet de waarheid over jezelf zo vaak mogelijk horen, omdat je denkgeest zo in beslag genomen wordt door valse beelden van jezelf” (W-pI.67.5:2).

Er is niet één juiste interpretatie van de Cursus. Alle interpretaties moeten worden erkend. Het zoeken naar de “juiste” gaat alleen maar over ego’s die proberen gelijk te krijgen.

Hoewel we allemaal feilbare interpretatoren zijn en het dus altijd een werk in uitvoering is om de juiste interpretatie te krijgen, is er Jezus zeker veel aan gelegen dat wij de Cursus interpreteren zoals hij het bedoeld heeft. Hij beschouwde de Cursus duidelijk als “niet voor meer dan één uitleg vatbaar” (commentaar aan Helen). Door de Cursus heen geeft hij aan dat het ego altijd probeert te verdraaien wat hij ons zegt. Hij spoort ons aan deze neiging tegen te gaan door de Cursus niet “overhaast of verkeerd” te lezen (M-29.7:3), en door te leren “deze dwaze toepassingen [de verdraaiingen door het ego van Cursuspassages] te zien, en de betekenis die ze lijken te hebben te verwerpen” (W-pI.196.2:4).

Telkens wanneer we beginnen te praten over verschillen en meningsverschillen, zijn we in ego. Een juiste ego-loze reactie op verschillen in interpretatie is het “uitscheuren van de bladzijde waar strijd over bestaat”.

Jezus zelf sprak echter ook over verschillen tussen zijn leringen en de leringen van Freud, Edgar Cayce, en het Nieuwe Testament. Hij deed dit echter altijd op een respectvolle manier, waarbij hij zorgvuldig was en ook punten van overeenstemming bevestigde. Waarom zouden we, in plaats van de bladzijde uit te scheuren, niet samen op zoek gaan naar wat de Cursus werkelijk zegt? ” Maar wanneer er twee of meer zich verbinden in hun zoektocht naar de waarheid, kan het ego zijn gebrek aan inhoud niet langer verdedigen” (T-14.X.9:6).

De Cursus is niet bedoeld om bestudeerd te worden, alleen om ervaren te worden. Bestudering ervan maakt er alleen maar een intellectuele oefening van.

Jezus vertelde Helen en Bill dat hun studie van de Cursus van cruciaal belang was, en paste wat hij zei toe op alle studenten: “Bill heeft heel intelligent voorgesteld dat jullie je beiden ten doel moeten stellen om werkelijk voor deze cursus te studeren. Er kan geen twijfel bestaan over de wijsheid van deze beslissing, voor iedere student die wil slagen.” Studie is niet in strijd met ervaring. Integendeel, studie is de poort naar ervaring en, op de juiste manier gedaan, is zelf ervaringsgericht.

Sta op en loop!

Het thema ziekte en genezing blijft me fascineren. De werkboeklessen van gisteren en vandaag gaan er over:

WB Les 136: Ziekte is een verdediging tegen de waarheid.

WB Les 137: Wanneer ik genezen word, word niet ik alleen genezen.

In een toelichting door Ken Wapnick op de eerstgenoemde werkboekles las ik:

“Daarom is het zo verleidelijk om Jezus en de Heilige Geest dingen voor ons te zien doen in de wereld. Dat ze dat doen, betekent dat er hier echte problemen zijn, wat de realiteit van de wereld laat zien en het gemakkelijker maakt om te vergeten dat de denkgeest de enige bron van het probleem is.”

“Omdat ziekte niets met het lichaam te maken heeft, heeft genezing niets met het lichaam te maken. “

“Als je Jezus vraagt om je in deze wereld te helpen, breng je zijn waarheid naar je illusie en denk je dat de Hemel je hier helpt.”

In een eerdere blog schreef ik dat ik begrip heb voor de radicaliteit van de toelichtingen van Wapnick. Hij wil uit alle macht voorkomen dat wij ons identificeren met ons lichaam en dat wij menen dat ons nare gebeurtenissen van buitenaf, vanuit de wereld, overkomen. Als het gaat over ziekte menen wij gewoonlijk dat het ultieme doel van genezing gevormd wordt door een gezond lichaam dat zo lang mogelijk kan leven in een zo probleemloze wereld. Ons denken blijft hiermee hangen in wat wij zien als de ultieme werkelijkheid: de fysieke wereld van tijd en ruimte. Er is Wapnick terecht alles aan gelegen om duidelijk te maken dat deze doelstelling beperkt is en illustreert dat we nog steeds luisteren naar de stem van het ego en geen benul hebben van onze ware identiteit: we zijn tijdloze, geestelijke en dus onkwetsbare Kinderen van de Vader. De werkelijkheid is echter totaal geestelijk. Wat wij duiden als het fysieke domein (dus lichaam en wereld) is onze verwrongen perceptie van beelden die we zelf projecteren in deze geestelijke werkelijkheid. Als ik Wapnick goed begrijp wil hij ons dus met klem duidelijk maken dat de problemen niet fysiek van aard zijn. Dit gezegd hebbende zie ik dat zijn formulering geldt voor het uiteindelijke inzicht dat ons hopelijk ten deel zal vallen: er is geen op zichzelf staand fysiek lichaam (noch ziek noch gezond) en er is geen op zichzelf staande fysieke wereld. Dit is als het ware ons eindperspectief.

Op dit moment reflecteren onze zieke lichamen en de zieke wereld de ziekte in onze denkgeest. Als we dit beseffen dan zullen wij Jezus en de Heilige Geest niet vragen ons lichaam of de wereld te genezen maar om onze denkgeest, onze verkeerde overtuigingen in de mind te genezen. In haar prachtige boek “The End of Death” (Het einde van de dood) legt Nouk Sanchez aan de hand van ECIW uit dat de genezing van de mind automatisch weerspiegeld zal worden in de beelden die zich voortdoen in de mind. Hoewel dus genezing van lichaam (en wereld) niet het primaire doel zijn van genezing, vormen ze als het ware de getuigenissen van de genezing van de mind. Als we dit goed in gedachten houden, dan moeten we uitspraken als  “Jezus en Heilige Geest doen geen dingen voor ons in de wereld” en “genezing heeft niets met het lichaam te maken” nuanceren en toelichten. Want door hun genezende actie in de mind veranderen onze projecties en zien we de heling van de denkgeest weerspiegeld in de zogenaamde fysieke (droom-) wereld. De nachtmerrie zal veranderen in een gelukkige droom. Dit is als het ware het perspectief van de tussenstaat, dit is waar tijd nu voor gebruikt kan worden door Jezus en de Heilige Geest. Juist deze weerspiegeling zal ons uiteindelijk leren dat het niet slechts “mind over body” is maar uitsluitend “mind”.

Ik zie gebeuren dat medestudenten de uitleg van Ken Wapnick gebruiken om zich los te koppelen van hun lichaam en van de wereld in nood. Eén van mijn favoriete passages (Txt 2:IV) luidt:

Het lichaam maakt eenvoudig deel uit van jouw ervaring in de fysieke wereld. Zijn vermogens kunnen worden overschat en dat gebeurt ook vaak. Toch is het haast onmogelijk zijn bestaan in deze wereld te ontkennen. Wie dit doet, begaat een bijzonder onwaardige vorm van ontkenning. ‘De term ‘onwaardig’ betekent hier alleen dat de denkgeest niet hoeft te worden beschermd door de ontkenning van wat onnadenkend is. Als iemand dit ongelukkige aspect van de macht van de denkgeest ontkent, ontkent hij ook die macht zelf.

Jezus en de Heilige geest handelen volop in de mind en dit weerspiegelt zich in ons lichaam en in de wereld. De biografie van Helen Schucman laat zien dat Jezus omstandigheden arrangeert in haar leven zodat Helen optimaal behulpzaam kan zijn.

Jezus en de Heilige Geest treden dus genezend op in de dromende mind van de Zoon. We zullen zien wat het “genezen van zonden”, dus het genezen van het geloof in afscheiding, vermag aan dat wat gereflecteerd wordt in onze mind. Hoewel geen doel op zich zullen we eerst deze reflecties waarnemen als “fysieke” genezingen van lichaam en wereld. De laatste stap, de realisatie dat we één en al glorieuze mind zijn, vindt plaats door en in God. Genezing van de mind breidt zich als een heilig vuur uit van de ene denkgeest naar de andere; zie les 137.

Tenslotte.

Jezus uit ECIW is Jezus uit het Nieuwe Testament. Jezus windt daar zelf geen doekjes om in de complete uitgave van ECIW. In dit Nieuwe Testament laat Jezus zien hoe de genezing van de mind (“vergeving van zonde”)  gepercipieerd wordt door de betrokkenen. Daarom sluit ik af met deze prachtige, hoopvolle tekst:

Marcus 2:5-12.

“Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze

Over thuiskomen bij de Vader en oplossen in de oceaan.

Gisteren plaatste ik een bericht waarin ik een video onder de aandacht bracht waarin Robert en Emily van The Circle of Atonement uitleggen waarom zij ECIW niet een puur non-duale visie vinden. Deze video maakt dat ik weer eens wat langer stilstond bij wat we nu eigenlijk verstaan onder “pure non-dualiteit”. Daarbij kwamen wat bekende sprekers in m’n gedachten zoals Adyashanti, Tony Parson, Rupert Spira en nog een stel anderen. Ik mijmerde over de kern van hun boodschap. In mijn beleving komt dat neer op zoiets als: “het geloof in het bestaan van een afgescheiden zelf is een illusie”. Ze hebben elk hun eigen manier om dit uit te drukken. Je komt uitspraken tegen als “bewustzijn is zich gewaar van zichzelf” en de bekende metafoor: “de druppel zweeft even boven de oceaan en zal er weer in terugvallen, in absolute eenheid”.

In ontmoeting met “verlichte” personen valt me op dat ze inderdaad een verhoogd besef van verbondenheid lijken te hebben van zichzelf met anderen en met de wereld om hen heen. Met het risico dat je me gaat beschuldigen van projectie durf ik toch te stellen dat ze allemaal nog steeds het besef hebben dat ze bestaan als individu, zij het dat ze niet langer geloven dat ze fundamenteel gescheiden zijn van “de rest”. Vandaar ook die mooie term: “non-duaal”. Het is “niet twee” maar je wilt ook niet zeggen: “oh, dus het is absoluut één”. In absolute eenheid kan er geen besef van “zelf” meer zijn. Een uitspraak als: “nu besef ik dat ik absoluut één ben” is onmogelijk, omdat je alleen “ik” kunt zeggen als er zoiets is als een “niet-ik”.

Nu zitten we midden in een mysterie. De verlichte mannen en vrouwen weten dat die “ik” toch niet echt verschilt van die “niet-ik”, maar toch spreken ze nog steeds vanuit een kern, iets van een zelf. Dit “zelf” duiden we dan maar aan met een hoofdletter: “Zelf”. Met dit Zelf is dus iets grappigs aan de hand. Het is nog steeds een soort individuele kern, maar deze kern is niet echt gescheiden van “de rest”.

So far so good. ECIW zegt niet anders dan dit. Vrij vertaald en met een knipoog naar de hoofdletter-truc kunnen we stellen dat we geen kinderen zijn maar Kinderen. En vanaf dit moment wordt het interessant en betreden we het gebied van het geloof. Hoe zit dat in mijn beleving?

De hardcore non-dualisten willen niet halt houden bij het ervaarbare mysterie van het gevoel van ultieme verbondenheid met behoud van Zelf-gevoel. Nu begint het grote speculeren dat zich als volgt laat samenvatten. Men zegt eerst geen druppel te zijn maar een Druppel, met een hoofdletter D. Maar omdat zelfs deze Druppel nog iets van individualiteit lijkt te hebben, meent men dat dit niet het eind van het verhaal is. Ook deze Druppel vindt men nog te bepaald, nog te gedifferentieerd en Hij moet verdwijnen in de oceaan.

Maar weet de verlichte goeroe dit uit “eigen ervaring”? Of is het een extrapolatie van deze ervaring en feitelijk een geloof? Ook goeroes stappen nog opzij voor de aanstormende bus. Kennelijk is er toch nog zoiets als een streven naar zelfbehoud of Zelfbehoud, wat mij betreft.

ECIW leert dat wij geschapen zijn als Kinderen van God en biedt ons prachtige teksten zoals:

God, die alle zijn omvat, heeft wezens geschapen die elk voor zich alles hebben, maar die dat willen delen om hun vreugde te vergroten. Niets werkelijks kan vergroot worden, behalve door het te delen. Dat is de reden dat God jou geschapen heeft. De Goddelijke Abstractie schept vreugde in het delen. Dat is wat schepping betekent.” (T-4.VII.5:1-5).

ECIW bevat ook talloze teksten die ons wijzen op onze ultieme verbondenheid met elkaar; we vormen samen het Zoonschap, één Zoon. Dit brengt ons terug bij de druppel-analogie. In Cursus-land zijn er namelijk twee visies op de Druppel. Robert Perry probeert dicht bij de tekst van ECIW te blijven en stelt dat God “wezens”, meervoud, heeft geschapen. Wij zijn de eeuwige, tijdloze Druppels van God, in wonderlijke eenheid verbonden met de Vader en met alle “andere” Druppels. Ken Wapnick stelt daarentegen voor dat er eigenlijk één Zoon is, één oceaan, één Super Druppel. Hij stelt dat Jezus weliswaar spreekt over Druppels maar dat dit niet het eindstation is. Net als de genoemde verlichte leraren vermoedt hij dat ook de Zelven gaan oplossen in een soort absolute eenheid.

Weet Wapnick uit eigen ervaring dat dit zo is? Ik betwijfel het. Kan Robert Perry zeker weten dat dit niet zo is? Nee, dat lijkt me niet. Beiden baseren zich op ECIW maar komen toch uit op verschillende visies.

Er valt veel te zeggen over de consequenties van de verschillende geloven / visies. De hardcore non-dualisten en Ken Wapnick kunnen stellen dat ons kleine zelf zich probeert vast te klampen aan het behoud van afgescheidenheid. Dat het Zelf niets meer is dan een wat groter zelf. We zouden zogenaamd de harde waarheid, dat we helemaal gaan oplossen in de ene Zoon (de Super Druppel), niet aandurven. Robert Perry betoogt al decennia dat Jezus geen absolute eenheidstheorie, geen Super Druppel theologie, verkondigt.

Zo kijken de cursus-leraren dus ongeveer aan tegen de schepping:

Wapnick:

  1. God schept één Zoon (Super Druppel)
  2. De Super Druppel droomt dat hij bestaat uit talloze druppels

Perry:

  1. God schept talloze Druppels
  2. De Druppels zien niet meer dat ze niet verschillen van de andere Druppels, ze dromen als druppels onderling afgescheiden te zijn.

Tja; roept u maar! Biedt Jezus in ECIW ons de  liefdevolle boodschap dat we een wonderlijke, eeuwige Identiteit als Druppel hebben? Of klamp ik mij hier uit angst aan vast en moet ik oplossen in de Super Druppel, de oceaan? Wat zeggen de goeroes? Wat zeggen de cursus-leraren? Wat zegt Jezus in ECIW en anderen boeken? Wat zeggen andere tradities?

Pfff… Moeten we onszelf wel vermoeien met dit soort vragen? Wat schieten we ermee op? Dat mag iedereen zelf weten natuurlijk. De weg die ECIW aanbiedt blijft hetzelfde: laat liefde door je heen stromen en kijk maar wat er gebeurt. Daarbij droom ik graag over thuiskomen bij de Vader, liever dan oplossen in de oceaan.

Is ECIW een non-duale visie?

Deze vraag houdt de ene cursus-student meer bezig dan de andere. Voor mensen die zich niet alleen beperken tot de cursus maar ook interesse hebben in andere visies en leringen kan de vraag wel spelen. Non-dualiteit is populair en ook ik beluister graag lezingen en interviews met mensen als Adyashanti, Rupert Spira, Bernardo Kastrup en anderen. De kwestie houdt mij dus wel bezig en ik beluisterde dan ook met bovengemiddelde interesse het gesprek tussen Emily en Robert Perry van The Circle of Atonement over dit onderwerp. Eerder plaatste ik een (vertaald) artikel over deze vraag op mijn website (zie: https://eciwcoach.com/is-een-cursus-in-wonderen-een-non-duale-visie/).

Robert en Emily komen tot de conclusie dat ECIW en non-dualiteit twee verschillende zienswijzen zijn, enigszins in overeenstemming met het artikel dat ik zojuist noemde. Ik ga in deze blog geen pleidooi houden voor of tegen hun standpunt. Wat ik vooral waardevol vind is dat zij wijzen op het feit dat sommige ECIW studenten die ervan uitgaan dat ECIW een non-duale visie vertegenwoordigt, soms wat geringschattend doen over medestudenten die dit niet vinden. Deze houding laat zich als volgt samenvatten:

“Jezus gebruikt in ECIW duale taal omdat dit is wat wij in onze huidige staat kunnen begrijpen maar zijn doel is om ons te wijzen op- en te leiden naar de staat van absolute eenheid”.

Er wordt vervolgens met enig dedain gekeken naar studenten die geloven dat in de uiteindelijke werkelijkheid sprake is van Kinderen met een Zelf (een Ziel). Deze studenten zouden de onversneden non-duale waarheid nog niet aankunnen. Deze waarheid zou neerkomen op het oplossen van het Zelf in Eenheid met een verlies van “duale” identiteit.

Ik wil me nu inhouden en niet zelf uitgebreid ingaan op de kwestie. Dit bericht is bedoeld om geïnteresseerden te wijzen op deze boeiende video die, in mijn beleving, zorgvuldig de kwestie benadert waarbij ik slechts opmerk dat mijn waardering niet perse totale instemming betekent. Veel kijk en luisterplezier!

Hartegroet,

Simon

Voor het gesprek tussen Emily en Robert over ECIW en non-dualiteit: klik op onderstaande link.

https://youtu.be/tyC3SgoNIrg?si=uzx7kHsYwIH2udgg

Onbevangen nadenken over fysiek waarneembare wonderen.

In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus wonderen verrichtte die voor omstanders duidelijk zichtbaar waren. Hij veranderde water in wijn, liep over het water en hij genas blinden, kreupelen en melaatsen. Hij wekte doden op en verscheen na zijn kruisiging in lichamelijke vorm aan zijn discipelen.

Met de wetenschappelijke blik van nu vertrouwen we dit soort verhalen niet. Talloze boeken handelen over het zinnebeeldig karakter van de wonderverhalen. Anders gezegd: we moeten ze niet letterlijk nemen, ze zijn symbolisch. De blinden en doven waren vooral geestelijk blind en doof, de opwekking van Lazarus was een inwijdingsritueel enzovoorts. Aan natuurwetten zou niet te tornen zijn; nu niet en toen niet.

Volgens Een Cursus in Wonderen moeten we wonderen zien als uitingen van liefde. Ook Cursus-studenten blijven graag aan de veilige, geestelijke kant van het verhaal staan. Ze zien het accepteren van het wonder voor zichzelf als het bereiken van een conflictloze, vredige innerlijke staat. Het belangrijkste aspect van het wonder, het aanbieden van wonderen aan onze naasten, wordt minder aandacht gegeven en als het al gebeurt dan beperkt men zich ook veiligheidshalve maar tot de liefdevolle blik op onze broeders en zusters; hen zien als Kinderen van God. Of deze kinderen zich ellendig voelen of niet vinden we minder belangrijk want hun leed zou toch niet echt zijn.

We zijn als cursus-studenten gaan geloven dat fysieke wonderen verdacht zijn. De hele fysieke wereld is immers verdacht, een niet-bestaande illusie. Het nastreven van wonderen in deze droomwereld kan simpelweg niet de bedoeling zijn. We zien hierin weliswaar zieke lichamen, oorlog en andere ellende maar dit is niet echt. Het hoogst haalbare lijkt ons een onverschillige houding ten opzichte van die fysieke toestanden. We nemen er genoegen mee dat de fysieke ziekte, oorlogen en rampspoed voortduren zolang we ons dit allemaal maar niet langer aantrekken.

In veel hedendaagse non-duale stromingen is dit ook het hoogst haalbare. We leren om onderscheid te maken tussen dat wat in bewustzijn verschijnt en het bewustzijn zelf. Wij zouden de onaantastbare waarnemer zijn van alles wat in het bewustzijn verschijnt. Totale acceptatie is de key tot innerlijke vrede; alles mag er zijn, je valt er niet mee samen, je bent de blauwe lucht waarlangs de wolken voorbij trekken.

Zelfs rondom gevorderde Cursus-leraren gebeuren weinig fysieke wonderen. In studiegroepen lijkt een vredige geest de hoogst haalbare uitkomst. Leraren en studenten verouderen, worden ziek en sterven uiteindelijk. Zo was het, zo is het en zo zal het wel blijven, denken we.

Er zijn maar enkele dappere cursus-leraren die vraagtekens durven te zetten bij deze gelatenheid. Eén van hen is Nouk Sanchez in haar boek Het Einde van de Dood. Het lastige van de kwestie van lichamelijke genezing en, uiteindelijk, het scheppen van een nieuwe wereld is dat we terecht bang zijn om terug te vallen in ons klassieke geloof in de echtheid van lichamelijkheid, lichamelijke ziekte, kwetsbaarheid en fysieke dood. De hele cursus is er juist op gericht om ons te leren dat de werkelijkheid geestelijk is en niet lichamelijk. Toch?

Ik meen dat het iets genuanceerder ligt. De fysieke wereld reflecteert wat wij geloven. Wij geloven in afscheiding dus zien we een wereld van tijd, ruimte, kwetsbaarheid, aanval, angst, ziekte, dood enzovoorts. Als we fysieke wonderen gaan nastreven gaan we makkelijk nog verder de mist in:

  1. We projecteren een enge droom van ellende
  2. We willen sleutelen aan deze droom, deze aangenamer maken
  3. We willen een lang, pijnvrij droom(!)-leven.

Omdat we niet in deze valkuil willen trappen, nemen we genoegen met het voortduren van de nachtmerrie. Maar dit is ook niet de bedoeling. Het gaat inderdaad niet om knutselen aan de nare droom maar om genezing van ons geloof in afgescheidenheid. Deze genezing gaat echter automatisch gepaard met verandering van onze projecties. Uiteindelijk zullen we niet langer ellende projecteren maar harmonie. De wereld dat zijn wij. Wat we buiten ons menen te zien is onze eigen overtuiging. Dus ja, het is uiterst belangrijk om onze overtuiging te veranderen. Pas als we onze angst voor de droom overwinnen kunnen we ons openstellen voor de genezende werking van liefde en dit gaat zichtbaar worden in wat wij waarnemen als de fysieke werkelijkheid. Dus hoewel fysieke genezing geen doel op zich is, zijn fysieke genezingen wel te verwachten als resultaat van de genezing van onze mind.

Maar waarom gebeurt dit dan niet of zo weinig? Ik denk even hardop. Ik vermoed dat de wortel van ons geloof in afgescheidenheid veel dieper zit dan wij zelf denken. Onze oudere broeder Jezus loopt ver voor ons uit. Zijn genezen mind maakt hem tot een open kanaal voor de liefde van de Vader. En deze liefde geneest, primair de denkgeest en deze genezing kunnen wij waarnemen in wat wij het fysieke domein noemen. Dit fysieke domein is niets anders dan onze perceptie van een geestelijke werkelijkheid. Genezing van de mind kan niet anders dan zichtbaar worden, zich manifesteren. En deze genezing is aanstekelijk. In Jezus’ geval breidde de genezing zich uit. Jezus “vergaf zonden”, dus hij liet zich niet foppen door de blik van zijn ogen en zag in zijn naasten zijn Broeders. Omstanders konden zich in geloof en vertrouwen hierop afstemmen. Dit vertrouwen opende in hen een kanaal waardoor liefde kon stromen. Gods wil voor ons is louter geluk en dit reflecteert zich niet in een ziek lichaam. Dus toonde de genezen mind zich als een fysieke genezing.

Maar deze tijdgenoten van Jezus ontwaakten niet geheel uit de droom van afgescheidenheid. Ze huppelden even blij rond maar zijn uiteindelijk “gestorven”. Ze profiteerden als het ware tijdelijk van de diepe heelheid van Jezus’ mind.

Ik vermoed dat we meer waarneembare genezingen van de mind gaan zien als we, net als Jezus, meer en meer gericht worden op elkaar. Als we gaan erkennen dat we samen één zijn. Ik las over groepen rond Joe Dispenza waar mensen zich verzamelen rondom mentaal-fysiek-zieke mensen en waar door de verbinding met elkaar genezingen plaatsvinden die zich, natuurlijk, ook fysiek manifesteren. Maar nogmaals: fysieke genezing is geen doel op zich maar daardoor niet iets waar we voor terug moeten deinzen of waar we afwijzend tegenover moeten staan.

Schuldgevoel ligt op de loer. Waarom blijf ik maar ziek? Wat doe ik niet goed? En natuurlijk de klassieke vragen: hoe zit het met onschuldige slachtoffers? Met zieke kinderen?

Wij kunnen niet zien wat zich “bij de wortel”, diep in de mind, afspeelt, noch in onszelf noch voor anderen. Wat we wel weten is dat overal waar we ellende zien de uitnodiging geldt om ons te openen voor liefde en heling. Hierbij staat “mijn” genezing niet los van die van jou. Hoe zou ik tevreden, gelukkig en “gezond” kunnen rondhuppelen zonder bewogen te zijn door de hulpvraag die klinkt uit de mond van mijn broeders en zusters? Genezen is iets wat we samen moeten doen, wat we moeten delen. Jezus prees de barmhartige Samaritaan omdat deze de liefde toonde, manifesteerde aan de gewonde reiziger. Hij zond zijn discipelen de wereld in om het goede nieuws te verkondigen: je zonden zijn je vergeven, je bent niet afgescheiden van de Vader en van je broeders. Verbinding, vereniging, stromende liefde is heling. En deze heling zal zich manifesteren, zelfs in wat wij duiden als het fysieke domein. Wat een vooruitzicht!