We zijn soms zo heerlijk (schuldeloos) arrogant als we nadenken en spreken over God. We zeggen dan zoiets als: “God weet niets van deze wereld” en menen vervolgens dat we het aardig begrepen hebben. Zolang we echter niet weten wie of wat wij zelf zijn, snijden dergelijke uitspraken weinig hout. Ze kunnen zelfs averechts werken. Als we dit soort grote uitspraken doen dan nemen we als het ware een voorschot op de waarheid terwijl we zelf nog dromen. Voor ons denken klopt het allemaal als een bus: “God is eenheid, alleen de eenheid is echt en binnen deze eenheid is er geen onderscheid mogelijk. De wereld suggereert dat de eenheid doorbroken is, dus het is onmogelijk dat God hier iets vanaf kan weten. Als dat zo was dan zou Hij de illusie echt maken”.
Als we echter zo stug doorredeneren dan belanden we in een verhaal dat ongetwijfeld “waar is” maar mogelijk niet zo behulpzaam zolang we dromen. Want in die absolute eenheid zijn er helemaal geen dromers, is er dus ook geen entiteit genaamd Jezus en is het dus ondenkbaar dat deze Jezus het nodig zou vinden om een boek genaamd “Een Cursus in Wonderen” te dicteren aan Helen Schucman. Een hardcore cursus-student zou direct tegen Jezus zeggen dat hij niet moet proberen om te helpen omdat Jezus hiermee de illusie echt zou maken. Hij zou Jezus de tip geven om zijn denkgeest te laten genezen want als Jezus hulpbehoevende broeders en zusters meent te zien dan moet hij kennelijk nog de verzoening voor zichzelf accepteren. Dezelfde doorgewinterde student zal ons vertellen dat het ten diepste onzin is om ons uit te strekken naar Jezus, de Heilige Geest of naar de Vader. De eerste twee zijn slechts tijdelijke symbolen, de Vader weet niks af van ons en geen van allen willen ze hun handen branden aan “deze wereld” omdat ze, zoals gezegd, deze niet echt willen maken. Dit is de reden dat ik het vroegtijdig schermen met dit soort teksten, hoe waar ze ook mogen zijn, gewoonlijk weinig behulpzaam vind. Anders gezegd: dit soort stellingen kunnen nieuwe barricades worden voor de liefde die we zijn. Ik zal proberen uit te leggen hoe ik dit zie.
Ik las ergens dat cursus-leraar Robert Perry stelde dat God weliswaar niets weet van wat wij zien als echte problemen maar dat Hij wel degelijk “voelt” dat zijn “kanalen geblokkeerd zijn”: Txt 4:VII.6:
4Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.
En natuurlijk begrijp ik ook wel dat er niet een droevige oude man met een lange baard op een wolk zit te huilen van eenzaamheid. Maar Jezus gebruikt deze woorden in de Cursus om ons te helpen. En hij weet dat het beeld dat hij met deze tekst schetst voor ons het meest behulpzame beeld is. Het beeld van liefde die niet stroomt, van liefde die wil verbinden en verenigen.
De hoofdboodschap van de Cursus is dat deze liefde als het ware niet compleet is zolang wij ons niet uitstrekken naar- en laten vervullen door deze liefde. Het maakt niet uit of wij, voorlopig, nog wat duaal denken over Vader, Jezus en de Heilige Geest als we ons maar openstellen voor liefde.
Er zijn meerdere wegen naar “verlichting” of, in Bijbelse en Cursus-termen, naar verlossing. Maar Jezus zegt dat wij aan elkaar gegeven zijn om zo een snelweg te hebben naar deze verlossing. Genoemde lieve hardcore-broeders en zusters zullen ons willen zeggen dat er geen anderen zijn om te helpen. Dat we onze eigen denkgeest moeten laten genezen als we denken dat er anderen zouden zijn die hulp nodig hebben. Als we zouden helpen dan zouden we, daar heb je het weer, de illusie slechts echt maken. Jezus zelf heeft minder angst voor deze illusie dan wij. Hij geeft ons de Cursus, helpt ons hiermee en nodigt ons uit om het wonder voor onszelf te aanvaarden en aan te bieden aan anderen. Wonderen als uitingen van liefde.
Dus in onze ontmoeting met anderen hoeven we hun geloof in “wereldse problemen” niet als ultieme werkelijkheid te zien. Zolang we dat doen hebben we inderdaad zelf nog wat bijgeloof op te ruimen. Maar ook wij mogen in de hulpvraag een roep om liefde zien en ons onze ware functie herinneren: Txt 2:V:18:
Ik ben hier alleen om werkelijk behulpzaam te zijn.
Ik ben hier om Hem te vertegenwoordigen die mij gezonden heeft.
Ik hoef me geen zorgen te maken om wat ik zal zeggen of wat ik moet doen, want Hij die mij gezonden heeft zal mij leiden.
Ik ben tevreden daar te zijn waar Hij me wenst, wetend dat Hij me vergezelt.
Ik zal genezen zijn, wanneer ik me door Hem laat leren hoe ik anderen genees.
Zie je de pure schoonheid hiervan?
Ik heb gemerkt dat het, voor mij althans, veel fijner is om dicht bij de taal, metaforen en symbolen als je wilt, te blijven die Jezus in de Cursus gebruikt. En ja, Jezus spreekt ook over eenheid. Dit woord komt zo’n 150x voor in de Cursus. Maar liefde klinkt zo’n 1500x. De wonderlijke eenheid, de verbondenheid en eenheid met onze Vader en met elkaar, is wat wij steeds meer gaan ervaren als we ons verstand onder curatele stellen van ons hart. Via de weg van liefde groeit ons besef van ondoorgrondelijke eenheid en verbondenheid. Joden mochten de naam van God niet uitspreken. Ook ons past grote bescheidenheid als we overwegen te spreken over God.





