Gisteren schreef ik een blog over de woede die de cursus kan oproepen, binnen onszelf en in gesprek met niet-studenten. Deze woede ontstaat als we aanlopen tegen de ellende die wij (of anderen) meemaken en de metafysica van de cursus waarin wordt gesteld dat we onkwetsbare en tijdloze wezens zijn. Wat de cursus ons probeert duidelijk te maken komt totaal niet overeen met onze ervaring. De cursus komt wereldvreemd op ons over. Buitenstaanders beschuldigen de cursus-studenten ervan dat ze de werkelijkheid ontkennen, dat ze onmenselijk zijn en gevangen zijn in een duistere collectieve groepswaan. In cursuskringen spreken we wel eens van twee niveau’s: niveau I is het niveau van de schepping, van die onbegrijpelijke waarheid dat we Kinderen van God zijn. Niveau II is dan het niveau van deze wereld die de cursus omschrijft als een droom. Ik denk dat omgaan met dit spanningsveld de grootse uitdaging vormt voor ons allemaal.
In deze blog kan ik niet 1,2,3 even vertellen wat we kunnen “doen” als we aanlopen tegen dit spanningsveld. Niet-studenten kunnen ons hierin uitdagen en menen dat we middels een goed gesprek de zaken wel helder kunnen krijgen. Dit blijkt echter een overschatting van de mogelijkheden van ons begrip. We menen dat als iets waar is dat het daarmee ook te begrijpen is en uit te leggen aan anderen. Dat dit niet het geval is, dat ons verstand hiertoe te beperkt is en geprogrammeerd door onze ervaringen in de droomwereld, kun je pas zelf ervaren als je de cursus daadwerkelijk doet en deze echt begint binnen te komen. De niet-cursus student zal dit een cirkelredenering noemen: “moet je eerst de cursus geloven voordat je deze kunt begrijpen? Geloof heeft niks met begrijpen te maken! Kijk, daar begint het groepsdenken!”. Toch is het, helaas voor de niet-student, niet anders. Pas als je, door de cursus te doen, ervaring opdoet met wonderen begin je de waarheid van de cursus te ervaren.
Deze spanning, tussen de student die al iets ervaart van de waarheid waar de cursus op wijst, en de kritische buitenstaander vormt het scherpst van de snede. Onze gesprekspartner kan ons ontkenning verwijten en vluchtgedrag. Dit verwijt kan terecht zijn. Ik schrijf regelmatig over dit onderwerp (zie mijn blog: Via de tussenweg en met elkaar naar een Nieuwe Wereld”). De niet-student zal ons erop wijzen dat het onmenselijk is om ziekte, vooral van kinderen, en noodlot te ontkennen. Hiermee kan hij de vinger op de zere plek leggen als onze ontkenning eigenlijk voortkomt uit ons angst voor het leed dat we zien. Dan is ontkennen geen “ware” (=juiste) ontkenning. Wat we dan doen is vanuit angst voor het leed dit leed ontkennen en als angst onze motivator is dan maken we nog steeds dat wat we ontkennen “echt”. In het Engels zegt men: “you still value it”, je kent er nog steeds waarde aan toe.
Bij het scherpst van de snede moeten we in onszelf heel goed opletten wat hier plaats vindt. Proberen we door ontkenning zo snel mogelijk weg te vluchten voor dat wat we in feite nog als “echt” zien? Dan misbruiken we niveau I omdat we niveau II te bedreigend vinden. We worden echter niet gevraagd om te vluchten van leed en van de wereld maar om deze te vergeven. De vraag wordt nu: “wat is ware vergeving?”. Vertaald naar ons gangbare denken komt dan de vraag omhoog: “hoe doe ik dat, dat vergeven”?
Vergeven is dus niet een overhaast weglachen van de ellende of te snel zeggen: “het is niet echt”. De eerste stap, in mijn beleving, is juist niet weg te vluchten van de pijn, noch van de pijn in jezelf, noch van de pijn bij de ander. De cursus noemt dit wegvluchten “onwaardig”. Maar de erkenning en het doorvoelen van de pijn betekent toch ook niet dat je meegaat in het verhaal van de niet-student. Als we dit doen dan kan dit heel sympathiek en menselijk klinken. Wij menen dat begrip en medelijden terecht zijn. Begrip is dit wel, maar medelijden, hoe hard het ook klinkt, niet. We moeten erkennen dat vanuit het perspectief van geloof in afgescheidenheid de ellende enorm echt voelt maar we moeten steeds “maar toch” blijven zeggen. Als we deze hoop (Helen zei: “there must be another way”) loslaten en het lijden accepteren als echt en onontkoombaar dan zijn we hopeloos verloren in de droom en kunnen we de cursus net zo goed aan de kant leggen.
Maar doe dit alsjeblieft maar niet en pas de cursus toe. Nadat we hebben stilgestaan bij de pijn, het verdriet en de onrechtvaardigheid, is er de uitnodiging om onze mind te laten genezen door liefde. Ons denken moet ons behoeden voor het echt maken van de illusie om ons daarna te voeren tot de bereidheid ons hart te openen voor genezing. Ons denken moet ons eraan herinneren dat alles “mind” is, zelfs dat wat wij als ons fysieke lichaam en de fysieke wereld percipiëren. We ontkennen niet onze perceptie van ons lichaam en van de wereld maar zolang we ontkennen dat het percepties zijn in het domein van de geest ontnemen we onszelf de mogelijkheid om via genezing van de denkgeest (middels vergeving) dit daadwerkelijk te gaan ervaren. Weer verwijt de niet-student ons “ontkenning” en het volgen van een cirkelredenering. Het zij zo. Maar het is ons ongeloof in de geestelijke aard van wat wij zien als “de echte stoffelijke wereld” dat ons blokkeert in het ontvangen van genezing. De Cursus leert ons dat de felheid waarmee we ons hiertegen verzetten afkomstig is van onze rebellie tegen God. Wij (“ons ego”) zal de echtheid van het lichaam met felheid verdedigen. Het lichaam is zijn afgod, het bewijs dat de afscheiding gelukt is. Het opgeven hiervan zal zijn einde inluiden.
Nu zijn we gekomen op het punt van “een beetje bereidwilligheid”. Nu kunnen we de verlossing accepteren voor onszelf, voor de ander en voor “de wereld”. De Bijbel stelt: “je bent niet uit het vlees geboren maar uit de geest”. Er lijkt ons een grote strijd en een lange weg te wachten, maar dit geloof is koren op de molen van het ego. Het is al volbracht. Deze waarheid wordt uitgedrukt in de krachtigste metafoor die ik ken; die van de kruisiging maar vooral die van de opstanding. En met “metafoor” bedoel ik niet een fabeltje of sprookje maar de echte waarheid van de opstanding in de denkgeest die we als historisch feit percipiëren.
Aanvaarden van de verlossing vergt opgeven van ons ongeloof en ons openstellen voor de waarheid: we zijn schuldeloze, tijdloze kinderen van God. Dus je moet het eerst maar geloven voordat je dit zelf kunt ervaren? Nee en ja. Nee, niet in de zin van het aannemen van een verhaaltje. Maar ja; wel in de zin van vertrouwen. In onze binnenkamer mogen we op de knieën en beseffen dat we niks kunnen doen en, goddank, niks hoeven te doen. We hoeven niks te doen omdat het al volbracht is; we zijn de voltooiden.
In onze grote machteloosheid is onze enige uitweg nog altijd om de knie te buigen voor de waarheid, voor liefde. Noem dit alles gerust een cirkelredenering want inderdaad, de cirkel is weer rond en we komen Thuis. Goddank.
