Cursus-studenten kunnen op verschillende manieren denken over Jezus. Ken Wapnick, een cursus-leraar van het eerste uur, is in de loop van zijn leven in steeds abstractere termen gaan spreken over de auteur van Een Cursus in Wonderen. “Jezus” zou een symbool zijn in het denken van Helen Shucman waaraan zij de tekst die ze ontving toedichtte.
In het Handboek voor Leraren is een hoofdstuk gewijd aan Jezus-Christus. Hierin wordt de wonderlijke heilige relatie beschreven die wij tot hem hebben (en in wezen ook met elkaar). Deze intieme verbondenheid komt ook uitgebreid aan de orde in Een Cursus van Liefde. Maar een heilige relatie en intieme verbondenheid maken Jezus nog niet tot een door ons bedacht symbool.
De manier waarop wij kijken naar Jezus heeft praktische consequenties. Als we hem zien als oudere broer, zoals ECIW hem beschrijft, dan kunnen we de bereidheid opbrengen om ons door hem te laten leiden, of door de Heilige Geest. Maar als we Jezus (en de Heilige Geest) zien als een door ons bedacht, voorlopig en kinderlijk symbool, dan is die bereidheid er niet of minder.
Ik meen dat Jezus in ECIW precies de bewoordingen gebruikt die het meest behulpzaam zijn voor ons. In deze opvatting sta ik niet alleen. Robert Perry van de Circle of Atonement en Joseph Dewey blijven in hun visie op ECIW ook graag zo dicht mogelijk bij de (oer-)tekst van de cursus. Laatstgenoemde schreef het boek “The mysteries of ACIM” dat op freeread.com in het Engels te lezen is. Het leuke van Dewey is dat hij zeer cursus-getrouw controversiële onderwerpen recht voor zijn raap beschrijft. Herhaaldelijk ageert hij tegen hyperabstracte interpretaties van de cursus door leraren en studenten die nauwelijks meer met beide benen op de grond staan. Verfrissend om te lezen.
In het laatste deel van zijn boek kiest Dewey de vorm van een dialoog tussen een cursus-getrouwe leraar en een leerling die verwart is geraakt door hyperabstracte uitspraken als: “Er zijn geen Zonen maar slechts één Zoon, We moeten wereld en lichaam zo snel mogelijk ontkennen want ze zijn illusoir, Er zijn geen stadia in bewustzijnsontwikkeling enzovoort”. Hieronder vertaal ik zo’n tweegesprek over Jezus. Veel leesplezier!
Hartegroet,
Simon Schoonderwoerd
<PS: de cursuscitaten heb ik ook door de computer laten vertalen. Voor de officiële vertaling verwijs ik graag via de referenties naar de gepubliceerde Nederlandse editie>
De historische Jezus
Vraag: Ik ben een paar rare overtuigingen van studenten tegengekomen over Jezus, van wie wordt gezegd dat hij de auteur is van Een cursus in wonderen.
Leraar: Waarom ben ik niet verrast? Oké, ik kan vrijwel raden wat ze zijn, maar laat maar eens horen.
Leerling: De Stem in ACIM identificeert zichzelf duidelijk als de historische Jezus, maar veel studenten verwerpen dit. Ik hoor wel eens dat ze zeggen: “Wij zijn allemaal Jezus.”
Leraar: Waarom denk je dat ze dat zeggen?
Vraag: Ik veronderstel dat het komt omdat de Cursus leert dat er één Zoon is, dus gaan ze ervan uit dat wat de één heeft gedaan, allen hebben gedaan.
Leraar: Ja, het idee van een-zijn is voor velen verwarrend, vooral als ze al hele leven zien als één zonder delen, zoals we eerder hebben besproken.
Leerling: Eenheid is inderdaad veel logischer en in harmonie met de Cursus als je het ziet als vele delen die verenigd zijn als één.
Leraar: Als een student het vreemde idee van een-zijn accepteert, zodat iedereen kan beweren Jezus te zijn, dan zou je ook moeten zeggen dat hij ook Hitler is.
Leerling: Ja, hoor niemand die dat beweren.
Leraar: Er zijn veel uitspraken van de Stem in de Cursus die ons vertellen dat, hoewel we allemaal één zijn met God, we individuele levens zijn en dat wat Jezus heeft bereikt anders is dan wat studenten van de Cursus hebben bereikt. Lees deze tekst:
Leerling: “Ik overbrug de afstand als een oudere broer naar jou aan de ene kant, en als een Zoon van God aan de andere kant. Mijn toewijding aan mijn broeders heeft mij de leiding gegeven over het Zoonschap, dat ik volledig maak omdat ik het deel. Dit lijkt misschien in tegenspraak met de uitspraak “Ik en mijn Vader zijn één”, maar de uitspraak bestaat uit twee delen in de erkenning dat de Vader groter is. T-1. II.4
Leraar: Hoe noemt Jezus zichzelf hier?
Leerling: Onze oudere broer.
Leraar: Kun je een oudere broer voor jezelf zijn?
Vraag: Dat zou net zo moeilijk zijn als onszelf scheppen, waarvan de Cursus ons vertelt dat we dat niet kunnen.
Leraar: Goed punt. En van wie wordt gezegd de leiding over het Zoonschap te hebben, van jou of van Jezus.
Leerling: Van Jezus
Leraar: En waar komen wij in beeld?
Leerling: Er staat dat Jezus het zoonschap met ons deelt.
Leraar: Dus, is het logisch dat we in plaats van Jezus te zijn, één zijn, of verenigd zijn met onze oudere broer door het gedeelde zoonschap te aanvaarden?
Student: Lijkt me vanzelfsprekend.
Leraar: Er zijn veel passages die ons vertellen dat Jezus een individu is, onderscheiden van onszelf. Hier is er nog een.
Leerling: “Er is niets aan mij dat je niet kunt bereiken. Ik heb niets dat niet van God komt. Het verschil tussen ons nu is dat ik niets anders heb. Dit plaatst me in een staat die alleen potentieel in jou is. T-1. II.3
Leraar: Dus, wat is het verschil tussen studenten van de Cursus en Jezus?
Leerling: Jezus heeft niets anders dan wat van God komt. Ik veronderstel dat wij in plaats daarvan op het ego vertrouwen.
Leraar: En wat is de belofte aan ons?
Leerling: We kunnen dezelfde dingen bereiken die hij deed.
Leraar: Hier is nog een passage om te lezen die aanmoediging in die richting geeft:
Leerling: “Ik heb je bevolen je te gedragen zoals ik me gedroeg, maar we moeten op dezelfde Geest reageren om dit te doen. Deze Geest is de Heilige Geest, Wiens Wil altijd voor God is. Hij leert je hoe je mij als model voor je denken kunt houden en je als gevolg daarvan als mij kunt gedragen.” T-5. II.12
Leraar: Hoe moet de student Jezus dan zien – als zichzelf of als iets anders?
Leerling: Het zegt dat we hem moeten zien als een model van waaruit we ons gedrag kunnen modelleren.
Leraar: Ik veronderstel dat het verleidelijk kan zijn om de werken van Jezus te kunnen claimen zonder moeite te doen om zijn status te bereiken, maar het is duidelijk dat er stappen zijn die ieder van ons moet nemen om te kunnen doen wat hij deed.
Student: Je zou denken dat dat voor de hand ligt. Er is nog een ander punt dat sommige studenten naar voren brengen. Sommigen zeggen dat de Jezus in de Cursus niet de historische Jezus uit het Nieuwe Testament is.
Leraar: En waarom zeggen ze dat?
Leerling: Sommigen hebben een atheïstische of agnostische achtergrond en hebben het verhaal van zijn leven nooit geaccepteerd. Anderen geloven dat de identificatie slechts symbolisch is.
Leraar: Als iemand twijfelt aan de perfectie van het Cursusscript, dan is het logisch om te twijfelen of de Stem Jezus is of niet. Maar als men accepteert dat de Cursus een goddelijke openbaring is zonder grote fouten, dan zou men moeten accepteren dat de Stem die van de historische Jezus is.
Student: Kan dat uit de Cursus worden bewezen?
Leraar: Het bewijs is behoorlijk solide, want de Stem identificeerde zich talloze keren specifiek met de Jezus van de geschiedenis. Hier verifieert hij de ervaring in de tuin, zijn kruisiging en zijn relatie met de apostelen:
“Mijn broers sliepen tijdens de zogenaamde ‘doodsstrijd in de tuin’, maar ik kon niet boos op hen zijn omdat ik wist dat ik niet in de steek gelaten kon worden.” T-6. I.7
“De apostelen begrepen het vaak verkeerd (de kruisiging), en om dezelfde reden dat iedereen het verkeerd begrijpt. Hun eigen onvolmaakte liefde maakte hen kwetsbaar voor projectie, en uit hun eigen angst spraken zij over de “toorn van God” als Zijn vergeldingswapen. T-6. I.14
‘Als je de leringen van de apostelen leest, bedenk dan dat ik ze zelf heb gezegd dat ze later veel zouden begrijpen, omdat ze op dat moment nog niet helemaal klaar waren om mij te volgen. Ik wil niet dat je enige angst toestaat in het denksysteem waar ik je naartoe leid.” T-6. I.16
En hier identificeerde hij zich specifiek met “Christus Jezus”.
“De Bijbel zegt: ‘Moge de gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was’, en gebruikt dit als een zegen. Het is de zegen van wonderbereidheid. Het vraagt dat u denkt zoals ik dacht, en u met mij verenigt in het Christusdenken.” T-5. I.3
Student: Dat is behoorlijk sterk bewijs. Noemde hij Judas niet specifiek?
Leraar: Ja, hier is het:
“Judas was mijn broer en een Zoon van God, evenzeer een deel van het Zoonschap als ikzelf. Was het waarschijnlijk dat ik hem zou veroordelen als ik klaar was om aan te tonen dat veroordeling onmogelijk is?” T-6. I.14-15
Leerling: Dat klinkt als de entiteit die Jezus is die zich herinnert wat er is gebeurd.
Leraar: Lees nu dit, want hij is nog specifieker:
Leerling: “Mijn lichaam verdween omdat ik er geen illusies over had. De laatste was weg. Het werd in het graf gelegd, maar er was niets meer om te begraven. Het viel niet uiteen omdat het onwerkelijke niet kan sterven. Het werd gewoon wat het altijd was. En dat is wat “de steen wegrollen” betekent. Het lichaam verdwijnt en verbergt niet langer wat daarachter ligt. Het houdt alleen op het zicht te verstoren. De steen wegrollen is verder kijken dan het graf, voorbij de dood, en de nietsheid van het lichaam begrijpen. Wat onder niets wordt verstaan, moet verdwijnen.
“Ik nam daarna een menselijke vorm aan met menselijke eigenschappen, om te spreken tot degenen die de waardeloosheid van het lichaam aan de wereld moesten bewijzen. Dit is vaak verkeerd begrepen. Ik kwam hen vertellen dat de dood een illusie is, en dat de geest die het lichaam heeft gemaakt een andere kan maken, omdat de vorm zelf een onzin is. Ze begrepen het niet. Maar nu spreek ik tot jullie en geef ik jullie dezelfde boodschap. De dood van een illusie betekent niets. Het verdwijnt wanneer je wakker wordt en besluit niet meer te dromen. En je hebt nog steeds de macht om deze beslissing te nemen zoals ik deed.” Uit “Special Messages”, door Jezus… Aanvullend materiaal via Helen Schuchman. Ook geciteerd in Absence From Felicity van Ken Wapnick
Wauw! Dat is vrij specifiek
Leraar: Maar misschien is de genadeslag wel de genadeslag de vele citaten die de Stem van ACIM gebruikt en die worden toegeschreven aan de historische Jezus van het Nieuwe Testament. De Stem geeft vaak aan dat hij zichzelf citeert. Ik heb een lijst samengesteld. Ga je gang en lees ze maar.
‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’
“Ik en mijn Vader zijn één,”
“Hemel en aarde zullen voorbijgaan”
‘Leid ons niet in verzoeking’
“Behalve als gij wordt als kleine kinderen”
“De zachtmoedigen zullen de aarde beërven.”
“Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”
“Doe dit tot mijn gedachtenis”
“Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien”
“Voordat Abraham was, ben ik.”
“Velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren” zou moeten zijn: “Allen zijn geroepen, maar weinigen kiezen ervoor om te luisteren.”
“Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt,”
‘Zoek eerst het Koninkrijk der hemelen’
‘Het Koninkrijk der hemelen is in u’
“Zoekt en gij zult vinden”
“De andere wang toekeren.”
“Van U is het Koninkrijk,”
“Ik ben gekomen als een licht in de wereld,”
“Ik ben altijd bij je,”
Toen ik zei: ‘Mijn vrede geef Ik u’, meende ik dat.
“Wie is mijn vader?”
Dat is wat ik bedoelde toen ik zei: “Zalig zijt gij die niet hebt gezien en nog steeds gelooft.”
“Zoekt en gij zult vinden,”
Ik zei eerder: “Aan hun vruchten zult gij hen kennen, en zij zullen zichzelf kennen.”
“Uw wil geschiede,”
“Laat me niet in verzoeking komen.”
“Dit is mijn geliefde Zoon
“Uit Mijzelf kan ik niets doen” is alle macht verwerven
“Bidden voor je vijanden.”
Wauw. Dat is nogal een lijst. Het is duidelijk dat de Stem zich identificeert met de Jezus van het Nieuwe Testament.
Leraar: Zoals ik al zei. Als men twijfelt aan de volmaaktheid van de Cursus, dan kan men het recht hebben om te overwegen dat de Stem slechts symbolisch kan zijn, maar als men het accepteert als een echte Goddelijke openbaring, dan moet men concluderen dat de Stem de historische Jezus is, of op zijn minst beweert dat te zijn.





