Is de Jezus uit de cursus dezelfde als degene uit het Nieuwe Testament?

Cursus-studenten kunnen op verschillende manieren denken over Jezus. Ken Wapnick, een cursus-leraar van het eerste uur, is in de loop van zijn leven in steeds abstractere termen gaan spreken over de auteur van Een Cursus in Wonderen. “Jezus” zou een symbool zijn in het denken van Helen Shucman waaraan zij de tekst die ze ontving toedichtte.

In het Handboek voor Leraren is een hoofdstuk gewijd aan Jezus-Christus. Hierin wordt de wonderlijke heilige relatie beschreven die wij tot hem hebben (en in wezen ook met elkaar). Deze intieme verbondenheid komt ook uitgebreid aan de orde in Een Cursus van Liefde. Maar een heilige relatie en intieme verbondenheid maken Jezus nog niet tot een door ons bedacht symbool.

De manier waarop wij kijken naar Jezus heeft praktische consequenties. Als we hem zien als oudere broer, zoals ECIW hem beschrijft, dan kunnen we de bereidheid opbrengen om ons door hem te laten leiden, of door de Heilige Geest. Maar als we Jezus (en de Heilige Geest) zien als een door ons bedacht, voorlopig en kinderlijk symbool, dan is die bereidheid er niet of minder.

Ik meen dat Jezus in ECIW precies de bewoordingen gebruikt die het meest behulpzaam zijn voor ons. In deze opvatting sta ik niet alleen. Robert Perry van de Circle of Atonement en Joseph Dewey blijven in hun visie op ECIW ook graag zo dicht mogelijk bij de (oer-)tekst van de cursus. Laatstgenoemde schreef het boek “The mysteries of ACIM” dat op freeread.com in het Engels te lezen is. Het leuke van Dewey is dat hij zeer cursus-getrouw controversiële onderwerpen recht voor zijn raap beschrijft. Herhaaldelijk ageert hij tegen hyperabstracte interpretaties van de cursus door leraren en studenten die nauwelijks meer met beide benen op de grond staan. Verfrissend om te lezen.

In het laatste deel van zijn boek kiest Dewey de vorm van een dialoog tussen een cursus-getrouwe leraar en een leerling die verwart is geraakt door hyperabstracte uitspraken als: “Er zijn geen Zonen maar slechts één Zoon, We moeten wereld en lichaam zo snel mogelijk ontkennen want ze zijn illusoir, Er zijn geen stadia in bewustzijnsontwikkeling enzovoort”. Hieronder vertaal ik zo’n tweegesprek over Jezus. Veel leesplezier!

Hartegroet,

Simon Schoonderwoerd

<PS: de cursuscitaten heb ik ook door de computer laten vertalen. Voor de officiële vertaling verwijs ik graag via de referenties naar de gepubliceerde Nederlandse editie>

De historische Jezus

Vraag: Ik ben een paar rare overtuigingen van studenten tegengekomen over Jezus, van wie wordt gezegd dat hij de auteur is van Een cursus in wonderen.

Leraar: Waarom ben ik niet verrast? Oké, ik kan vrijwel raden wat ze zijn, maar laat maar eens horen.

Leerling: De Stem in ACIM identificeert zichzelf duidelijk als de historische Jezus, maar veel studenten verwerpen dit. Ik hoor wel eens dat ze zeggen: “Wij zijn allemaal Jezus.”

Leraar: Waarom denk je dat ze dat zeggen?

Vraag: Ik veronderstel dat het komt omdat de Cursus leert dat er één Zoon is, dus gaan ze ervan uit dat wat de één heeft gedaan, allen hebben gedaan.

Leraar: Ja, het idee van een-zijn is voor velen verwarrend, vooral als ze al hele leven zien als één zonder delen, zoals we eerder hebben besproken.

Leerling: Eenheid is inderdaad veel logischer en in harmonie met de Cursus als je het ziet als vele delen die verenigd zijn als één.

Leraar: Als een student het vreemde idee van een-zijn accepteert, zodat iedereen kan beweren Jezus te zijn, dan zou je ook moeten zeggen dat hij ook Hitler is.

Leerling: Ja, hoor niemand die dat beweren.

Leraar: Er zijn veel uitspraken van de Stem in de Cursus die ons vertellen dat, hoewel we allemaal één zijn met God, we individuele levens zijn en dat wat Jezus heeft bereikt anders is dan wat studenten van de Cursus hebben bereikt. Lees deze tekst:

Leerling: “Ik overbrug de afstand als een oudere broer naar jou aan de ene kant, en als een Zoon van God aan de andere kant. Mijn toewijding aan mijn broeders heeft mij de leiding gegeven over het Zoonschap, dat ik volledig maak omdat ik het deel. Dit lijkt misschien in tegenspraak met de uitspraak “Ik en mijn Vader zijn één”, maar de uitspraak bestaat uit twee delen in de erkenning dat de Vader groter is. T-1. II.4

Leraar: Hoe noemt Jezus zichzelf hier?

Leerling: Onze oudere broer.

Leraar: Kun je een oudere broer voor jezelf zijn?

Vraag: Dat zou net zo moeilijk zijn als onszelf scheppen, waarvan de Cursus ons vertelt dat we dat niet kunnen.

Leraar: Goed punt. En van wie wordt gezegd de leiding  over het Zoonschap te hebben, van jou of van Jezus.

Leerling: Van Jezus

Leraar: En waar komen wij in beeld?

Leerling: Er staat dat Jezus het zoonschap met ons deelt.

Leraar: Dus, is het logisch dat we in plaats van Jezus te zijn, één zijn, of verenigd zijn met onze oudere broer door het gedeelde zoonschap te aanvaarden?

Student: Lijkt me vanzelfsprekend.

Leraar: Er zijn veel passages die ons vertellen dat Jezus een  individu is, onderscheiden van onszelf. Hier is er nog een.

Leerling: “Er is niets aan mij dat je niet kunt bereiken. Ik heb niets dat niet van God komt. Het verschil tussen ons nu is dat ik niets anders heb. Dit plaatst me  in een staat die alleen potentieel in jou is. T-1. II.3

Leraar: Dus, wat is het verschil tussen studenten van de Cursus en Jezus?

Leerling: Jezus heeft niets anders dan wat van God komt. Ik veronderstel dat wij in plaats daarvan op het ego vertrouwen.

Leraar: En wat is de belofte aan ons?

Leerling: We kunnen dezelfde dingen bereiken die hij deed.

Leraar: Hier is nog een passage om te lezen die aanmoediging in die richting geeft:

Leerling: “Ik heb je bevolen je te gedragen zoals ik me gedroeg, maar we moeten op dezelfde Geest reageren om dit te doen. Deze Geest is de Heilige Geest, Wiens Wil altijd voor God is. Hij leert je hoe je mij als model voor je denken kunt houden en je als gevolg daarvan als mij kunt gedragen.” T-5. II.12

Leraar: Hoe moet de student Jezus dan zien – als zichzelf of als iets anders?

Leerling: Het zegt dat we hem moeten zien als een model van waaruit we ons gedrag kunnen modelleren.

Leraar: Ik veronderstel dat het verleidelijk kan zijn om de werken van Jezus te kunnen claimen zonder moeite te doen om zijn status te bereiken, maar het is duidelijk dat er stappen zijn die ieder van ons moet nemen om te kunnen doen wat hij deed.

Student: Je zou denken dat dat voor de hand ligt. Er is nog een ander punt dat sommige studenten naar voren brengen. Sommigen zeggen dat de Jezus in de Cursus niet de historische Jezus uit het Nieuwe Testament is.

Leraar: En waarom zeggen ze dat?

Leerling: Sommigen hebben een atheïstische of agnostische achtergrond en hebben het verhaal van zijn leven nooit geaccepteerd. Anderen geloven dat de identificatie slechts symbolisch is.

Leraar: Als iemand twijfelt aan de perfectie van het Cursusscript, dan is het logisch om te twijfelen of de Stem Jezus is of niet. Maar als men accepteert dat de Cursus een goddelijke openbaring is zonder grote fouten, dan zou men moeten accepteren dat de Stem die van de historische Jezus is.

Student: Kan dat uit de Cursus worden bewezen?

Leraar: Het bewijs is behoorlijk solide, want de Stem identificeerde zich talloze keren specifiek met de Jezus van de geschiedenis. Hier verifieert hij de ervaring in de tuin, zijn kruisiging en zijn relatie met de apostelen:

“Mijn broers sliepen tijdens de zogenaamde ‘doodsstrijd in de tuin’, maar ik kon niet boos op hen zijn omdat ik wist dat ik niet in de steek gelaten kon worden.” T-6. I.7

“De apostelen begrepen het vaak verkeerd (de kruisiging), en om dezelfde reden dat iedereen het verkeerd begrijpt. Hun eigen onvolmaakte liefde maakte hen kwetsbaar voor projectie, en uit hun eigen angst spraken zij over de “toorn van God” als Zijn vergeldingswapen. T-6. I.14

‘Als je de leringen van de apostelen leest, bedenk dan dat ik ze zelf heb gezegd dat ze later veel zouden begrijpen, omdat ze op dat moment nog niet helemaal klaar waren om mij te volgen. Ik wil niet dat je enige angst toestaat in het denksysteem waar ik je naartoe leid.” T-6. I.16

En hier identificeerde hij zich specifiek met “Christus Jezus”.

“De Bijbel zegt: ‘Moge de gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was’, en gebruikt dit als een zegen. Het is de zegen van wonderbereidheid. Het vraagt dat u denkt zoals ik dacht, en u met mij verenigt in het Christusdenken.” T-5. I.3

Student: Dat is behoorlijk sterk bewijs. Noemde hij Judas niet specifiek?

Leraar: Ja, hier is het:

“Judas was mijn broer en een Zoon van God, evenzeer een deel van het Zoonschap als ikzelf. Was het waarschijnlijk dat ik hem zou veroordelen als ik klaar was om aan te tonen dat veroordeling onmogelijk is?” T-6. I.14-15

Leerling: Dat klinkt als de entiteit die Jezus is die zich herinnert wat er is gebeurd.

Leraar: Lees nu dit, want hij is nog specifieker:

Leerling: “Mijn lichaam verdween omdat ik er geen illusies over had. De laatste was weg. Het werd in het graf gelegd, maar er was niets meer om te begraven. Het viel niet uiteen omdat het onwerkelijke niet kan sterven. Het werd gewoon wat het altijd was. En dat is wat “de steen wegrollen” betekent. Het lichaam verdwijnt en verbergt niet langer wat daarachter ligt. Het houdt alleen op het zicht te verstoren. De steen wegrollen is verder kijken dan het graf, voorbij de dood, en de nietsheid van het lichaam begrijpen. Wat onder niets wordt verstaan, moet verdwijnen.

“Ik nam daarna een menselijke vorm aan met menselijke eigenschappen, om te spreken tot degenen die de waardeloosheid van het lichaam aan de wereld moesten bewijzen. Dit is vaak verkeerd begrepen. Ik kwam hen vertellen dat de dood een illusie is, en dat de geest die het lichaam heeft gemaakt een andere kan maken, omdat de vorm zelf een onzin is. Ze begrepen het niet. Maar nu spreek ik tot jullie en geef ik jullie dezelfde boodschap. De dood van een illusie betekent niets. Het verdwijnt wanneer je wakker wordt en besluit niet meer te dromen. En je hebt nog steeds de macht om deze beslissing te nemen zoals ik deed.” Uit “Special Messages”, door Jezus… Aanvullend materiaal via Helen Schuchman. Ook geciteerd in Absence From Felicity van Ken Wapnick

Wauw! Dat is vrij specifiek

Leraar: Maar misschien is de genadeslag wel de genadeslag de vele citaten die de Stem van ACIM gebruikt en die worden toegeschreven aan de historische Jezus van het Nieuwe Testament. De Stem geeft vaak aan dat hij zichzelf citeert. Ik heb een lijst samengesteld. Ga je gang en lees ze maar.

 ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’

“Ik en mijn Vader zijn één,”

“Hemel en aarde zullen voorbijgaan”

‘Leid ons niet in verzoeking’

“Behalve als gij wordt als kleine kinderen”

“De zachtmoedigen zullen de aarde beërven.”

“Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”

“Doe dit tot mijn gedachtenis”

“Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien”

“Voordat Abraham was, ben ik.”

“Velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren” zou moeten zijn: “Allen zijn geroepen, maar weinigen kiezen ervoor om te luisteren.”

“Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt,”

‘Zoek eerst het Koninkrijk der hemelen’

‘Het Koninkrijk der hemelen is in u’

“Zoekt en gij zult vinden”

“De andere wang toekeren.”

“Van U is het Koninkrijk,”

“Ik ben gekomen als een licht in de wereld,”

“Ik ben altijd bij je,”

Toen ik zei: ‘Mijn vrede geef Ik u’, meende ik dat.

“Wie is mijn vader?”

Dat is wat ik bedoelde toen ik zei: “Zalig zijt gij die niet hebt gezien en nog steeds gelooft.”

“Zoekt en gij zult vinden,”

Ik zei eerder: “Aan hun vruchten zult gij hen kennen, en zij zullen zichzelf kennen.”

“Uw wil geschiede,”

“Laat me niet in verzoeking komen.”

“Dit is mijn geliefde Zoon

“Uit Mijzelf kan ik niets doen” is alle macht verwerven

“Bidden voor je vijanden.”

Wauw. Dat is nogal een lijst. Het is duidelijk dat de Stem zich identificeert met de Jezus van het Nieuwe Testament.

Leraar: Zoals ik al zei. Als men twijfelt aan de volmaaktheid van de Cursus, dan kan men het recht hebben om te overwegen dat de Stem slechts symbolisch kan zijn, maar als men het accepteert als een echte Goddelijke openbaring, dan moet men concluderen dat de Stem de historische Jezus is, of op zijn minst beweert dat te zijn.

Overgave en devotie.

Naar aanleiding van mijn blog “Jezus’ weg van kennis en overgave” vroegen lezers me om iets meer over mijn ervaring met overgave en devotie te schrijven. Dat doe ik graag en ik wil dit proberen enigszins in “metafysisch verband” te plaatsen waarbij ik zo kort mogelijk door de bocht zal proberen te gaan.

Een Cursus in Wonderen (ECIW) leert ons dat we als Kinderen van God vanuit de mysterieuze eenheid met onze Vader op eigen beentjes wilden staan. In Een Cursus van Liefde (ECvL) legt Jezus uit dat dit verlangen op zichzelf niet het probleem was maar wel dat we zo ver gingen dat we ons besef van innige verbondenheid met onze Vader (en met elkaar) vergaten. Liefde stroomde niet langer vrijelijk en we voelden ons afgescheiden, alleen, angstig en niet meer veilig in de stroom van liefde die onze Bron en Basis vormt.

Hoe kunnen we ons weer gaan herinneren wie we zijn? In ECIW corrigeert Jezus onze opvattingen. Hij nodigt ons uit om ons geloof in afgescheidenheid op te geven (=vergeving, stoppen met veroordelen). Als we deze uitnodiging ontvangen dan willen we dat gaan proberen en gaan we ons best doen met als doel om weer de oorspronkelijke innerlijke vrede te gaan ervaren. Deze intentie en bereidwilligheid valt te prijzen maar kan ook de illusie versterken dat er echt een afgescheiden zelf bestaat dat echt iets moet doen omdat het echt los zou zijn komen te staan van de Bron. Kortgezegd geloven we: “ik moet iets doen om een fijne toestand te bereiken”.

Het vergt enig uitzoomen om op te merken wat dit streven naar eigen succes vanbinnen met je doet. Het maakt je niet zozeer schuldig maar wel ik-gericht. Probeer maar eens eerlijk op te merken dat je je eigen geluk toch wel wat los ziet van het geluk van de andere 8 miljard bewoners op aarde. Zo in de spiegel kijken is niet prettig want je zult constateren dat je veel ik-gerichter bent dan je had gedacht. Christenen kennen deze valkuil en spreken over onze neiging tot zelfverlossing, over het plaatsen van het ego op de troon, over de oerzonde en over het willen innemen van de positie van God.

Nu wordt de valkuil van de absolute eenheidstheorie die ik gisteren noemde duidelijk. Een aanhanger hiervan redeneert ongeveer langs de volgende lijnen: IK moet mijn perceptie corrigeren, alles is MIJN projectie, in feite ben IK God (want alles is één), er zijn geen anderen, Jezus en de Heilige Geest zijn MIJN projecties (symbolen) en als IK mijn doel behaal zal de wereld verdwijnen en zal IK in absolute eenheid weer helemaal gelukkig zijn. Als je leert uit te zoomen en eerlijk te kijken dan krijg je oog voor de listigheid van het ego dat alleen maar bezig is om langs deze lijnen totaal ik-gericht te worden.

In ECIW spreekt Jezus over het autoriteitsprobleem: wij hebben ons Zelf niet gemaakt (wij zijn niet God) maar we zijn Kinderen van de Vader (Goddelijk). Onze Vader verdient “awe”. Dit “awe” is lastig te vertalen en bij het woord “devotie” word je snel op het verkeerde been gezet. Want hoewel je niet God bent, is God ook niet een oude man met een grote baard die los van je staat en onze lofprijzing nodig zou hebben. Die misvatting zag ik in de Baptistengemeente. Maar hoewel God niet onze lofprijzing nodig heeft is het voor ons opgeblazen ik-gevoel gezond om Hem te prijzen en zo uiting te geven aan onze “awe”, onze bewondering, ons besef Zijn Kind te zijn, afhankelijk van Hem en geborgen in Zijn armen. In ECIW staat bidden en lofprijzing 2.0 beschreven in het supplement “Het lied van het gebed”.

In ECIW waarschuwt Jezus ons tegen pogingen om zelf te druk aan de slag te willen gaan en zegt ons dat we niets hoeven te doen. Christenen spreken van onverdiende genade. Jezus biedt ons als oudere broeder zijn hulp aan. Hij heeft een perfect menselijk leven geleefd waarbij hij de macht van stromende liefde heeft gedemonstreerd. De clou van zijn weg is niet ik-gerichtheid maar afstemming op de Vader waardoor Zijn liefde handen en voeten kon krijgen in de dienstbaarheid naar de medemens. In ECIW zegt hij dat we wonderwerkers moeten worden en dit is synoniem aan “doorgeefluiken van liefde”. Dit kunnen we dus niet vanuit onszelf opbrengen maar daartoe moeten we ons alleen uitstrekken naar God (de Heilige Geest of Jezus) en bereid te zijn onze doorgeefluik-functie te vervullen. Dit vergt vertrouwen en zoiets als bescheidenheid.

In ECvL benadrukt Jezus dat wij geen relatie hebben met God en met elkaar maar dat we deze relatie zijn. Dit is voor ons, ik-gerichte mensen, nauwelijks te bevatten. De herinnering aan deze waarheid kan tot leven komen als we ons in het volste vertrouwen en in complete verwondering en dankbaarheid overgeven aan die Liefde. Dichterbij onze ware Identiteit kunnen we niet komen. De correctie van ons denken over afgescheidenheid is een prima opmaat maar laten we ons niet verbeelden dat we “op eigen houtje”, zoals ECvL het vaak omschrijft, ons deze Liefde kunnen herinneren.

Bij de Baptisten ben ik als volwassene gedoopt. Voordat ik in volledige overgave koppie onder ging in het doopbassin werd mij de vraag gesteld: “Heb je de Here Jezus Christus leren kennen als je persoonlijke verlosser en Heer?”. Weet je waar mijn hele “inspanning” uit bestond? Door volmondig en vanuit mijn gehele hart “JA” te antwoorden. Als ik nu terugkijk op de 32 jaar die sindsdien verstreken zijn dan zie ik dat mijn broeder Jezus me nooit heeft losgelaten. Daarvoor ben ik hem, de Vader en de Heilige Geest dankbaar.

Jezus’ weg van kennis en overgave.

Toen ik ongeveer zestien jaar oud was, raakte ik gefascineerd door spirituele verlichting. Met name de boeken van Krishnamurti spraken mij aan. Het leek me geweldig om in een staat van conflictloze vrede te kunnen leven. Jarenlang worstelde ik met de paradox van verlichting: als je er sterk naar verlangt, wijs je de huidige situatie af, en dat is precies het conflict dat je van de felbegeerde vrede weghoudt. Het is ook nogal vreemd. Er is een gevoel van een ‘ik’, een zelf, en vanuit de onvrede van dit zelf ontstaat een verlangen naar een soort zelfloosheid. Degene die zo naar innerlijke vrede streeft, is als iemand die zichzelf aan de haren uit drijfzand probeert te trekken. Het schijnt zo te zijn dat een diep besef van de onmogelijkheid van zelfverlossing voor een doorbraak kan zorgen waardoor ‘iemand’ verlicht raakt. Ik schrijf ‘iemand’ tussen aanhalingstekens omdat verlichting juist het doorzien van de illusie van individuatie zou betekenen. Dit leidt tot het besef dat er geen afgescheiden ‘iemand’ bestaat. Je kunt je afvragen wie dat besef dan heeft, en het standaardantwoord is: ‘bewustzijn zelf’. Deze weg, waarbij het denken het als het ware opgeeft door alle gevonden beperkte antwoorden te verwerpen, wordt de weg van kennis genoemd.

Misschien was het dat besef, het besef dat ik het niet zelf voor elkaar kon krijgen, dat me uiteindelijk naar de kerk dreef. In een Baptisten-gemeente ervoer ik de kracht van overgave en devotie. Het accepteren van Jezus als verlosser en Heer bood de mogelijkheid om me af te stemmen op een kracht die niet van mijn kleine zelf was. Ik zag dat als een geleid worden door de Heilige Geest of door Jezus; overgave en devotie spelen hierbij een hoofdrol. Liefde vormt de basis en is een drijvende kracht. De liefde voor Jezus en het vertrouwen in hem en in de leiding door de Heilige Geest bieden de ervaring van geleid te worden, waarbij je merkt dat je innerlijk verandert.

In Een Cursus in Wonderen komen deze twee wegen samen. Toch zijn veel studenten vooral gericht op dat kennis-aspect. Er wordt hierbij veel aandacht besteed aan het ontkennen van vermeende grenzen tussen jezelf en anderen, of tussen jezelf en de wereld. Men stelt dan dat de correctie van je perceptie vanzelf zal leiden tot het tevoorschijn komen van liefde. Liefde is hierbij een bijproduct van inzicht. Hierdoor wordt ECIW gereduceerd tot een weg van kennis, een training van het denken. Uiteindelijk zal deze weg wel werken, maar in mijn beleving doe je jezelf tekort met deze eenzijdige focus op het denken. Ik heb hier veel over geschreven, vooral over de overmatige aandacht voor het aspect eenheid. Ik noemde dit een ‘hyper abstracte eenheidstheorie’.

Die eenzijdige benadering van ECIW spreekt mensen uit de non-duale hoek aan en zou voor mij vijftig jaar geleden, in mijn Krishnamurti-periode, ook voldoende zijn geweest. Maar nu zou ik de weg van overgave en devotie, waarmee ik kennismaakte in de Baptisten-periode, niet meer willen missen. Daarom vind ik het pijnlijk als sommige leraren ECIW losweken van de Bijbel en er een weg van kennis van maken. Als je onze Vader, Jezus en de Heilige Geest laat oplossen in een vormloze eenheid en ze slechts als symbolisch beschouwt, dan word je weer op jezelf teruggeworpen en ontstaat de machteloze ik-gerichtheid die ik zo goed ken van vroeger. Wie zal zich in liefde toevertrouwen aan de leiding van een symbool dat hij zelf bedacht heeft? Jezus zegt in ECIW het volgende: ‘Als een denkgeest zonder liefde waarneemt, ziet hij een lege huls en is hij zich niet van de geest vanbinnen bewust’ (Txt 1, IV, 2).

Het is niet voor niets dat Jezus zo’n dertig jaar na het doorgeven van Een Cursus in Wonderen ons ook Een Cursus van Liefde (ECvL) gaf. Hij vraagt ons hierin niet om te stoppen met nadenken en het vergeven van denkbeeldige afscheidingen, maar hij moedigt ons aan om relaties met hem en met elkaar aan te gaan vanuit de stilte van ons hart, vanuit liefde. Ik ervaar ECvL als een benadrukking van dat deel van de boodschap van ECIW waar we meer aandacht aan moeten besteden. Via ECvL kwam ik tot een herwaardering van zowel de weg van kennis als de weg van devotie, en daarmee tot een herwaardering, een ‘her-bewondering’ van ECIW en van de wijsheid en liefde van Jezus. Het is niet of-of, maar en-en: hoofd en hart, mannelijk en vrouwelijk, kennis en devotie, eenheid en schepping.

Het kan fijn zijn om je tijdelijk te verdiepen in één aspect van de weg van Jezus, bijvoorbeeld in het non-duale aspect van zijn boodschap. Ik geniet ook van de helderheid van sommige leraren uit de non-duale hoek. Maar de boodschap van Jezus is te rijk om te reduceren tot een abstracte eenheidstheologie. Die overdadigheid straalt je tegemoet als je ECIW leest, bij voorkeur in de complete editie, en andere door hem gegeven geschriften. En wat nog belangrijker is: de waarheid en effectiviteit van zijn boodschap zijn direct ervaarbaar door zijn weg te volgen; de weg van waarheid en liefde.

Op naar de absolute eenheid?

Er wordt in cursuskringen vaak met enige slordigheid gedacht over het thema “eenheid.” Veel studenten en zelfs gerenommeerde leraren van Een Cursus in Wonderen (ECIW) plaatsen de cursus zonder terughoudendheid in de categorie van non-duale filosofieën. Interessant genoeg zijn het juist onbevooroordeelde beoefenaars van non-dualiteit die opmerken dat ECIW niet zomaar gelijkgesteld kan worden aan stromingen als Advaita Vedanta. De cursus spreekt immers over een God die Zonen schept, over de Heilige Geest en engelen als afzonderlijke entiteiten — concepten die moeilijk in een puur non-duaal kader passen.

Een veelgebruikte metafoor binnen non-dualiteit is die van de druppel water en de oceaan. De druppel gelooft dat zij een aparte entiteit is, maar zodra zij weer in de oceaan valt, verdwijnt deze illusie en wordt zij één met het geheel. Waar het vaak misgaat, is in het onvoldoende doorleven van deze metafoor. Het idee om ons minder afgescheiden te voelen van anderen spreekt velen aan, maar is verdwijnen in de oceaan werkelijk zo’n aantrekkelijk vooruitzicht?

Een ander punt van verwarring is het idee dat wij in wezen God zelf zijn, omdat alleen God — de oceaan — de ultieme realiteit vormt. In zuivere non-dualiteit is er geen plaats voor differentiatie of scheppingen; alles is één. ECIW leert dat we weliswaar goddelijk zijn maar maakt wel degelijk onderscheid tussen God en de Zonen, respectievelijk Schepper en schepselen. Goddelijk zijn betekent niet gelijk zijn aan God maar van goddelijke oorsprong zijn. Niet eventjes, als een tijdelijk rondzwevend druppeltje, maar eeuwig, als Kind van God.

Het einddoel en de illusie van zekerheid

Sommige non-duale leraren spreken met grote zekerheid over de bestemming van de spirituele reis, soms gekoppeld aan voorspellingen over wat ons na de dood te wachten staat. In een van zijn YouTube-video’s beschrijft Rupert Spira hoe de ervaringen van het individu ten goede komen aan het geheel, waarna er bij een volgende “lokalisatie van bewustzijn” iets van die opgedane ervaring op aarde zou kunnen terugkeren. Dit klinkt als een vorm van reïncarnatie zonder vastomlijnde ziel, maar hoe zeker kunnen we zijn dat deze interpretatie juist is?

Hoewel Spira ongetwijfeld een diep besef van verbondenheid uitstraalt, blijft het onzeker of hij — of iemand anders — werkelijk kan weten wat absolute eenheid inhoudt. Wat non-duale leraren vaak doen, is hun ervaring van verruimd bewustzijn en verbondenheid extrapoleren naar een hypothese van ultieme eenheid waarin elk spoor van individualiteit verdwijnt. Het blijft echter een veronderstelling.

Jeff Foster is een voorbeeld van iemand die ooit geloofde één te zijn met alles, totdat een ernstige ziekte hem met beide voeten op de grond zette. In recente video’s beschrijft hij de absolute eenheid als een concept — een theorie — en wijst hij erop dat zelfs de ogenschijnlijk meest verlichte goeroes in het dagelijks leven handelen vanuit een zelf-gericht perspectief. Achter de schermen blijken ze meer te lijken op ons, gewone stervelingen, dan we denken als we ze zulke mooie dingen over eenheid horen zeggen op het podium. Wellicht is hun bewustzijn iets verruimd maar zeker niet opgegaan in een soort grenzeloos universeel bewustzijn.

De non-duale interpretatie van Ken Wapnick

Binnen de context van Een Cursus in Wonderen heeft Ken Wapnick een centrale rol gespeeld in het verspreiden van de cursus en het benadrukken van de illusie van afscheiding. Zijn werk verdient respect, maar zijn neiging om de cursus in een non-duaal kader te plaatsen heeft ook geleid tot kritiek. Hij interpreteerde de meervoudige begrippen in de cursus — zoals Zonen, Jezus en de Heilige Geest — als symbolisch, bedoeld om ons naar een onversneden non-duale waarheid te leiden.

Deze benadering is aantrekkelijk voor spirituele zoekers die bekend zijn met Advaita Vedanta, maar laat Christelijke lezers vaak verward achter. Wapnick’s uitspraken als “er zijn geen anderen” en “hoed u voor weldoeners” zijn voor sommigen moeilijk te rijmen met de empathische boodschap van de cursus. Hoewel hij een belangrijk commentator blijft, is zijn interpretatie niet onomstreden. Gelukkig zijn er ook andere leraren, zoals Robert Perry en Joseph Dewey, die trouw blijven aan de letterlijke woorden van Jezus binnen de cursus.

Is geloof in absolute eenheid dan zo erg?

Het goede nieuws is dat, ondanks de interpretatieve verschillen en theoretische slordigheden, de Heilige Geest ons zelfs via niet-cursusgetrouwe visies kan leiden. Het ideaal van absolute eenheid wordt in de praktijk vaak simpelweg vertaald naar een streven naar meer verbondenheid met anderen en niet naar een streven naar zelfloosheid. Dit is in wezen positief, omdat het mensen motiveert om liefde en mededogen te beoefenen, zelfs als ze beweren dat anderen niet bestaan. De eenheidssoep wordt gelukkig niet zo heet gegeten als opgediend.

Non-duale filosofieën en Een Cursus in Wonderen hebben dus raakvlakken, maar ook belangrijke verschillen. Het is waardevol om beide te verkennen maar ik vind het een verschraling van de boodschap van Jezus als we ECIW in een non-duaal keurslijf proberen te persen. Meer informatie over dit onderwerp:

Is Een Cursus in Wonderen een non-duale visie?

De relatie tussen de leer van The Circle en de leer van Ken Wapnick

Een vergelijking van de twee visies

De verschillende edities van ECIW

Eén Zoon of vele Zonen?

<Vertaling van een paar bladzijden uit “The mystery of a course in miracles” van J.J.Dewey>

Een laatste probleem waarmee studenten worden geconfronteerd met betrekking tot het ontwaken is dit. Op sommige plaatsen spreekt de Cursus over God als iemand die slechts één Zoon heeft, en op andere plaatsen spreekt hij over Zonen of vele delen. Dit veroorzaakt een verdeeldheid over wat het uiteindelijke resultaat van ons ontwaken zal zijn.

Sommigen nemen het concept van de Ene Zoon zo letterlijk dat ze geloven dat ze zullen ontwaken om de Ene Zoon te zijn zonder delen. Anderen zien het als ontwaken met het besef verbonden te zijn met het Ene Leven terwijl het er nog steeds deel van uitmaakt, zoiets als een cel in het lichaam heeft een apart leven maar is ook een deel van het geheel.

Het bereiken van de juiste kijk hierop zou een no-brainer moeten zijn. Hoewel het waar is dat de Cursus 14 keer spreekt over God die “één Zoon” heeft, spreekt hij 54 keer over het hebben van Zonen (meervoud). Als we de tekst als geheel bekijken, is het duidelijk dat de Ene Zoon is samengesteld uit vele Zonen die een verenigd leven creëren. Dit hebben we in hoofdstuk vijf wat dieper behandeld.

Een van de beste referenties die dit illustreert is de Cursus die de gelijkenis van Jezus over de verloren zoon gebruikt. De ene zoon verliet zijn huis en de andere bleef achter. Dit komt overeen met de scheiding zoals hier genoemd door de Stem:

‘De verzoening begon eigenlijk al lang voor de kruisiging. Veel Zielen boden hun inspanningen aan ten behoeve van de Afgescheidenen, maar ze konden de kracht van de aanval niet weerstaan en moesten worden teruggebracht. Er kwamen ook engelen, maar hun bescherming was niet genoeg, omdat de Afgescheidenen niet geïnteresseerd waren in vrede.” UR T 2 B 43

Je hebt hier dus twee groepen – de “Afgescheidenen” die de droom binnengingen en de “Vele Zielen” die bij God bleven. Het is duidelijk dat het leven van de Ene Zoon bestaat uit vele delen die in staat zijn tot splitsing.

Deze verschillende interpretatie van eenheid veroorzaakt ook verwarring over wat er gebeurt als we ontwaken uit de droom. Degenen die neigen naar de interpretatie van alleen de Ene-Zoon, zien de droom als de droom van slechts één entiteit en niet als een gedeelde ervaring van vele delen. Ze zeggen dat als we ’s nachts dromen, we van veel verschillende personages kunnen dromen; Maar als we wakker worden, ontdekken we dat het slechts verzinsels van onze verbeelding zijn. Alleen die ene dromer is echt, zeggen ze. Ze geloven daarom dat wanneer ze ontwaken uit deze grotere droom, alle mensen op deze wereld zullen verdwijnen en er niet meer zullen zijn. Alleen de enige dromer zal overblijven.

Deze interpretatie heeft veel problemen. Ten eerste zijn er, zoals we eerder aangaven, tal van verschillen tussen een nachtdroom en onze droomwereld hier. Er zijn enkele ruwe overeenkomsten, maar exacte overeenkomsten werken niet.

De vraag die je aan zo’n gelovige moet stellen, is wie de ware dromer is – ik of jij? Als jij het bent, dan zal ik verdwijnen als je wakker wordt, en als ik het ben, ben jij degene die in de vergetelheid raakt.

Inderdaad, als er maar één is die de droom heeft en het komt overeen met een droom ’s nachts, dan zijn alle miljarden mensen op de planeet slechts verzinsels van je verbeelding en zouden ze verdwijnen bij het ontwaken.

Het probleem is dat dit in werkelijkheid niet is gebeurd. De eerste die we kennen die ontwaakt is, was Jezus met zijn opstanding. Dus, zijn na zijn ontwaken, al zijn geliefden, vrienden en mensen in zijn droom verdwenen, net als mensen in onze nachtelijke dromen?

Nee. Hij bezocht zijn apostelen en geliefden die er nog waren en nog niet helemaal wakker. Sterker nog, de hele wereld was er nog.

Zoals we eerder citeerden: “Toch moet een redder bij degenen blijven die hij onderwijst, zien wat zij zien, maar nog steeds in zijn geest de weg bewaren die hem naar buiten heeft geleid, en nu zal hij u met hem naar buiten leiden.” W-pI.rV.in.6

Dus ook al is Jezus wakker, hij heeft nog steeds de plicht om anderen te leren wat hij weet.

“Het is de taak van Gods dienaren om hun broeders te helpen kiezen zoals zij hebben gedaan. God heeft allen uitverkoren, maar weinigen zijn tot het besef gekomen dat Zijn Wil slechts hun eigen wil is. En terwijl je er niet in slaagt te onderwijzen wat je hebt geleerd, wacht de redding en houdt de duisternis de wereld in grimmige  gevangenschap.” W-pI.153.11

Deze passages en vele andere maken duidelijk dat we niet als enige dromen:

“Net als jij denkt je broer dat hij een droom is. Deel niet in zijn illusie van zichzelf, want jouw identiteit hangt af van zijn werkelijkheid. Beschouw hem liever als een geest waarin illusies nog steeds bestaan, … Jouw geest en de zijne zijn verenigd in broederschap.” T-28. IV.3

“Zij die speciaal zijn, zijn allen in slaap, omgeven door een wereld van lieflijkheid die ze niet zien.” T-24. III.7

Zoals eerder vermeld, gebeurt het ontwaken in twee fasen. Ten eerste ontwaken individuen en helpen ze dierbaren om te volgen. Dan zullen in de verre toekomst alle Zonen van God samen ontwaken.

Deze passage geeft het hele verhaal weer:

“Alles wat je gegeven is, is voor bevrijding; het zicht, de visie en de innerlijke Gids leiden je allemaal uit de hel met degenen die je liefhebt naast je, en het universum met hen.” T-31. VII.7

Degene die ontwaakt, probeert degenen van wie hij houdt te helpen, waardoor uiteindelijk een kettingreactie ontstaat die uiteindelijk het hele universum beïnvloedt.

Het is dit laatste ontwaken dat meer overeenkomt met de nachtdroom. We zullen allemaal het leven van de Ene Zoon delen, en wanneer de vele delen van de Ene Zoon volledig ontwaken, zal de hele droomwereld verdwijnen. Dat is het moment waarop de ware verdwijning van het universum zal plaatsvinden. Voor ons is de gebeurtenis op tijd nog ver weg, maar vanuit het zicht op de eeuwigheid zal er slechts een ogenblik voorbijgaan.

Piet en Jan.

Twee cursusstudenten, Piet en Jan, wandelen door een bergachtig gebied terwijl ze gezellig aan het kletsen zijn. Ze gaan zo op in hun gesprek dat ze de borden die waarschuwen voor een steile afgrond over het hoofd zien. Tegelijkertijd stappen ze de afgrond in, merken niks op terwijl ze naar beneden suizen, en praten gewoon geanimeerd verder:

Piet: “Mijn bloeddruk is de laatste tijd wat aan de hoge kant”.

Jan: “Volgens mij komt dit omdat jij je veel te druk maakt over van alles en nog wat”.

Piet: “Zowel mijn vader als moeder hadden een hoge bloeddruk dus ik denk dat het eerder erfelijk bepaald is”.

Jan: “Daar geloof ik niet zo in. Je bent niet het slachtoffer van de wereld die je ziet.”

Piet: “Nu doe je net alsof het mijn eigen schuld is dat ik lijd aan hoge bloeddruk”.

Jan: “Zo mag je het van mij opvatten. Ik weiger te geloven in noodlot. Mijn vader had ook een hoge bloeddruk maar door dagelijks te mediteren en me af te stemmen op liefde heb ik nergens last van.”

Piet: “Dus jij beweert dat ik mijn ellende zelf over me afroep?”

Jan: “Tja; dit kan hard klinken, maar ik doe constant vergevingsoefeningen, ervaar innerlijke vrede en ben kerngezond”.

Dit waren de laatste, wat zelf ingenomen, woorden van Jan voordat beiden met 200km/h onzacht in aanraking kwamen met de rotsachtige ondergrond.

Nu de metafysische variant:

Twee Zonen van God, Piet en Jan, verkeren in de tijdloze heerlijkheid van de hemel waar ze als Gedachten van de Vader veilig in Zijn armen verkeren, onsterfelijk en onkwetsbaar zijn tot in alle eeuwigheid. Zonder het te merken vergeten ze beiden te lachen om het nietige, dwaze idee dat het mogelijk is zich af te scheiden van deze geestelijke dimensie. Ze komen samen terecht in een fysieke droomwereld.

Piet ervaart ziekte in deze wereld en Jan heeft mazzel en voelt zich prima. Hij ziet Piet worstelen met zijn gezondheid en legt uit dat Piet zijn ziekte zelf projecteert omdat zijn denkgeest nog niet genezen is. Piet voelt zich schuldig en is wat jaloers op Jan. Wat ziet zijn vriend het toch allemaal scherp en wat is hij al spiritueel gevorderd! Piet probeert vervolgens middels vergevingsoefeningen zijn denkgeest te genezen zodat zijn lichaam weer gezond zal worden. Beiden zijn vergeten dat zowel het geloof in gezonde lichamen als het geloof in zieke lichamen onderdeel zijn van het nietige, dwaze idee waarom ze zijn vergeten te lachen.

Moraal van het verhaal:

Laten we als we (lichamelijk) ongemak ervaren onszelf niet schuldig en minderwaardig voelen. De hele sensatie van lichamelijkheid, ziek of gezond, is volgens Een Cursus in Wonderen een vergissing die we kunnen gebruiken als wake-up-call. Telkens is er de uitnodiging om ons open te stellen voor de visie van de Heilige Geest door stil te worden en onze vooroordelen even te parkeren. Jezus’ boodschap is dat we geestelijke Kinderen van de Vader zijn die dromen van afgronden en hoge bloeddruk.

Vanuit de droomtoestand kan ik niet anders zeggen dan dat ik deze droom erg overtuigend vind. Wij geloven in allerlei gradaties in ontwaken; van de goeroe met de serene glimlach tot aan dictatoriale vechtersbazen. ECIW zegt dat er geen rangorde bestaat in wonderen. Zou er dan wel een rangorde in illusies bestaan? Ik denk het niet en dit besef roept op tot bescheidenheid. We zitten samen in het (droom-) schuitje. Jij en ik, goeroe en boef. Nu nog samen wakker worden.

Liefdevol Nieuwjaar!

Hoe beleef jij de jaarwisseling? Misschien kijk je ook even terug op het afgelopen jaar en maak je een soort evaluatie. Heb je een specifiek hoogtepunt of dieptepunt in gedachten? Heb je goede voornemens voor 2025?

Ik merk dat ik wat gemengde gevoelens heb. Gezellig samenzijn, blije mensen op tv, muziek, dansen en springen richting het nationale aftelmoment. 10,9,8,7,6,5,4,3,2,1…  “Gelukkig Nieuwjaar!” Tegelijkertijd vinden er rellen plaats en raken er mensen gewond. De tragiek van de dualiteit; geen licht zonder duisternis.

Was je met dierbaren of was je alleen? Ben je gelukkig of is het leven moeizaam voor je? Ben je vol plannen en heb je leuke dingen in het vooruitschiet? Of is je leven een sleur geworden en verwacht je er niet zo veel meer van? Misschien worstel je met ziekte en pijn of met eenzaamheid.

En dan is daar onze cursus waarin wordt gesproken over verlossing. Maar ja; “verlossing”, wat is dat nu eigenlijk voor begrip? Is het de bedoeling dat we de wereld en het lijden afdoen als een illusie en dat we ons zoveel mogelijk in onszelf terugtrekken en focussen op onze eigen innerlijke vrede? Of moeten we er hier maar het beste van maken en is verlossing iets waar we op mogen hopen aan het einde van de rit, na onze dood?

Afgelopen jaar heb ik veel gepost. In een soort opwelling die 60 dagen duurde schreef ik dagelijks wat er maar in me opkwam om gedeeld te worden. Ik merk dat ik vooral het verlangen had om de centrale boodschap van Liefde van Jezus in het Nieuwe Testament, Een Cursus in Wonderen en Een Cursus van Liefde te benadrukken. Het is een soort reactie op een, in mijn beleving, te verstandelijke benadering van de cursus waarin het accent op absolute eenheid wordt gelegd, waarbij God niets meer zou weten van de wereld en waarbij Jezus en de Heilige Geest gereduceerd worden tot door ons bedachte symbolen.

Wat ik wilde zeggen, heb ik gezegd. Nu mag ik leren dit alles los te laten en te vertrouwen op de kracht van liefde. Het is de ervaring van deze kracht die me inspireerde en inspireert om te schrijven. De les voor mij is vervat in de volgende twee citaten uit Een Cursus van Liefde (uit Verhandelingen III):

19.15 Jij zult in de verlokking komen om terug te keren naar het huis van illusie om degenen die zich hier bevinden te verzamelen om hen te vragen zich bij jou aan te sluiten in de realiteit van de waarheid. Maar in deze tijd van Christus, een nieuwe tijd, een tijd zonder equivalent of gelijke, zal dit niet mogelijk zijn. Het is vanaf het begin gezegd dat jouw rol niet zal zijn te evangeliseren of te overtuigen. Je kunt de zaak van de waarheid niet bepleiten in de rechtszaal van de illusie.

20.3 Nogmaals, laat je gedachten niet afdwalen naar het willen helpen en beïnvloeden van anderen. In eenheid zijn alle anderen één met jou en dus heeft de effectiviteit waar jij naar streeft betrekking op jouw eigen leerproces. Nu, in plaats van de waarheid te leren, leer je hoe te leven naar de waarheid. Dit zal je ten goede komen en daarmee ook alle anderen.

Afgelopen jaren is, vooral door Een Cursus van Liefde, het verlangen in mij gegroeid om de balans te vinden tussen hoofd en hart, eenheid en liefde, begrip en mysterie, doen en overgave en tussen spreken en zwijgen. Ik mag leren dat mijn rol niet bestaat uit “evangeliseren of overtuigen” en dat ik in plaats van te proberen de waarheid te leren”, steeds meer mag gaan “leven naar de waarheid”. Ik weet niet hoe dit eruit zal zien en of  dit vorm zal krijgen in deze Facebook-groep.

En dat hoef ik ook niet te weten of uit te stippelen en als ik dan toch nog een keer evangeliseer dan doe ik dat door uit werkboekles 71 te citeren. Het is een hoopvol bericht in deze donkere tijden voor iedereen die zoek naar richting en verlossing: “Alleen Gods verlossingsplan zal werken”. Ons allemaal en vooral de leraren en studenten die geloven in een God die niets van ons afweet, gun ik het geloof, de hoop en de liefde die Jezus ons biedt in deze les:

“9. Laten we met dit in gedachten de rest van de langere oefenperioden eraan wijden God te vragen Zijn plan aan ons kenbaar te maken. Vraag Hem heel specifiek:

Wat wilt U dat ik doe?
Waarheen wilt U dat ik ga?
Wat wilt U dat ik zeg, en tegen wie?

Vertrouw Hem de volledige leiding over de rest van de oefenperiode toe, en laat Hem je vertellen wat er volgens Zijn plan voor jouw verlossing door jou moet worden gedaan. Hij zal antwoorden in evenredigheid met je bereidwilligheid Zijn Stem te horen. Weiger die niet te horen. Alleen al het feit dat jij de oefeningen doet, bewijst dat je enige bereidwilligheid tot luisteren bezit. Dit volstaat om aanspraak op Gods antwoord te maken.”

Lieve broeders en zusters; ik wens ons allemaal het motto van deze Facebook-groep:

“Laten we ons verbinden met de Liefde van God”