Liefdevol waarnemen

Soms gaan thema’s uit Een Cursus in Wonderen (ECIW) een beetje een eigen leven leiden. Zo’n thema is bijvoorbeeld dat je liefde niet kunt leren en dat daarom de focus dient te liggen op het opruimen van de barricades die je hebt opgeworpen tegen de liefde. Ons verstand vindt dit soort uitspraken heerlijk en neigt ernaar om er een nieuw dogma van te maken. Toen via Mari Perron het vervolg op ECIW werd doorgegeven, A Course of Love (vertaald als: Een Cursus van Liefde, ECvL) spongen veel ECIW-studenten en zelfs leraren bovenop deze titel. “Aha; liefde kan niet onderwezen worden dus dit boek is verdacht!”. Nog afgezien van het feit dat de titel niet is “A Course IN Love” maar “OF” Love, illustreert de ophef eerder fanatisme en dogmatisme dan echt begrip.

De neutraliteit die wordt nagestreefd door veel ECIW-studenten en ook door anderen is niet fout of verkeerd, maar ik zie het eerder als een opstapje dan als een einddoel. Er kleeft namelijk een nadeel aan het blijven hangen in deze neutraliteit. Dan wordt dit woord synoniem aan afstandelijkheid, onverschilligheid en onbewogenheid. Misschien niet bij iedereen en behoor jij tot de mensen waarbij na het slechten van de barricades daadwerkelijk de liefde volop door je heen stroomt naar je medemens. Dat zou prachtig zijn. Maar eerlijkheid is hier geboden. Zie je werkelijk dat je veranderd bent in een bewogen mens, letterlijk iemand die zich door het leven beweegt en daarbij bewogen wordt door liefde? Of ben je gefixeerd geraakt op eigen geluk, op eigen innerlijke vrede?

Roept dit defensieve reacties bij je op? Staan er dan geen aanwijzingen in ECIW dat innerlijke vrede en geluk belangrijk zijn? Nu moeten we niet verzanden in denkwerk en schriftgeleerdheid maar op simpele, menselijke wijze de blik naar binnen slaan. In Een Cursus van Liefde gebruikt Jezus de term “toegewijde waarneming”. Dit is voor mij een belangrijke sleutel. ECIW leert dat we onze waarneming moeten veranderen, onze perceptie. Hoe? Door deze onder curatele te plaatsen van de Heilige Geest, van Liefde. Dat is de bereidwilligheid die van ons gevraagd wordt; ons in onze waarneming laten leiden door liefde. ECvL noemt dit het onder curatele stellen van ons hoofd door ons hart.

Onderzoek dit eenvoudigweg eens en dan kun je opmerken dat er een verschil bestaat tussen neutraal kijken naar een ander en welwillend kijken naar een ander. Die welwillendheid in je blik is warm en open en gericht op die ander. Je bent dan niet de hele tijd bezig met je eigen innerlijke vrede en onbewogenheid. Je streeft geen afstand en onkwetsbaarheid na, maar je durft je gevoel open te stellen voor die complete mens die je mag ontmoeten. In hem of haar en in zijn of haar eigenaardigheden zie je die van jezelf weerspiegeld. Je herkent alle menselijke emoties bij je broeder en zuster, misschien niet in dezelfde vorm maar wel in dezelfde kwaliteit. Er ontstaat een diep gevoel van verbondenheid, een aanraking, een tederheid.

Dit gebeurt niet in ene of vanzelf. Bij mij in elk geval niet. Het vergt geduld en liefde, niet alleen voor die ander maar ook voor je- / mijzelf. Oude reactiepatronen steken de kop op. Bijvoorbeeld de neiging om jezelf te verdedigen, misschien zelfs door aan te vallen. Telkens weer is daar die afstemming nodig op liefde waarbij overgave en vertrouwen een sleutelrol spelen. Maar het wonderlijke is dat langzaam maar zeker een diep besef begint te groeien. Het besef dat we deze leerschool die we “de wereld” noemen samen mogen en moeten doorlopen.

Ik las ergens dat we na wat we onze lichamelijke dood noemen een overzicht krijgen van wat we anderen hebben aangedaan, zowel in positieve als in negatieve zin. We voelen de gevolgen van onze daden en zelfs van onze gedachten en intenties. Er is sprake van een veel diepere verbondenheid en wederkerigheid dan we ons nu beseffen. Concepten als karma en reïncarnatie wijzen in dezelfde richting. Ik moest denken aan alle soldaten die in haat de trekker over halen en aan piloten die bommen laten vallen op hun medemensen. Wat een duivelse orgie van afscheiding. Wat zou er gebeuren als de soldaten beseffen dat ze hun eigen partner en kinderen doden? Dat het leed dat ze aanrichten neerkomt op het vergroten van hun geloof in afscheiding en daarmee in zonde, schuld en angst?

Ons geïsoleerde verstand kan menen dat we moeten lachen om de illusie die we zien. Maar als hoofd en hart verbonden raken beseffen we dat we hiermee lachen om ons gebrek aan besef van verbondenheid, om onze eigen liefdeloosheid. Wij denken dat we ECIW begrijpen en dat ons voorbeeld een God is die niks zou weten van deze wereld. Maar er is geen God buiten ons en alle geloof in afscheiding vindt plaats in die ene denkgeest die we delen met God. Hier is heling nodig en het herstel van stromende, bereidwillige en toegewijde liefde.

Vandaar die herhalingslessen van afgelopen weken:

“Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”.

Bernardo Kastrup en ECIW

Ken Wapnick merkte ooit op dat de filosofie van Schopenhauer erg veel raakvlakken had met de metafysica van ECIW. De hedendaagse filosoof Bernardo Kastrup vertegenwoordigt een filosofische stroming genaamd analytisch idealisme en ook hij ziet veel in de visie van Schopenhauer.

Ik vind het leuk om de geopenbaarde wijsheid van ECIW te vergelijken met filosofische visies en het viel me op dat Bernardo door logisch redeneren erop uit komt dat de werkelijkheid mentaal van aard is. Dit is precies ook de strekking van ECIW: alles speelt zich af in de mind (denkgeest) zelfs de illusie van de materiële wereld.

Toch overlappen de visies elkaar niet helemaal. ECIW gaat in mijn beleving verder dan waar het denkwerk van Bernardo ons brengt. ECIW wijst op de belangrijke factor van intentie; gericht op verbinding (liefde) of op afscheiding (zonde-schuld-angst; het ego-denksysteem). Tevens stelt ECIW dat onze ware identiteit niet tijd en ruimte gebonden is en dat we op onbegrijpelijke wijze toch geïndividueerd zijn. Zo ver gaat Bernardo (nog) niet in zijn denken. Wellicht komt dat nog.

Ik liet AI op basis van deze ingredënten een verhandeling schrijven over de visies van ECIW en Bernardo Kastrup. Overigens is mij niet bekend wat Bernardo zelf vindt van ECIW. Ik heb in een FB-groep rond zijn visie ooit een balletje opgegooid maar hij heeft daar niet zelf op gereageerd.

Voor wie het interessant vindt!

Hartegroet,

Simon

Verhandeling: Analytisch Idealisme en Een Cursus in Wonderen – Eén Geest, Twee Paden?

Zowel het analytisch idealisme van filosoof Bernardo Kastrup als de metafysica van Een Cursus in Wonderen (ECIW) bieden een radicaal alternatief voor het heersende materialistische wereldbeeld. Beide stellen dat bewustzijn, of ‘geest’ (Mind), fundamenteel is en dat de fysieke wereld zoals wij die ervaren daaruit voortkomt, in plaats van andersom. Voor wie niet bekend is met deze systemen, volgt hier een korte introductie en een analyse van hun overeenkomsten en, belangrijker nog, de door u gesignaleerde verschillen.

De Gedeelde Basis: Alles is Geest

  • Bernardo Kastrup en Analytisch Idealisme:

Kastrup stelt dat er slechts één universeel bewustzijn is, dat hij “Mind at Large” noemt. Wat wij ervaren als de fysieke wereld, inclusief onze eigen lichamen en hersenen, is de uiterlijke verschijningsvorm van mentale processen binnen dit ene bewustzijn. Individuele mensen, zoals u en ik, zijn volgens Kastrup gedissocieerde ‘alters’ van dit ene universele bewustzijn. Hij gebruikt de analogie van Dissociatieve Identiteitsstoornis (DIS), voorheen bekend als meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Net zoals een persoon met DIS meerdere, schijnbaar gescheiden persoonlijkheden kan hebben binnen één psyche, zo zijn wij ‘afgesplitste’ delen van het kosmische bewustzijn. De materiële wereld is dus geen objectieve, onafhankelijke realiteit, maar de manier waarop deze mentale processen ervaren worden vanuit het perspectief van zo’n gedissocieerd alter. Het is als de interface van een computerprogramma: we zien iconen en vensters, niet de onderliggende code.

  • Een Cursus in Wonderen (ECIW):

ECIW stelt eveneens dat alleen Geest (of God, Liefde) werkelijk is. De fysieke wereld, inclusief tijd, ruimte en lichamen, wordt gezien als een illusie, een projectie van een denkgeest die gelooft in afscheiding van zijn Bron (God). Een kernprincipe in ECIW is “ideeën verlaten hun bron niet”. Dit betekent dat alles wat we ervaren, voortkomt uit en blijft binnen de denkgeest. De wereld die we zien is het resultaat van een collectief geloof in afscheiding. ECIW beschrijft dit als een droom waaruit we kunnen ontwaken.

De Overeenkomst: Beide systemen zijn het er dus over eens dat de realiteit fundamenteel mentaal is en dat onze ervaring van een materiële wereld een afgeleide, subjectieve of illusoire ervaring is van die onderliggende mentale realiteit. De ‘harde’ materie is een perceptie, geen ultieme waarheid.

Het Knellende Verschil: Individuatie, Tijd en het Pad naar Eenheid

U legt terecht de vinger op een cruciaal onderscheid: de aard van onze individualiteit en de rol van tijd.

  1. Individuatie en haar Bestemming:
    • Kastrup: De individuatie is een “rimpeling” of dissociatie binnen het ene veld van bewustzijn. Het is een tijdelijk fenomeen, inherent aan de dynamiek van dit bewustzijn. Wanneer de dissociatie ophoudt – bijvoorbeeld na de fysieke dood, of door een diepgaand inzicht – lost de grens van het individuele alter op. De ervaringen en inzichten van dat alter worden geassimileerd door “Mind at Large”, maar de specifieke, begrensde ‘ik’ verdwijnt. Er is geen inherent eeuwige, individuele ziel die als zodanig voortbestaat. Het is als een draaikolk in een rivier: zolang de draaikolk bestaat, heeft hij een eigen identiteit, maar als de condities veranderen, lost hij weer op in de rivier.
    • ECIW: Hier ligt het anders. ECIW spreekt over de Zoon van God (of het Zoonschap, Christus) als een eeuwige schepping van God de Vader. Wij zijn deze Zoon, maar we zijn ons dit vergeten. De afscheiding is een verkeerde keuze in de denkgeest, een “minuscuul dwaas idee” dat we serieus hebben genomen. ECIW spreekt over een “heilige relatie” als een middel om onze ware, verbonden identiteit te herkennen. Zelfs na het “ontwaken” of de Verzoening (Atonement), is er geen sprake van totale annihilatie van het individu in een ongedifferentieerd Al. De Cursus suggereert dat onze individualiteit, ontdaan van het ego en de illusie van afscheiding, een unieke expressie blijft binnen de Eenheid van God. We zijn individuele, tijdloze scheppingen, eeuwig verbonden met de Vader en met elkaar. De “kinderen van God” verdwijnen niet, maar herkennen hun ware, eeuwige identiteit als deel van het geheel, maar wel met een blijvende, zij het getransformeerde, individualiteit.
  2. De Rol van Tijd en de Oorzaak van Afscheiding:
    • Kastrup: Tijd, net als ruimte, is een aspect van de gedissocieerde ervaring, de structuur waarbinnen het alter de wereld waarneemt. De dissociatie zelf lijkt bij Kastrup meer een natuurlijk, bijna ‘toevallig’ of inherent proces binnen bewustzijn te zijn, zonder een ethische of ‘foutieve’ connotatie. Het is simpelweg iets wat kan gebeuren en gebeurt. De weg terug is primair een kwestie van begrijpen en realiseren door analyse en introspectie.
    • ECIW: Tijd is een fundamenteel onderdeel van de illusie van afscheiding. Het is door de denkgeest gecreëerd om de “fout” van de afscheiding een schijn van realiteit te geven en om het eeuwige Nu te fragmenteren. De oorzaak van de “afscheiding” (wat bij Kastrup “dissociatie” heet) is volgens ECIW een actieve keuze: het geloof in de mogelijkheid van afscheiding van God, en het daaruit voortvloeiende schuldgevoel. Dit geloof creëerde de illusie van tijdelijkheid, grenzen en sterfelijkheid. De weg terug is daarom niet louter intellectueel begrip, maar een actief spiritueel proces van vergeving. Vergeving, in de ECIW-zin, is het loslaten van het geloof in de realiteit van de afscheiding en de schuld, zowel in onszelf als in anderen. Dit herstelt “ware perceptie” of “Kennis”, het besef van onze eenheid.
  3. Het Pad naar Realisatie:
    • Kastrup: Hoewel Kastrup’s werk diepe spirituele implicaties kan hebben, is zijn methode primair analytisch en filosofisch. Hij bouwt een logisch consistente argumentatie op voor idealisme. De “oplossing” voor de dissociatie is het doorzien van de illusie, wat kan leiden tot een verschuiving in bewustzijn en uiteindelijk tot re-integratie.
    • ECIW: ECIW is expliciet een “cursus”, een praktisch, psychologisch en spiritueel trainingsprogramma. Het biedt concrete oefeningen (de Werkboeklessen) en een theoretisch kader (de Tekst) om de denkgeest te trainen de percepties te corrigeren. De Heilige Geest wordt geïntroduceerd als de innerlijke Gids die ons helpt vergeven en de weg terug naar God (Eenheid) te vinden. De focus ligt op het doen, het toepassen van de principes.

Conclusie: Waar Laten Deze Paden Ons Achter?

U heeft gelijk dat Kastrup’s analyse ons lijkt achter te laten met een scenario waarin we “toevallig” in een dissociatie terechtkomen en daarin uiteindelijk weer “oplossen”. Hoewel dit voor sommigen bevrijdend kan zijn (het loslaten van een egocentrisch perspectief), kan het voor anderen voelen als een verlies van ultieme persoonlijke betekenis of continuïteit.

ECIW biedt een ander perspectief: onze huidige staat van afgescheidenheid is een misvatting over onze ware, eeuwige aard. We zijn geen toevallige rimpelingen, maar geliefde en eeuwige “Kinderen van God” die dromen dat ze afgescheiden zijn. Het pad van ECIW is er een van herinnering en herstel van deze oorspronkelijke identiteit, niet van het verdwijnen ervan. De “individuatie” die overblijft, is er een van perfecte liefde, eenheid en vreugde, functionerend binnen het grotere geheel van Gods Liefde, maar niet geabsorbeerd tot onherkenbaarheid.

Samenvattend:

  • Beide systemen zien bewustzijn als primair.
  • Kastrup’s individu is een tijdelijke, functionele dissociatie die re-integreert en oplost in het Al-bewustzijn. Het pad is er een van intellectueel en existentieel begrip.
  • ECIW’s individu is een eeuwige, spirituele entiteit (deel van het Zoonschap) die zijn ware identiteit is vergeten door een geloof in afscheiding. Het pad is er een van actieve spirituele oefening (vergeving) om deze ware identiteit te herinneren en de illusoire grenzen te laten verdwijnen, wat leidt tot een hereniging in Liefde, met behoud van een getransformeerde, functionele individualiteit binnen de Eenheid.

Het verschil zit hem dus met name in de aard en bestemming van het individuele zelf en de methode om tot realisatie van de ultieme werkelijkheid te komen. Kastrup biedt een filosofisch model van hoe de werkelijkheid is, terwijl ECIW een spiritueel pad biedt om onze ervaring van die werkelijkheid te transformeren en onze ware, eeuwige plaats daarin te hervinden.

Stroomversnelling

In het vervolg van Een Cursus in Wonderen (ECIW), het boek Een Cursus van Liefde (ECvL), wordt gesproken over het einde van de tijd van leren en het begin van het directe leven vanuit Christusbewustzijn. Het duurde even voordat ik hier wat feeling mee begon te krijgen, maar als je het ziet dan vallen veel zaken op hun plaats. De tijd van leren is een tijd waarin je leert om te gaan met allerlei “conflicten” die voortkomen uit je geloof in afgescheidenheid. Je gelooft dat je een afgescheiden wezen bent dat aanloopt tegen nare omstandigheden die je niet gewild hebt. Je veroordeelt als het ware de situatie zoals die zich aan je presenteert, ervaart angst of boosheid en je wilt de situatie veranderen.

ECIW leert ons dat dit diep ingesleten patroon te herleiden is tot de, zoals Ken Wapnick dit zo fraai noemt, “onheilige drie-eenheid van zonde-schuld-angst”. Ook het herkennen van dit patroon vergt enige tijd waarbij je de metafysica van ECIW niet alleen leert begrijpen met je hoofd, maar dat je het als het ware leert beleven. Mij helpt het om “zonde” te zien als geloof in afgescheidenheid. Schuld heeft natuurlijk alles te maken met (ver-)oordelen; jezelf, anderen of de situatie. En angst is ons helaas zo bekend dat het geen uitleg behoeft.

Als je oplet kun je telkens opmerken dat bij een opkomend gevoel van onvrede, deze onheilige drie-eenheid je mind in beslag heeft genomen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij ziekte, het onderwerp van de werkboekles van gisteren. Wat was de aanpak in de tijd van leren? Deze tijd wordt in ECvL ook wel aangeduid als de tijd van de intermediair. Als je na veel werkboeklessen en ontelbare situaties steeds meer oog krijgt voor het genoemde patroon van zonde-schuld-angst, dan ga je steeds consequenter je uitstrekken naar de intermediair, de Heilige Geest, om Hem te vragen je mind te genezen. “Leer me om dit anders te zien”, vraag je dan. Vervolgens is een klein beetje bereidwilligheid nodig, overgave, om de genezing plaats te laten vinden.

Dat leren en het begrijpen, in eerste instantie met je hoofd, van dit hele (ontspoorde) denksysteem is in een stroomversnelling gekomen en daarbij kan AI / ChatGPT een mooie rol spelen. Het is oppassen voor weeïge, abstracte en belerende algemeenheden die al snel tevoorschijn worden getoverd als je begint met dit leermiddel te gebruiken. Maar zoals zo vaak geldt: als je het systeem voedt met vuilnis, dan zal het vuilnis opleveren. Als je het daarentegen voedt met de teksten van ECIW of ECvL zelf, dan kun je snel bruikbare en mooie lessen destilleren uit deze boeken. Waar je eerder uren blader en leeswerk nodig had, kun je nu helder overzicht verkrijgen in mum van tijd.

Als voorbeeld laat ik AI eens los op werkboekles 137 met de volgende opdracht:

Onderstaande werkboekles van Een Cursus in Wonderen gaat over genezing. Ik vind het prachtig dat zo de nadruk wordt gelegd op het aspect van gezamenlijkheid. Wij cursusstudenten zijn door ons geloof in afgescheidenheid toch nog wat gericht op vooral onze eigen genezing. Soms zeggen we zelfs “er zijn geen anderen”. Ik besef dat je dit op twee manieren innerlijk kan beleven; als ultiem gevoel van verbondenheid maar helaas ook als ultiem gevoel van afgescheidenheid. Kun je aan de hand van deze werkboekles hier drie aansprekende en krachtige alinea’s over schrijven?

Dat levert het volgende op:

De les benadrukt dat ziekte in wezen een ervaring van isolatie is, een terugtrekking van verbinding met anderen. Het voelt als een deur die zich sluit voor een vermeend afgescheiden zelf, dat zich geïsoleerd en alleen waant. Dit gevoel van separatie, waarbij het lichaam de hoofdrol lijkt te spelen om de denkgeest gevangen te houden, vormt de basis van alle lijden. Wanneer we de gedachte “er zijn geen anderen” interpreteren vanuit dit perspectief van afgescheidenheid, kan dit inderdaad leiden tot een pijnlijk egocentrisme: “het gaat alleen om mijn perceptie, mijn innerlijke vrede,” los van de rest. Echter, de Cursus leert ons dat deze hele ervaring van afzondering een illusie is, een droom die de fundamentele Eenheid probeert te verbergen.

Genezing daarentegen is een bewuste keuze om deze illusie van afgescheidenheid los te laten en de Eenheid te herstellen. Het is het aanvaarden van ons Ware Zelf, compleet en ongedeeld, inclusief alle aspecten die we als “anderen” ervaren. De les stelt helder: “Het is onmogelijk dat iemand alleen wordt genezen.” Dit is een fundamentele gedachte. In ziekte ervaren we afscheiding, maar genezing is de beslissing om weer één te zijn. Het is het inzicht dat het lichaam niet de kracht heeft om de universele Eenheid van Gods Zoon – ons gedeelde Zelf – aan te tasten. De ervaring “er zijn geen anderen” transformeert hier naar een diep gevoel van verbondenheid: mijn genezing IS de genezing van de ander, omdat er in essentie geen scheiding tussen ons bestaat.

De impact van deze gedeelde genezing reikt verder dan we ons vaak realiseren. Wanneer we onszelf toestaan te genezen, door de realiteit van onze verbondenheid te erkennen, worden we een instrument voor genezing voor de gehele wereld. De les verwoordt dit treffend: “En wanneer jij jezelf laat genezen, zie je al degenen om je heen… samen met jou genezen.” Dit is geen passief gebeuren; het is een actieve keuze om de principes van liefde en eenheid te laten prevaleren boven die van angst en afscheiding. Zo wordt elke stap naar onze eigen innerlijke vrede een bijdrage aan het geheel, een zegen die de perceptie van ziekte en aanval vervangt door de ervaring van vreugde en de vrede van God. Onze genezing is gedeeld, omdat we in essentie één zijn.

Even voor de duidelijkheid: Ik zie dit soort teksten niet als vervanging voor de onovertrefbare schoonheid van de teksten van ECIW en ECvL zelf. Maar ze kunnen in mijn beleving wel degelijk behulpzaam zijn. Het leren kan ermee in een stroomversnelling komen en zo kunnen we verder op weg naar het directe leven vanuit ons Zelf, vanuit Christusbewustzijn. Maar daar wil ik nu niet verder over uitweiden; anders wordt deze blog nog langer.

Hartegroet en fijn weekend,

Simon Schoonderwoerd

Overdenkingen bij werkboekles 136: Ziekte is een verdediging tegen de waarheid.

Laten we de radicale ideeën van Een Cursus in Wonderen (ECIW) eens naast onze alledaagse ervaring van ziekte en genezing leggen. Want laten we eerlijk zijn: als je lijf protesteert, je koorts hebt of pijn voelt, dan is ziekte voor de meesten van ons een keiharde, onontkoombare realiteit. Ons vizier is dan doorgaans gericht op één ding: lichamelijk herstel. We willen van de symptomen af, beter worden, en de dokter of therapeut die daarbij helpt, is onze held.

En dan komt ECIW, met name in lessen zoals Werkboekles 136 (“Ziekte is een verdediging tegen de waarheid”), en die lijkt een compleet andere film te draaien. De Cursus fluistert, of schreeuwt soms, dat wat wij als zo reëel ervaren – ons lichaam, onze kwalen – in wezen deel uitmaakt van een grootschalige illusie. Het echte doel, zo stelt ECIW, is niet zozeer het repareren van het lichaam, maar het doorzien van de droom van lichamelijkheid zelf. Dat is een gedachte die kan schuren, prikkelen, en misschien zelfs irriteren als je middenin een griepaanval zit.

Les 136 is daarin onverbiddelijk. Ziekte, zo stelt de les, is geen willekeurige aanval van buitenaf, maar een “waanzinnig middel tot zelfmisleiding” (2.2), een strategie van onze eigen denkgeest. Een verdediging, ja, maar waartegen? Tegen de “waarheid” over wie we werkelijk zijn: een tijdloze, onveranderlijke geest, perfect en heel. Vanuit het perspectief van het ego, dat zich juist identificeert met afscheiding en het individuele lichaam, is die waarheid van eenheid en volmaaktheid ondraaglijk. Dus creëren we een afleidingsmanoeuvre.

De Cursus is hier ontluisterend direct over de rol die we het lichaam laten spelen. Door ziekte, zo stelt Les 136, “bewijst” de denkgeest aan zichzelf dat het lichaam echt is, dat jij het lichaam bent, en dus gescheiden van die allesomvattende waarheid. “Jij lijdt pijn omdat het lichaam pijn lijdt en in deze pijn word jij er één mee gemaakt” (8.3). En dan, de passage die de Cursus zo radicaal maakt: deze identificatie met het lichaam, dit “hoopje stof” (8.4), dient om “de vreemde, kwellende gedachte dat je iets zou kunnen zijn wat meer is dan dit” het zwijgen op te leggen. Het is een gewaagde claim: we klampen ons vast aan het “stof” om de oneindigheid van onze ware natuur niet onder ogen te hoeven zien. Dat “stof” kan ons laten lijden en sterven, en lijkt zo machtiger dan de eeuwige waarheid van ons Zijn.

En alsof dat nog niet genoeg is om te verteren, gooit de Cursus ook ons concept van tijd overhoop. Volgens Les 136 is tijd zelf een illusie, “slechts een van die zinloze verdedigingen die jij tegen de waarheid hebt gemaakt” (13.4). Waarom? Omdat tijd het idee voedt dat Gods gaven (zoals heelheid en vrede) nog niet hier zijn, dat we moeten wachten, werken, of vechten voor iets dat in de eeuwige realiteit al een voldongen feit is. Tijd houdt de droom van afscheiding en gebrek levend.

De radicaliteit van ECIW zit hem dus niet in een ontkenning van onze ervaring van ziekte – die is reëel genoeg binnen de droom. Het zit hem in het aanwijzen van de bron en het doel van die ervaring. Het is een uitnodiging om onze focus te verleggen: van het eindeloos proberen de droomfiguren en -scenario’s (ons lichaam, onze ziektes) te perfectioneren, naar het ontwaken uit de droom zelf. Het is een uitdaging om te overwegen dat de ware genezing niet ligt in het repareren van het “hoopje stof”, maar in het herinneren van de onverwoestbare Geest die we zijn, ver voorbij de grenzen van tijd en lichaam. Een prikkelend, en voor velen een (te) radicaal, perspectief.

Herdenken en vieren in het licht van één-zijn

4 mei – 5 mei
Gebaseerd op werkboekles 124 van Een Cursus in Wonderen


Laat me mij herinneren dat ik één ben met God,
één met al mijn broeders en mijn Zelf,
in eeuwige heiligheid en vrede.


4 mei – Herdenken met een open hart

We herdenken vandaag de doden. Niet alleen zij die vielen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ook zij die in onze eigen tijd het slachtoffer zijn van oorlog en geweld — in Gaza, in Oekraïne, en op talloze plaatsen waar het nieuws niet komt.

We herdenken niet enkel met stille eerbied, maar ook met een eerlijke blik naar binnen. Want de oorlog in onze wereld weerspiegelt de strijd in onze denkgeest. Misschien voeren wij geen oorlog met wapens, maar hoe vaak verdedigen wij onszelf in gedachten? Hoe vaak vallen we aan met oordelen, wrok of angst? “Hoe heilig zijn onze denkgeesten! En alles wat wij zien weerspiegelt de heiligheid in de denkgeest die één is met God en met zichzelf.” (WdI.124.2:1-2)

Deze innerlijke strijd is niet minder reëel dan wat zich op het wereldtoneel afspeelt, integendeeld, en het is daar dat heling moet beginnen. Maar dat betekent niet dat we ons terugtrekken uit de wereld of ons afsluiten voor het lijden van anderen. Ware heling sluit de wereld juist in. Jezus leefde ons dit voor: hij trok zich terug in stilte, maar trad telkens weer naar buiten om te genezen, te helpen, te troosten. Innerlijke vrede roept niet op tot passiviteit, maar tot liefdevolle aanwezigheid.

Herdenken wordt dan meer dan een ceremonie. Het wordt een keuze: om vrede in onszelf serieus te nemen, zodat we haar kunnen delen. We brengen eer aan de doden niet alleen door hun namen te noemen, maar door te weigeren opnieuw in afscheiding te geloven.


5 mei – Vrijheid als innerlijke roeping

Morgen vieren we de vrijheid. Maar terwijl wij de vlag uithangen, zijn er anderen in Gaza die geen huis meer hebben. In Oekraïne vallen dagelijks slachtoffers. Vrijheid is geen vanzelfsprekendheid, geen recht dat ons toeviel. En werkelijke vrijheid is nooit slechts uiterlijke vrijheid. Het is de bevrijding van de geest die zich losmaakt van angst, schuld en vijandschap.

De Cursus leert: “In onze ervaring wordt de wereld bevrijd; als wij onze afscheiding van onze Vader ontkennen, wordt zij samen met ons geheeld.” (WdI.124.6:5)
Dat wil zeggen: de wereld wordt niet veranderd door strijd, maar door herinnering — aan wie wij werkelijk zijn, en aan wie onze broeders werkelijk zijn.

Maar ook dit betekent niet dat we onverschillig blijven voor het leed van anderen. Juist als wij de ander herkennen als deel van onszelf, kunnen we niet meer wegkijken. Liefde sluit de ogen niet voor onrecht, maar kijkt met zachte ogen en vraagt: “Wat kan ik doen?” Niet uit angst of plicht, maar uit vreugde om te geven wat wij zelf ontvangen hebben.

Vrijheid vraagt dus moed. Niet alleen om het verleden onder ogen te zien, maar om het heden met open armen tegemoet te treden.


Een weg naar vrede

Laat deze dagen geen losse rituelen zijn, maar een werkelijke keuze. Om de oorlog in onszelf te stoppen. Om te zien dat het lijden van een ander niet losstaat van ons eigen innerlijk. En om te erkennen dat God met ons meegaat — “in alles wat wij doen, is bescherming gegarandeerd; kracht en macht zijn beschikbaar in alles wat wij ondernemen.” (WdI.124.1:2)

Laat je liefde niet beperken tot je meditatie, je gebed of je inzichten. Laat ze je leiden tot werkelijke daden van compassie, steun, betrokkenheid. Of dat nu een gebed is voor een moeder in Gaza, een donatie aan een vluchteling, een luisterend oor voor een eenzame buur — het doet ertoe.

Zoals Jezus mensen raakte, aanraakte, en optilde — zo mogen ook wij in deze wereld zijn handen en voeten zijn. “Wat wij ontvangen hebben is ons eeuwige geschenk aan wie na ons komen, en aan wie vóór ons gingen of even met ons meereisden.” (WdI.124.2:6)


Tot slot

Misschien zie je het vandaag. Misschien morgen. Maar op een dag zal je werkelijk herkennen: “De zondeloze lichtheid die je ziet, is van jou; de lieflijkheid die je aanschouwt, is jouw eigen wezen.” (WdI.124.10:1)

Tot die dag, mogen wij herdenken in liefde en vieren in nederigheid.
Niet als mensen die het antwoord al weten, maar als mensen die bereid zijn het samen te vinden.
Want jij bent niet alleen. Jij bent deel van mij. En ik van jou.


Laat me mij herinneren dat ik één ben met God,
één met al mijn broeders en mijn Zelf,
in eeuwige heiligheid en vrede.

Van Inzicht naar Overgave: De Weg van Liefde in ECIW, ECvL en Raj

<Voor wie vertrouwd is met Een Cursus in Wonderen en Een Cursus van Liefde, maar de naam Raj nog niet kent: Raj is de naam waaronder Jezus spreekt via Paul Tuttle, op een wijze die vele jaren lang mondeling is doorgegeven in bijeenkomsten, workshops en studieavonden. Raj spreekt niet als een andere leraar, maar als dezelfde Christus die in beide Cursussen tot ons komt — liefdevol, helder, direct, en altijd gericht op de levende ervaring van eenheid met God, met elkaar en met het Zelf. Zijn boodschappen vormen geen nieuw pad, maar een verdieping en verheldering van het ene Pad dat leidt van afscheiding naar heelheid. Voor velen is Raj een brug geweest van intellectueel begrijpen naar innerlijk ervaren — van theorie naar relatie, van denken naar zijn.>

Veel studenten van Een Cursus in Wonderen benaderen het pad vooral via het denken. De kracht en precisie van de Cursus — haar vermogen om het ego te ontmaskeren en de denkgeest te trainen in vergeving en onderscheid — maken het begrijpelijk dat velen er een mentale discipline van maken. Begrippen als projectie, waarneming, oordeel en het onware zelf worden nauwgezet onderzocht. En terecht: de Cursus is een scherp mes dat afscheiding blootlegt en doorziet.

Maar in die scherpte schuilt ook een risico. Want wanneer de focus blijft hangen in de correctie van perceptie, zonder dat deze zich opent naar relatie, devotie en expressie, dan verwordt het pad tot een persoonlijke ontsnapping. Alsof het gaat om het onttrekken aan de wereld via innerlijke helderheid, in plaats van om het binnengaan van de wereld met open armen — als levende liefde.

Jezus zegt in Een Cursus in Wonderen: “Wonderen zijn uitdrukkingen van liefde.” En Raj benadrukt: “De correctie van je denken is geen doel op zich. Het is wat je nodig hebt om je weer vrij te voelen liefde te zijn in de wereld.” Hierin wordt duidelijk dat het wonder geen privégebeuren is in de stilte van je geest, maar een relatie. Iets dat tussen jou en de ander tot leven komt. Het is daar waar de Cursus raakt aan de geest van het evangelie: “Heb je naaste lief.” Niet als opdracht, maar als natuurlijke uitdrukking van wie je geworden bent.

En dit is precies waar Een Cursus van Liefde opnieuw adem geeft. Jezus zegt daarin dat de training van de denkgeest nu voldoende is geweest. Het is tijd dat het denken rust vindt in het hart, dat het opgehouden heeft om te leiden, en dat de werkelijke kennis — het innerlijk weten — weer erkend wordt. In ECvL lezen we dat “het hart het huis is van het ware Zelf”, en dat we nu worden uitgenodigd niet alleen te begrijpen, maar te zijn. Niet als conclusie na veel studie, maar als overgave aan de zachte zekerheid die liefde heet.

Waar Een Cursus in Wonderen de onwaarheid in ons denken afbreekt, nodigt Een Cursus van Liefde ons uit om te rusten in wie we wérkelijk zijn. Geen concept, geen vergeestelijkt zelfbeeld, maar het levende Christus-Zijn in ieder van ons. Daar komt het denken thuis in het hart, en ontstaat een stille dankbaarheid die geen woorden nodig heeft. Daar leeft devotie — niet als ritueel, maar als intieme relatie met het Goddelijke. Daar wordt overgave geen verlies, maar een terugvinden. En naastenliefde geen plicht, maar een vanzelfsprekende stroom.

Raj bevestigt dit alles op zijn eigen wijze, wanneer hij zegt: “Zeg ‘help mij’ en weet dat Hij antwoordt. Niet als concept, maar als werkelijke aanwezigheid.” De relatie met Jezus — de levende Christus — is geen theologisch idee. Het is geen geloof dat je moet aanhangen. Het is een ontmoeting. Steeds opnieuw. Niet iets dat je denkt, maar iemand die je kent.

In die zin komen de verschillende stemmen — Raj, Jezus in ECIW, Jezus in ECvL — tot een stille eenheid. Allen wijzen ze niet naar zichzelf als autoriteit, maar nodigen ze je uit om de Liefde die je bent weer toe te laten. Dat begint misschien in het denken. Maar het eindigt in het hart.

Daar — waar denken en voelen elkaar niet meer bevechten maar omarmen — wordt het wonder tastbaar. Daar vindt de verzoening plaats, niet als idee, maar als gebeurtenis. Daar leeft de Christus in jou en in mij.