De Goddelijke Paradox en de Menselijke Roeping (C.G.Jung en ECIW)

Zowel studenten van Een Cursus in Wonderen als lezers van Carl Jungs Antwoord op Job worstelen met een fundamentele en ongemakkelijke vraag: hoe kan een wereld vol lijden bestaan onder het oog van een almachtige God? De Cursus leert ons dat wij de droom van afscheiding dromen, terwijl Jung stelt dat de mensheid het strijdtoneel is waarop God zelf Zijn eigen innerlijke conflict, Zijn eigen duisternis, tot bewustzijn brengt. Op het eerste gezicht lijken dit twee verschillende paden, maar ze leiden naar dezelfde diepe waarheid over onze ware identiteit en roeping.

Het begint bij de paradoxale aard van het Goddelijke zelf. Jung observeert in de oudtestamentische Godheid een wezen van extreme tegenstellingen: zowel liefdevol als wraakzuchtig, zowel scheppend als vernietigend. Hij ziet een God die zich onbewust is van zijn eigen schaduwzijde. De Cursus benadert dit vanuit een ander perspectief: God is enkel Liefde, maar Zijn Zoon, die Zijn scheppingsmacht deelt, heeft de keuze gemaakt voor een “dwaze gedachte” van afgescheidenheid. Hoewel de Cursus de duisternis strikt buiten God plaatst, kun je je afvragen: als de Zoon volmaakt geschapen is, waar kwam die keuze dan vandaan? Hier raken de twee visies elkaar. Of we het nu de onbewuste schaduw van God noemen of de onbegrijpelijke keuze van de Zoon, het resultaat is hetzelfde: een (denkbeeldige) scheuring in de Eenheid die zich manifesteert als de wereld die wij ervaren.

In deze wereld ervaren wij ons als het “verontwaardigde wezentje”. We voelen ons klein, machteloos en het slachtoffer van krachten die ons begrip te boven gaan. Deze verontwaardiging is de pijn van onwetendheid. De Cursus legt uit dat dit precies de bedoeling was van de droom: ons te laten geloven dat we afgescheiden, schuldige en angstige wezens zijn. Jung zou zeggen dat dit wezentje het onbewuste slachtoffer is van een Goddelijk drama. We worden “meegesleurd door het noodlot” omdat we niet begrijpen dat het God’s eigen schaduw is die door ons heen worstelt om het licht van het bewustzijn te bereiken.

Beide tradities stellen dat onwetendheid geen excuus is. De weg uit de pijn is bewustwording. Voor de Cursus-student is dit het pad van vergeving: het doorzien van de droom van schuld en het herkennen van de Christus in onszelf en onze broeders. Voor Jung is dit het individuatieproces: het confronteren en integreren van onze eigen schaduw, waardoor we een “hoger moreel niveau” bereiken. De kern is identiek: we moeten verantwoordelijkheid nemen voor de duisternis die we ervaren.

Dit leidt tot een radicale herdefiniëring van onze rol. We zijn niet langer de machteloze pionnen in een kosmisch spel. Jung stelt dat de mensheid is “uitverkoren” om de geboorteplaats te worden voor de “voortschrijdende incarnatie” van God. God heeft ons nodig om Zijn eigen totaliteit – licht én donker – te verenigen en bewust te worden. De mens is het vat waarin God Zichzelf volledig leert kennen. De Cursus gebruikt andere taal, maar de boodschap is dezelfde: onze functie is het wonder te aanvaarden. Door te kiezen voor de Heilige Geest in plaats van het ego, worden wij het middel waardoor de droom van afscheiding wordt gecorrigeerd. Wij worden de brengers van licht in een wereld die wij zelf in duisternis hebben gehuld.

De verontwaardiging van het kleine wezentje is dus begrijpelijk, maar het is een misidentificatie. Door ons vast te klampen aan ons slachtofferschap, ontkennen we onze immense, Godgegeven macht en onze heilige functie. De vraag is niet of God ons dit aandoet, of dat we het onszelf aandoen. De vraag is of we bereid zijn te aanvaarden dat wij de plek zijn waar de oplossing ligt. Of we nu spreken van het helen van de Zoon van God of van het bewustmaken van God’s eigen schaduw, de taak blijft dezelfde: het licht van ons bewustzijn laten schijnen op de duisternis, totdat er alleen nog maar Licht is.

Plaats een reactie