Mag je “kleine dingen” vragen aan de Heilige Geest?

Toen ik vele jaren geleden deelnam aan een huiskring van een Baptistengemeente kwam de vraag naar boven of je aan de Heilige Geest hulp mocht vragen om een parkeerplek te vinden of om je verloren huissleutels terug te vinden. De uitkomst van het gesprek weet ik niet meer precies, maar ik meen me te herinneren dat de meningen verdeeld waren.

In m’n eerdere blog (Ik hoef slechts te roepen en U geeft me antwoord) schreef ik:

“Als studenten van de cursus hebben we geleerd dat het niet zo zinvol is om vast te houden aan het duale beeld van een God die buiten ons bestaat en tot wie wij kunnen bidden om hem te vragen aan al onze wensen te voldoen. Het is ondertussen een beetje een cliché geworden maar gezien de tijd van het jaar waarin we nu leven zeg ik het toch maar: God is geen Sinterklaas in de hemel.”

Hier is toch enige nuance nodig.

In zijn contact met Helen Schucman nodigt Jezus haar uit om zijn leiding te vragen waar het alledaagse dingen betreft, zoals zelfs de plek waar ze naar toe zou kunnen gaan om een nieuwe jas te kopen. Jezus zegt dat we Hem niet alleen mogen vragen om hulp bij grote, spirituele kwesties, maar ook bij de meest gewone en kleine dingen van het dagelijks leven — zelfs waar je een jas moet kopen. Hij benadrukt dat er geen hiërarchie van belangrijkheid bestaat in leiding: alles wat jou onrust geeft, groot of klein, is een blokkade voor innerlijke vrede.

Door Hem te vragen om leiding in zulke ‘triviale’ zaken, train je jezelf om voortdurend op de innerlijke Stem te vertrouwen in plaats van op angst, twijfel of eigen wilskracht. Zijn doel is niet om je winkelkeuze te bepalen, maar om je te helpen steeds dieper afgestemd te raken op leiding — zodat je leert leven vanuit vrede en zekerheid, in plaats van vanuit het ego.

Maar in dit voorbeeld speelt ook een ander aspect, een tweede laag: niet alleen kreeg zij zelf wat ze nodig had, maar haar aanwezigheid bleek op dat moment ook waardevol voor de eigenaar/kassier, wiens gehandicapt kind (binnen Helen’s vakgebied) om aandacht vroeg. Volgens Jezus was de leiding ook bedoeld “because the furrier needed you.” Ook bij andere gelegenheden waar Jezus heel direct aanwijzingen gaf aan Helen waren belangen van anderen gediend.

Mijn Sinterklaas-vergelijking betreft de neiging om ons verlanglijstje aan de Heilige Geest (of aan Jezus) voor te leggen en Hem te vragen om als het ware te tekenen bij het kruisje. Ik zeg niet dat dit niet mag of dat het niet behulpzaam zou kunnen zijn om het vertrouwen op te bouwen dat we ook in ons alledaagse leven geleid kunnen worden door de Heilige Geest. Integendeel, zou ik haast zeggen. Want met regelmaat ageer ik tegen dat hyperabstracte beeld van God waarbij gesteld wordt dat God niets af zou weten van de roep om hulp van zijn kinderen die verdwaald zijn in de droom van dualiteit.

Maar ook nu geldt dat we bij de vraag of de Heilige Geest nu wel of niet handelt in de wereld en of we nu wel of niet onze verlangens bij Hem neer moge leggen, ons kunnen verliezen in twee uitersten.

  1. De duale variant: God (Heilige Geest, Jezus) als Sinterklaas om te voldoen aan onze ego-wensen.
  2. De hyper abstracte variant: God als absolute eenheid die niets van onze roep om hulp af zou weten (overigens is dit ook een duaal beeld van God, maar dit terzijde).

De grens tussen God en ons is niet zo absoluut, zo duaal. Hij is de Bron van stromende Liefde en wij zijn aspecten van deze Liefde. Punt is dat wij als aspecten van Liefde menen onszelf “losgedacht” te hebben van de Bron. Gelukkig kan dat helemaal niet en tegelijk met deze rare wens van ons om op eigen beentjes te staan is er een Stem in ons die ons eraan herinnert dat dit niet kan: de Heilige Geest. Je kunt dit omschrijven door te stellen dat God “direct de Heilige Geest schiep” toen wij begonnen te dwalen. Merk op dat ook bij deze metafoor God, de Bron van Liefde, dus moet “opmerken” dat de Liefde niet meer stroomt: “Hij” weet ervan. Vanuit ons gezien voelt deze innerlijke Stem als een herinnering aan de Liefde.

Punt is dat wij als verdwaalde aspecten van Liefde onze verlossing zijn gaan zoeken in te kleine dingen; we vragen niet te veel maar te weinig. Anders gezegd: onze kleine verlangens zijn minuscule afspiegelingen van dat grote verlangen naar verlossing uit de droom van dualiteit.

Dit plaatst, hoop ik, zaken wat in perspectief. Want met het vergeten van onze ware Identiteit, die Liefde is, zijn we niet alleen onze Bron, onze Vader, vergeten maar ook dat onze terugweg bestaat uit het laten stromen van Liefde. Herinner je dat Liefde zowel middel als doel is. In genoemde voorbeelden uit het leven van Helen zie je dan ook dat niet alleen zij geholpen wordt maar tevens anderen met wie zij in contact komt. De Heilige Geest (of Jezus) kan dus leiding geven die optimaal is voor alle betrokkenen. Aan de ene kant kan dit betekenen dat zelfs van origine ik-gerichte wensen dusdanig “vervuld” worden dat niet alleen ik maar ook die ander gediend zijn met de leiding die we ontvangen. Dit klinkt ook mooi door in het: “niet mijn wil, maar uw Wil geschiede!”. Want in feite is Zijn Wil ook onze wil.

Tenslotte nog een ander aspect. Wij bidden ook om hulp in situaties die ons niet aanstaan: “Heer, neem deze angst, boosheid, jaloezie, nare buurvrouw etc van mij weg”. Maar als wij onbewust ervoor kiezen om vast te houden aan onze illusie van afgescheidenheid dan kiezen wij ervoor om onze grieven te blijven koesteren. Hierin is de cursus heel radicaal en stelt hij dat we zelfs kunnen kiezen voor ziekte omdat we onbewust willen aantonen dat de afscheiding (met de dood als koning) echt is. De Heilige Geest respecteert onze keuze voor het gevoel van afgescheidenheid en voor ons lijkt het alsof ons gebed maar niet verhoord wordt. Met het ligt dan dus anders: wij kruisigen onszelf.

Deze blog is nu al langer dan ik wilde, maar hopelijk zie je dat de vraag die ik in de titel stel niet zo makkelijk te beantwoorden is als we zouden willen. Wat steeds meespeelt op de achtergrond is de vraag of ons gebed en de verhoring hiervan behulpzaam zijn bij de verlossing, het weer vrijelijk gaan stromen van liefde, tussen ons en God en tussen ons en elkaar. Onze blik op de situatie is per definitie vernauwd. Wij zien alles door de bril van afgescheidenheid waarbij het belang van een denkbeeldig en afgescheiden ikje voorop staat. Liefde ziet ons in oneindig veel groter verband en stelt alles in het grotere perspectief van Haarzelf, zelfs door ons misschien op 5 december een klein ego-cadeautje te geven 😉.

Ik hoef slechts te roepen en U geeft me antwoord.

Een Cursus in Wonderen (ECIW) corrigeert op radicale wijze ons duale beeld van God. God is geen entiteit die los van ons staat en die teleurgesteld is geraakt over zijn ongehoorzame schepsels. Als studenten van de cursus hebben we geleerd dat het niet zo zinvol is om vast te houden aan het duale beeld van een God die buiten ons bestaat en tot wie wij kunnen bidden om hem te vragen aan al onze wensen te voldoen. Het is ondertussen een beetje een cliché geworden maar gezien de tijd van het jaar waarin we nu leven zeg ik het toch maar: God is geen Sinterklaas in de hemel.

Waarom zouden we dan nog aandacht moeten besteden aan zo’n clichématig beeld dat we ondertussen achter ons hebben gelaten? Vanuit ECIW weten we nu toch dat we niet van God gescheiden zijn? Nu niet en nooit geweest. Hij houdt van ons en ziet geen zonden in ons. Alles koek en ei. We voelen meer voor de uitspraak: “God en ik zijn één”. Einde van geloof in dualiteit, er valt niets meer te doen, niets goed te maken want we weten nu dat we de hemel nooit verlaten hebben. Het lijkt dan ook te getuigen van cursus-wijsheid als we zeggen dat er eigenlijk niets te vergeven valt en dat goedbeschouwd de cursus helemaal niet nodig is. Dit lijkt nog eens een diep inzicht!

Zo kunnen we tevreden om ons heen kijken. Ietwat meewarig zelfs. We zien kerkgangers bidden tot God en liedjes zingen voor hem en voelen ons verheven boven dit al te menselijke beeld van God waar zij kennelijk nog geloof aan hechten. Wij weten dat God deze devotie en dit eerbetoon helemaal niet nodig heeft van ons want we zijn tenslotte al één met hem. Onze relatie met hem is helemaal oké en goedbeschouwd is er helemaal geen sprake van een relatie omdat we zelf goddelijk zijn. Wat onze aandacht wel nodig heeft is die innerlijke onrust die we nog ervaren. Ons hoogste goed is niet de verering van een God die dit helemaal niet nodig heeft, maar het bereiken van innerlijke vrede.

Maar nu even pas op de plaats. In “Een belangrijke sleutel bij het lezen van ECIW” en “De cursus in een notendop” probeerde ik aan te geven dat we beter niet slechts aan “eenheid” kunnen denken zonder ons hart ook open te stellen voor “liefde”. Woorden kunnen God niet adequaat beschrijven, maar met de uitspraak “God is eenheid en liefde” dwalen we minder ver af dan wanneer we menen te moeten kiezen of God nu eenheid of liefde is.

Als we alleen oog hebben voor het liefde-zijn van God dan kunnen we Hem ten onrecht te veel buiten ons zelf plaatsen. Dan openen we de deur naar projectie waarbij we denken dat God ook boos kan worden op ons omdat we zouden kunnen afdwalen van Hem. Dus daar hebben we het één-zijn van God nodig. God kan niet boos worden op Zijn Kinderen die Hij nog altijd in Zijn armen koestert omdat ze één zijn met Hem.

Het is prima om denkbeeldige grenzen tussen God en ons (en tussen ons onderling) te “vergeven”. Dit is ware ontkenning. Een bekende cursus-wijsheid stelt dat we niet kunnen leren wat liefde is en dat we slechts de barricades hoeven op te ruimen waarvan we geloven dat ze tussen ons en liefde in staan. En daarom gaan we dapper “zelf” aan de slag om het besef te hervinden dat we één zijn met God. We beginnen met een psychologische krachttoer om de barricades te slechten en we doen dit in ons eentje omdat er tenslotte niemand is die buiten ons bestaat en die we om hulp zouden kunnen vragen. Zei een bekende leraar niet dat God niets van ons geploeter afweet, dat Jezus en de Heilige Geest slechts symbolen zijn, beelden in onze geest en dat er geen anderen zijn? Dus ploeteren maar, om die felbegeerde innerlijke vrede deelachtig te worden!

Helaas. Waar we christenen, wellicht deels terecht, verwijten een eenzijdig Sinterklaas-Godsbeeld te hebben, hebben wij alles, God en iedereen, overboord gegooid en ploeteren op eigen kracht verder.  We focussen ons op één aspect van het wonder: de correctie van onze perceptie van afgescheidenheid. Maar we vergeten de hoofdbetekenis van het wonder: een uiting van liefde.

Liefde vergt inderdaad geen onderwijs maar wel bereidwilligheid. De bereidwilligheid om je in “awe”, verwondering, open te stellen voor het wonderlijke feit dat je bestaat omdat Liefde (God de Vader) dit gewild heeft. Liefde is middel en doel. Door je hart en hoofd bereidwillig open te stellen voor liefde kan die liefde binnen stromen, je vervullen en je de verlossing bieden waarnaar je zo smacht. Innerlijke vrede is het product van je bereidheid om geen verschillen te zien (correctie van perceptie, opruimen van barricades) en je open te stellen om je functie als kanaal van liefde te vervullen. En dan beginnen je hart en mogelijk ook je mond spontaan te zingen en misschien steek je zelfs in extase je handen in de lucht.

De beste manier om deze blog af te sluiten is met de werkboekles van vandaag (Les 327). Wow, dank u Heer!

Ik hoef slechts te roepen en U geeft me antwoord.

Er wordt mij niet gevraagd om verlossing aan te nemen op grond van een ongefundeerd geloof. Want God heeft beloofd dat Hij mijn roep zal horen en mij Zelf antwoord geven. Laat me slechts op grond van mijn ervaring leren dat dit waar is, en vertrouwen in Hem zal zeker tot me komen. Dit is het vertrouwen dat stand zal houden en me steeds verder en verder zal brengen op de weg die tot Hem leidt. Want zo zal ik er zeker van zijn dat Hij me niet verlaten heeft en nog steeds liefheeft, en slechts wacht op mijn roep om me alle hulp te geven die ik nodig heb om tot Hem te komen.

Vader, ik dank U dat Uw beloften in mijn ervaring altijd zullen worden ingelost, als ik ze maar uitprobeer. Laat me daarom proberen ze te beproeven en ze niet te beoordelen. Uw Woord is één met U. U schenkt de middelen waardoor overtuiging komt en de zekerheid van Uw blijvende Liefde eindelijk wordt verworven.

De Cursus in een notendop!

Een reis door de metafysica en de praktijk van Een Cursus in Wonderen

Inleiding: De zoektocht naar vrede

Welkom. We zijn hier samen om te kijken naar een fenomeen dat voor velen van ons het leven totaal op zijn kop heeft gezet, of – beter gezegd – eindelijk weer rechtop heeft gezet. We gaan het hebben over Een Cursus in Wonderen. Het is een dik, blauw boek vol met complexe termen, christelijke symboliek en psychologische diepgang. Maar als we heel eerlijk zijn, als we door de honderden pagina’s heen kijken naar de kern, dan is de boodschap verbluffend eenvoudig.

Misschien kent u de beroemde samenvatting waarmee de Cursus zichzelf introduceert:

“Niets werkelijks kan bedreigd worden. Niets onwerkelijks bestaat. Hierin ligt de vrede van God.”

In die drie zinnen ligt alles besloten. Maar om die zinnen niet alleen intellectueel te begrijpen, maar ze echt te voelen en te leven, moeten we een reis maken. Een reis van de eenheid van God, naar de verwarring van onze droomwereld, en weer terug naar huis. Vandaag wil ik jullie meenemen op die reis, langs de valkuilen en de wonderen, om uiteindelijk uit te komen bij wie wij werkelijk zijn.

Deel 1: De Aard van de Werkelijkheid

Laten we beginnen bij het begin, of eigenlijk: vóór het begin. Laten we beginnen bij God.

In onze menselijke taal is het bijna onmogelijk om over God te spreken zonder Hem tekort te doen, maar de Cursus doet een poging. God is Één. En God is Liefde. Het is een staat van zijn die volkomen geestelijk is. Er is daar geen materie, geen tijd en geen ruimte. Er is geen ‘daar’ en geen ‘hier’, geen ‘toen’ en geen ‘straks’. Er is alleen een eeuwig ‘Nu’ van pure, ongedifferentieerde eenheid.

Nu zou je kunnen denken: in zo’n statische eenheid, daar kan toch niets gebeuren? Als alles één is, is er dan geen stilstand?

Hier stuiten we op het eerste grote mysterie. Omdat God niet alleen Één is, maar ook Liefde, gebeurt er iets wat voor ons verstand nauwelijks te bevatten is. Liefde heeft namelijk een inherente eigenschap: Liefde wil zichzelf uitbreiden. Liefde wil delen. Liefde kan niet ingeperkt blijven.

En zo breidt Liefde zichzelf uit binnen die eenheid. Wij, u en ik, in onze diepste essentie, zijn die uitbreidingen. In de Cursus worden we de ‘Gedachten van God’ genoemd. En net zoals een gedachte de geest niet verlaat die hem denkt, zo verlaten wij God nooit. Wij zijn net zo geestelijk, net zo tijdloos en net zo vormloos als onze Bron.

Het is een prachtig, onbegrijpelijk mysterie: alles blijft één, en toch zijn wij op een bepaalde manier onderscheiden. Niet gescheiden van God, maar onderscheiden binnen God. Je kunt het zien als een vlam die een andere vlam aansteekt. De tweede vlam is uniek, maar het vuur is precies hetzelfde en ze zijn onlosmakelijk verbonden in dezelfde hitte en hetzelfde licht.

In die tijdloze werkelijkheid vindt er een voortdurende uitwisseling van liefde plaats. Een eeuwige lofzang tussen de Schepper (God de Vader) en zijn scheppingen (de Zoon, of het Zoonschap). In die staat ontbreekt het ons aan niets. We zijn volmaakt gelukkig, volmaakt veilig en volmaakt in vrede. Dit is onze ware identiteit.

Deel 2: De Droom van Afscheiding

Maar als ik nu om me heen kijk, en als u naar uw eigen leven kijkt, dan is dat waarschijnlijk niet uw directe ervaring. We voelen ons vaak niet volmaakt veilig. We voelen ons niet altijd één met elkaar. We zien oorlog, we voelen pijn in ons lichaam, we maken ons zorgen over onze bankrekening en we hebben conflicten met onze buren.

Wat is er aan de hand? Hoe zijn we van die hemelse eenheid hier beland?

Het antwoord van de Cursus is radicaal: We zijn hier helemaal niet.

De Kinderen van God zijn hun identiteit vergeten. We zijn in slaap gevallen. Wat wij ons ‘leven’ noemen, is in werkelijkheid een droom. Een collectieve droom waarin we ons verbeelden dat we losgeraakt zijn van God en los zijn van elkaar.

Stel je voor dat je ’s nachts droomt dat je achternagezeten wordt door een monster. Je hart bonst, je zweet, je voelt echte angst. In de droom is het monster echt. De straat waarin je rent is echt. De tijd tikt weg. Maar zodra je wakker wordt, besef je: het gebeurde allemaal in mijn eigen geest. Ik lag al die tijd veilig in bed.

Zo beschrijft de Cursus onze realiteit. Binnen de geestelijke werkelijkheid dromen wij een droom van tijd en ruimte. Dankzij die gedroomde tijd en ruimte lijken er vormen te bestaan. We menen geboren te worden in een kwetsbaar lichaam. We denken dat er een God bestaat die ergens ver weg buiten ons staat – en die misschien wel boos op ons is. En we zien andere mensen rondlopen die volkomen los van ons lijken te staan.

Deze droom is, zoals we allemaal weten, niet altijd plezierig. Sterker nog, de Cursus noemt het vaak een nachtmerrie. Waarom is deze droom zo pijnlijk? Dat komt door drie fundamentele, vaak onbewuste overtuigingen die we met ons meedragen sinds het moment dat we dachten ons af te scheiden:

  1. Zonde: We menen, diep vanbinnen, dat we iets vreselijks hebben gedaan. We hebben ons losgerukt van onze Bron. We hebben ‘nee’ gezegd tegen de eenheid. We geloven dat we gezondigd hebben.
  2. Schuld: Omdat we geloven dat we gezondigd hebben, voelen we ons schuldig. Dit is een knagend gevoel van ‘niet goed genoeg zijn’, van tekortschieten.
  3. Angst: En waar schuld is, volgt onvermijdelijk angst. Want als je schuldig bent, verdien je straf. We zijn – onbewust – doodsbang dat God ons zal komen halen om ons te straffen voor onze arrogantie.

Dit mechanisme van zonde, schuld en angst houdt de droom in stand.

Deel 3: Het Zoeken in de Mist

Ergens, heel ver weggestopt in een uithoek van onze geest, is er nog een herinnering. Een vage herinnering aan de Waarheid. Een echo van toen we één waren met God, intens gelukkig en zonder enig gebrek. We missen dat. We voelen een fundamentele leegte.

Maar omdat we vergeten zijn wat we precies missen, gaan we zoeken op de verkeerde plek. We zoeken ons geluk binnen de droom. We denken: “Als ik die baan krijg, dan ben ik veilig.” Of: “Als ik die partner vind, dan ben ik geliefd.” We streven naar zekerheid, naar sensatie, naar macht en bezit.

We weten niet meer wie we zijn, en daarom proberen we onszelf te definiëren door wat we hebben. Maar in een wereld van schaarste – want in de droom lijkt er nooit genoeg voor iedereen – raken we verwikkeld in een strijd. Jouw winst is mijn verlies. Als jij dat huis koopt, kan ik het niet meer kopen. We geloven in kwetsbaarheid en tekort.

En hoe reageren we daarop? Met wat de Cursus het ego noemt. We versterken de illusie door ik-gericht gedrag. We vallen aan om onszelf te verdedigen. We oordelen over anderen om onszelf beter te voelen. We bouwen muren om ons hart. En met elke aanval, met elk oordeel, maken we de droom voor onszelf echter en steviger. We vergeten steeds meer wie we zijn.

Deel 4: Projectie en Perceptie

Hier komen we bij een cruciaal mechanisme uit de Cursus, misschien wel het belangrijkste psychologische inzicht dat het ons biedt: Projectie geeft perceptie.

Wat betekent dit? Het betekent dat de wereld die we zien, niet de oorzaak is van onze gevoelens, maar het gevolg ervan.

Omdat we diep vanbinnen die ondraaglijke schuld en angst voelen over onze vermeende scheiding van God, zoeken we een manier om dat rotgevoel kwijt te raken. Wat doet de menselijke geest? Hij projecteert. Hij spuugt het naar buiten.

We zeggen in feite: “Ik ben niet schuldig, jij bent het. De wereld is slecht. De politiek is corrupt. Mijn partner luistert niet.”

We projecteren de onvrede in onze eigen geest op de wereld om ons heen. Zo ontstaat de wereld van vormen, tijd en ruimte. Het is letterlijk een projectie van onze innerlijke staat. De Cursus zegt het heel scherp:

“De wereld is slechts een weerspiegeling van wat jij innerlijk wilt zien.”

We hebben gekozen voor zintuiglijke waarneming – zien, horen, voelen – met een specifiek doel. Niet om de waarheid te zien, maar om de afscheiding echt te maken. We willen bewijzen dat we op eigen benen staan, los van God. De materiële wereld fungeert als een rookgordijn. Zolang ik me druk maak over de problemen in de wereld, hoef ik niet naar binnen te kijken naar mijn eigen keuze voor afscheiding.

We leven dus in een spiegelpaleis. We denken dat we naar buiten kijken, maar we kijken constant in de spiegel van onze eigen overtuigingen: “Ik sta alleen, ik ben los van God, en ik moet vechten om te overleven.”

Deel 5: Het Wonder van Vergeving

De situatie lijkt uitzichtloos. We zitten gevangen in een droom die we zelf gemaakt hebben en die we zelf in stand houden door onze projecties. Wat helpt niet?

Het helpt niet om binnen de droom te gaan vechten tegen de nachtmerrie. Het zelf proberen voor elkaar te boksen door inspanning in tijd en ruimte is als het herschikken van de dekstoelen op de Titanic. Je bent druk bezig met de vorm, maar je negeert de inhoud.

Wat werkt dan wel?

Het antwoord is Het Wonder. En het middel om daar te komen is Vergeving.

Maar let op: vergeving in de Cursus betekent iets heel anders dan wat wij er meestal onder verstaan.

In de wereld betekent vergeven vaak: “Jij hebt mij iets vreselijks aangedaan, jij bent schuldig, maar ik ben zo grootmoedig dat ik het je niet zal nadragen.” Daarmee maak je de zonde en de schuld juist reëel. Je houdt de scheiding in stand: ik ben hier (onschuldig) en jij bent daar (schuldig).

Vergeving in Een Cursus in Wonderen is het ontkennen van de realiteit van de zonde. Het is beseffen dat wat de ander deed, onderdeel is van de droom, en geen effect heeft gehad op wie wij werkelijk zijn in de eeuwigheid.

Het is zeggen: “Ik zie dat je handelt vanuit angst, vanuit verwarring, net als ik. Maar ik weiger te geloven dat dit jouw ware identiteit is.”

Door te vergeven, trekken we onze projecties terug. We stoppen met het plakken van etiketten van schuld op de wereld. We ontkennen de ogenschijnlijke zonde, de schuld en de grenzen.

En als we de blokkades van oordeel weghalen, wat blijft er dan over? Dan kan de liefde weer gaan stromen. We zoeken weer naar verbinding in plaats van afscheiding.

Liefde is hierbij zowel ons middel als ons doel. Door te doen wat we ten diepste zijn – namelijk liefhebben – herinneren we ons wat we ten diepste zijn: aspecten van Liefde.

Dit is het wonder: De verschuiving in waarneming. Het moment waarop je niet langer een vijand ziet, maar een broeder die om liefde vraagt. Het is de herinnering aan onze ware identiteit die door de mist van de droom heen breekt.

De enige manier om dit te bereiken is niet door hard te werken, maar door ons open te stellen. Overgave. Vertrouwen. Stil zijn. We moeten de ‘kleine bereidwilligheid’ tonen om onze gelijkhebberij op te geven en de Heilige Geest (of de stem van Liefde in ons) te vragen: “Laat mij dit anders zien.”

Deel 6: De Valkuilen op het Pad

Nu klinkt dit als een duidelijk pad, maar de praktijk is weerbarstig. Er zijn twee grote manieren waarop studenten van de Cursus – en spirituele zoekers in het algemeen – kunnen ontsporen. Het is belangrijk deze te herkennen.

1. De intellectuele valkuil (Solipsisme)

Sommige mensen lezen de Cursus en denken: “Aha, alles is één. Ik ben God. Er bestaat niets buiten mij.” Ze richten zich puur verstandelijk op de eenheid. Dit kan leiden tot een gevaarlijke vorm van solipsisme. De cursist krijgt de indruk dat hij de enige is die bestaat en dat anderen slechts marionetten zijn in zijn droom.

Maar de Cursus zegt: “God is niet compleet zonder jou, maar jij bent niet compleet zonder je broeder.”

Als we het mysterie van de liefde vergeten – dat liefde verbinding is – eindigen we in een kille, eenzame toren van spirituele arrogantie. We hebben de ander nodig om onze eigen onschuld in te weerspiegelen.

2. De spirituele bypass

De tweede valkuil is misschien nog wel verleidelijker. We weten nu dat de wereld een droom is. Dus als iemand lijdt, of als we zelf pijn hebben, zeggen we: “Ach, het is maar een illusie. Het bestaat niet echt.”

Dit is de spirituele bypass. Het is het ontkennen van de droom, terwijl je er nog middenin zit. Het is een vlucht.

De Cursus leert ons niet om de droom te ontkennen of te ontvluchten, maar om de droom te gebruiken. Nu we eenmaal geloven dat we hier zijn, kunnen we ontwaken door in de droom weer liefde te laten stromen.

We moeten, zoals de Cursus zegt, ‘wonderdoeners’ worden. Genezing vindt niet plaats door je af te keren van de wereld, of door te zeggen dat het lijden van een ander er niet toe doet. Genezing vindt plaats door de verbinding aan te gaan. Je kunt je spiegelbeeld niet veranderen door de spiegel stuk te slaan of te negeren. Je verandert je spiegelbeeld door naar de spiegel te glimlachen.

Beide ontsporingen – de intellectuele arrogantie en de spirituele bypass – leiden uiteindelijk tot hetzelfde: ik-gerichtheid, navelstaren en liefdeloosheid. En dat is precies het tegenovergestelde van waar de Cursus ons naartoe wil leiden.

Conclusie: De Weg naar Huis

Lieve mensen, Een Cursus in Wonderen is geen cursus in het begrijpen van de theorie, maar een cursus in het trainen van de geest. Het is een dagelijkse praktijk van het kiezen tussen angst en liefde.

Elke keer als we ons geïrriteerd voelen, boos, of bang, hebben we een keuze.

We kunnen meegaan in het verhaal van het ego: “Ik ben slachtoffer, de wereld is boos.”

Of we kunnen kiezen voor het wonder. We kunnen even stoppen, ademhalen en zeggen:

“Ik wil vrede in plaats van dit.”

We kunnen ons herinneren dat die ander, die zo vervelend doet, ook gewoon een kind van God is die, net als wij, de weg kwijt is in een enge droom. We kunnen kiezen om voorbij de vorm te kijken, naar het licht dat daarachter brandt.

Laten we ons niet blindstaren op de metafysica, hoe fascinerend die ook is. Laten we ons richten op de praktijk. Laten we vergeven. Laten we liefhebben. Want door de ander te zien als onschuldig, herinneren we onszelf aan onze eigen onschuld. En stap voor stap, wonder na wonder, vergeving na vergeving, worden we wakker uit de droom van angst en openen we onze ogen voor de realiteit van Liefde.

Zoals de Cursus ons belooft:

“Een wonder is nooit verloren. Het kan vele mensen raken die jij niet eens ontmoet hebt, en veranderingen teweegbrengen in situaties waarvan je je niet eens bewust bent.”

Laten we die wonderdoeners zijn.

English idiom with picture description for in a nutshell on white background illustration

Een belangrijke sleutel bij het lezen van ECIW.

Het is in mijn beleving behulpzaam om bij het lezen van Een Cursus in Wonderen zo snel mogelijk oog te krijgen voor een belangrijke beperking van ons denkvermogen. Ongemerkt gebruiken we ons denken als tool om ECIW te begrijpen en we staan nauwelijks stil bij het zwart-wit aspect van dit denken. Het gevolg hiervan is dat er twee dwalingen op de loer liggen. Eén hiervan kennen we goed en de andere zorgt voor grote verwarring bij sommige serieuze en nadenkende medestudenten en leraren.

De bekende vergissing van ons denken vormt het hoofdthema van ECIW. Het is ons geloof in dualiteit, in het bestaan van echte grenzen. Dat levert een duaal Godsbeeld op (Ik hier versus God daar) en een duale blik op onze naasten (Ik hier, jij daar). Tegenwoordig zijn veel van onze tijdgenoten niet zo bezig met nadenken over God en speelt vooral dat tweede aspect een hoofdrol; zowel in ons persoonlijk leven als op het wereldtoneel. We zien niet langer dat het onmogelijk is om zelf in vrede te leven zolang we anderen als los zien van onszelf. ECIW noemt de manier waarop wij met anderen omgaan de speciale (=duale) relatie.

De tweede dwaling van ons denken treedt op als we de eerste dwaling proberen te corrigeren. Ons zwart-wit denken trekt de onverbiddelijke conclusie dat indien we niet gescheiden zijn van God en ook niet van elkaar, hieruit onverbiddelijk volgt dat we één en dezelfde zijn. We stoten dualiteit van de troon en plaatsen er vervolgens ons beeld van absolute eenheid op. Wat hieruit volgt is, voor ons denken, een feest van duidelijkheid. Het is het toppunt van nivellering waarbij de conclusie onherroepelijk lijkt te luiden dat ik God ben en at er geen anderen bestaan. We voelen ons hierin bevestigd door de beroemde samenvatting van de Cursus:

Niets werkelijks kan bedreigd worden,
Niets onwerkelijks bestaat,
Hierin lig de vrede van God.

In absolute eenheid kan er geen sprake zijn van enig onderscheid, noch van differentiatie of van individuatie. Er kan geen sprake zijn van meervoudsvormen (Zonen, Kinderen, Kanalen van Liefde) en in wezen is het woord Schepping dan een betekenisloos begrip geworden. Eenheid is al compleet en hierin kan niks gebeuren. Het klinkt toch allemaal zo logisch.

Wat er gebeurt bij deze tweede dwaling is dat we te maken hebben met een halve waarheid. Want ten diepste is het waar dat binnen eenheid geen onderscheid kan bestaan. Maar de eenheid die zo gewaardeerd wordt door ons denken is slechts de helft van de boodschap van ECIW. De andere helft is Liefde. En daar kan ons denken weinig mee. Ons denken neigt naar visies die gebaseerd zijn op de eenheidsgedachte die vaak het hoofdthema vormt van oosters getinte zienswijzen. Binnen Cursus-land heeft Ken Wapnick de eenheidsfilosofie vol in het spotlicht geplaatst in een goedbedoelde poging om onze eerste dwaling, ons geloof in dualiteit, te corrigeren.

Maar eenheid en liefde vormen één geheel. Wat binnen absolute eenheid niet lukt, namelijk iedere vorm van schepping, dat lukt wel binnen de liefde. Liefde presteert het onmogelijke en breidt zichzelf uit in eenheid. Je kunt hier letterlijk gevoel voor krijgen en dan begint je hart te juichen. Wat onmogelijk is binnen absolute eenheid is toch gebeurd: liefde heeft jou geschapen en koestert jou in een tijdloze omarming.

God is eenheid en liefde. Als je zegt dat God niks weet van onze vergeetachtigheid, ons geloof in afgescheidenheid en lijden; dan verwijs je naar het eenheidsaspect van God en heb je verstandelijk gezien gelijk. Maar het is de helft van het verhaal. Want de liefde die God is “voelt” het als deze liefde niet stroomt en zich niet uitbreidt. Dat maakt volgend citaat ook volkomen waar:

Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.

Het is “menselijk” taalgebruik, dat klopt. Er zit geen oude man met een baard te huilen op een wolk. Maar binnen de eenheid van de Liefde en het Hart dat we delen met God en met elkaar is er het besef dat er een roep om liefde is ontstaan. En dit besef is direct een Stem en een oproep, een verlangen, om ons de Liefde weer te herinneren. Liefde (God) breidt Zich uit in ons en er is hierin sprake van gevende liefde. De Cursus leert dat geven en ontvangen in waarheid één zijn en daarom merkt de “Gever” dat er iets stagneert als de ontvanger blokkeert. Dit is de Heilige Relatie; dat onbegrijpelijke fenomeen dat twee zo innig met elkaar verbonden zijn dat ze per saldo één zijn.

En precies hetzelfde gebeurt in ons contact met onze medemens. De meesten van jullie kennen de prachtige wijsheid dat er ten diepste slechts twee mogelijkheden zijn in het contact tussen mensen: er is een uiting van liefde of een roep om liefde. Dus precies hetzelfde als in de relatie tussen God en ons. Dus net zoals God, die Liefde is, “voelt” als wij blokkeren, zo voelen wij de blokkade in onze relatie met elkaar als hierin de liefde niet stroomt. Als de relatie speciaal is in plaats van heilig.

Dit is geen metafysische haarkloverij maar een levensbepalend onderscheid. En het is van groot belang dat wij zowel naar ons hoofd als naar ons hart luisteren. Ons hoofd leert ons terecht dat er geen afgescheidenheid bestaat. Maar het slaat door als het zegt dat er daarom geen anderen zijn, dat we hen dus geen liefde hoeven te betonen en dat het alleen draait om onze innerlijke vrede. We moeten ook naar ons hart luisteren. Dat hart dat weet dat het onmogelijke is gebeurd: we hebben binnen de eenheid echte broeders en zusters, kinderen van die ene Vader. En in onze relatie met hen kan een echte roep om liefde klinken die we mogen beantwoorden. Pas als we ons hart openstellen voor onze Vader en onze Broeders kan de Liefde stromen en de herinnering aan onze ware Identiteit terugkeren. We zijn de liefdeskinderen van de Vader, in eenheid verbonden met Hem en met elkaar.