Ego’s vlucht “voorwaarts”.

Als ik als Zoon van God meen dat ik afgescheiden besta van de Schepper en van de schepping dan spreken we van ego. Ego is het gevoel onafhankelijk te zijn, op mijzelf te staan. Jezus leert ons dat dit een vergissing is. Geen morele zonde, maar wel erg onhandig omdat ons geloof in afgescheidenheid gepaard gaat met doodsangst. We zijn gaan geloven dat het leven dat we leiden als afgescheiden, kwetsbare wezentjes het echte leven is en we proberen hier in 80-90 jaar uit te halen wat er in zit. Daarna kon het wel eens definitief afgelopen zijn, menen we.

Het klassiek Christelijke geloof corrigeert terecht onze vergissing. We leerden in de kerk dat we wezens zijn die door God geschapen zijn en dat, als we goed leefden,  de dood niet het laatste woord zou hebben; hierna zou het eeuwige leven in de hemel beginnen.

In latere openbaringen, zoals Een Cursus in Wonderen (ECIW)  en Een Cursus van Liefde (ECVL), benadrukte Jezus de boodschap die hij ons al had gegeven in het Nieuwe Testament. God is geen strenge autoriteit buiten ons maar een liefdevolle Vader. En de hemel is geen heel lang durend fysiek leven maar het besef dat we (denk-)geest zijn en daarmee onsterfelijk. Er is sprake van grote intimiteit tussen de Vader en Zijn kinderen en tussen de kinderen onderling. We leven in een heilige relatie met elkaar. Moeten we dit zomaar geloven? Is dit een nieuwe theologie? Nee, als we stoppen met oordelen, als we op nieuwe wijze leren vergeven (namelijk door iemand de vergissing van het geloof in afgescheidenheid niet aan te rekenen) dan gaan we steeds meer ervaren dat we niet op onszelf staan, niet afgescheiden zijn. Anders gezegd: als we de liefde van de Vader door ons heen laten stromen naar anderen (het aanbieden van wonderen) dan ervaren we dat we liefde zijn (dus daarmee aanvaarden we het wonder voor onszelf en ervaren we innerlijke vrede).

Je zou zeggen dat vergissing na ECIW uitgesloten zou zijn. Maar het ego, dus onze wil om afgescheiden en zelfstandig te zijn, laat zich niet zo gemakkelijk buitenspel zetten. Het bedacht een meesterzet, een vlucht “voorwaarts”. In plaats dat we ontspanden en ons lieten dragen door de Vader, door liefde voor Hem en voor elkaar, wilden we naar binnen gericht blijven en zelfstandig. We deden er een schepje bovenop en stelden: “Ik word niet alleen in een innige omarming veilig gedragen door God, nee, ik bén God en buiten mij is er niets!”. Ons verstand vond er een waterdichte onderbouwing bij: “Als alles één is, dan moet ik wel God zijn”.

Jezus gaf ons in zijn complete dictaat aan Helen Schucman een prachtige weg waarlangs we kunnen ontdekken dat we niet van de Vader gescheiden zijn. Daarbij is het gevoel van eenheid, verbondenheid en innerlijke vrede als het ware de vrucht van een leven in ware dienstbaarheid, van een leven vanuit een hoofd en hart in harmonie met elkaar verbonden, een leven vanuit waarheid en liefde. Hoe konden wij gehoor geven aan de stem van het ego? Hoe konden we de boodschap van Jezus dusdanig verdraaien dat we ons gevoel van afgescheidenheid overeind konden houden? Hoe konden we ultiem ik-gericht worden? Door niet langer te spreken over schepping, over (heilige) relaties en over het aanbieden van wonderen aan onze broeders en zusters maar door te stellen dat, als alles toch één is, het in feite gaat om mijn innerlijke vrede, om zelfliefde. We voerden onbewust de factor tijd weer ten tonele en meenden dat door eerst zelfliefde na te streven daarna de overgebleven kruimels van de liefde wel ten goede zouden komen aan “anderen”. Hoewel, anderen? Als alles één is dan zijn er geen anderen! Er is geen wereld, er zijn geen anderen, er is geen heilige geest, ik ben er alleen zelf, in feite bén ik God!

Laat ik het wat nuchterder zeggen. We proberen voortijdig van perspectief te wisselen en vanuit het perspectief van Christus-bewustzijn te spreken terwijl we niet doorhebben dat we nog volop in het (kleine) zelf perspectief zitten en dit de ultieme bescherming proberen te geven door van dit kleine ego-zelf een God te maken. Door vlak langs de waarheid te scheren (ik ben Goddelijk) verdraaien we deze totaal (ik ben God).

Daarom gaf in mijn beleving Jezus ons 30 jaar na ECIW ook ECVL. De ultieme boodschap van ECVL is in feite de krachtige herhaling en uitwerking van de kernboodschap van ECIW: wij zijn Kinderen van de Vader, wij zijn de Heilige Relatie, we zijn medescheppers. Contempleer is op die wonderlijke uitspraak: “ik ben relatie”. Hier zit zoveel in. Het behoed je voor te grote zelf-gerichtheid en voor (schuldeloze) niet vruchtbare hoogmoed.

Tenslotte: ik weet dat het mogelijk is om via de weg van het verstand en met behulp van allerlei citaten deze blog mis te verstaan. Daarom die uitnodiging om zo eerlijk mogelijk te proberen om je hart open te stellen voor waar deze woorden moeizaam op proberen te wijzen. Versta me goed: er is niks mis met zelfliefde en genieten van je Goddelijke natuur. Maar open je voor het mysterie van de schepping, voor het stromen van de liefde en wees die relatie waardoor liefde stroomt naar de hele schepping.

Mattheüs 22:36-40 

‘Meester, wat is het belangrijkste gebod in de wet van Mozes?’ Jezus antwoordde: ‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit gebod is het eerste en het belangrijkste. Het tweede gebod komt op hetzelfde neer: “Heb uw naaste net zo lief als uzelf.” Deze twee geboden zijn de basis van de hele wet en de profeten.’

Plaats een reactie