“We zien de buitenwereld.” Dit vinden we zo vanzelfsprekend dat we het als uitgangspunt nemen. We gaan uit van de scheiding tussen het subject, de waarnemer, en het object, dat wat waargenomen wordt. Filosofen als Bernardo Kastrup roepen ons tot de orde. Wat weten we nu zeker? Het enige dat we echt zeker weten, is dat we gewaarwordingen hebben, percepties. Anders gezegd: we weten zeker dat “we zien”. Maar weten we dat tweede deel van de uitspraak ook zeker? Weten we zeker dat er een buitenwereld is? Kastrup en andere filosofen wijzen ons er op dat het idee van een van ons losstaande, objectieve buitenwereld (het materiële universum) een aanname is, een geloof, zoals u wilt.
Alle informatie komt tot ons via gewaarwordingen, via perceptie van het een of ander. Misschien komt nu de vraag bij je op hoe het dan zit met meetinstrumenten als een microscoop, telescoop of microfoon. Maar wat weten we zeker van deze instrumenten? Slechts dat ze onze preciezere gewaarwordingen of percepties geven; meer niet. Anders gezegd komen vooraanstaande filosofen tot de conclusie dat we niet zomaar kunnen aannemen dat er een stoffelijk universum bestaat waarin wij leven. We weten slechts dat er in ons bewustzijn beelden verschijnen, gewaarwordingen optreden, van iets dat wij duiden als het universum.
Via een wetenschappelijke invalshoek komt Professor Donald Hoffman ertoe om te zeggen dat tijd en ruimte niet fundamenteel zijn. Na Newton dachten we te weten hoe het universum in elkaar stak. Einstein zette dit beeld op zijn kop en nu vallen zelfs tijd en ruimte door de mand. Hoffman zegt het zo: “Time and space are doomed.” Ze vormen slechts een perspectief op een werkelijkheid die zich onttrekt aan ruimte en tijd. Hoffman eindigt, net als Kastrup, bij zoiets als “ervaring” als basis-ingrediënt van de werkelijkheid.
Dus filosofen en wetenschappers komen tot een opvallende conclusie: onze werkelijkheid is “mentaal”, bewustzijn. Een lastig aspect bij dit taalgebruik is dat wij “bewustzijn” en “zelfbewustzijn” als synoniem zien, maar dat is niet correct. Het gaat de scope van deze blog te boven om dit hier verder toe te lichten, en geïnteresseerden verwijs ik naar genoemde namen. Waar het mij hier om gaat is de overeenkomst met ECIW en onze houding als studenten van de Cursus ten opzichte van de fysieke wereld. De metafysica van ECIW is volgens mij geheel in lijn met de hierboven aangehaalde inzichten. De werkelijkheid is “mind”, zo stelt ECIW, in het Nederlands wat ongelukkig vertaald met “denkgeest”. Ons alledaagse denken betreft nu juist die 3D-wereld met zijn causaliteit en ruimte- en tijdgebonden concepten. Anders gezegd: ons alledaagse denken biedt niet meer dan een bescheiden perspectief op de werkelijkheid. Spreek ik hiermee het belang van de, conceptuele, uitspraken van Kastrup en Hoffman niet tegen? Niet helemaal. Denken is prima in staat om tegen zijn eigen grenzen aan te lopen. Contempleer maar eens op kwesties als: “wat was er voor de oerknal?” of “wat is er aan de buitenrand van het heelal”. Dit soort bespiegelingen stemt bescheiden.
Het denken kan ook via de wiskunde doordringen in domeinen die ons voorstellingsvermogen overstijgen. Men komt hiermee niet slechts tot de ons bekende 3 of 4 dimensies maar, als ik het goed heb, zelfs tot 10 dimensies. In mijn woorden vertaald: we kunnen dingen berekenen waar we ons niet echt meer iets bij voor kunnen stellen.
In mijn beleving is de kernboodschap van ECIW dat we ons niet moeten identificeren met de wereld die we met onze zintuigen menen te zien. De Cursus stelt dat er geen van ons losstaande fysieke wereld bestaat waarin wij als afgescheiden individuen rondwandelen. We kijken slechts naar projecties in de “mind”, projecties die wij aanduiden als “de fysieke wereld”.
Waartoe dit hele betoog? Ik denk dat het goed is als wij als ECIW-studenten aansluiting houden met de filosofie en de wetenschap. Niet als doel op zich, maar om vooral niet wereldvreemd te worden. Dat gebeurt namelijk wel als overijverige studenten wat doorschieten. Dat doorschieten neemt de vorm aan van een ontkenning van de fysieke wereld. Hiermee moeten we oppassen. Want ja, er is geen van ons losstaande fysieke werkelijkheid. En nee, wij zijn geen losstaande individuen die in deze wereld rondlopen. Maar wij hebben als mentale “mind” wezens klaarblijkelijk wel de mogelijkheid om de gewaarwording van vormen, van de fysieke 3D-wereld, te hebben. ECIW zegt dit zonneklaar (Tekst hoofdstuk 2: IV,3):
Het lichaam maakt eenvoudig deel uit van jouw ervaring in de fysieke wereld. Zijn vermogens kunnen worden overschat en dat gebeurt ook vaak. Toch is het haast onmogelijk zijn bestaan in deze wereld te ontkennen. Wie dit doet, begaat een bijzonder onwaardige vorm van ontkenning. ‘De term ‘onwaardig’ betekent hier alleen dat de denkgeest niet hoeft te worden beschermd door de ontkenning van wat onnadenkend is. Als iemand dit ongelukkige aspect van de macht van de denkgeest ontkent, ontkent hij ook die macht zelf.
In mijn beleving wijst de metafysica van ECIW vooral op de volgende zaken:
– De werkelijkheid is “mind”
– Wij zijn geen afgescheiden individuen in een externe wereld (wij zijn zelf “mind”)
– Het 3D-universum is niet de ultieme werkelijkheid.
– We mogen onze identificatie met ons lichaam dus loslaten. Onze ware identiteit overstijgt, anders gezegd, het 3D-perspectief.
ECIW is dus prachtig in overeenstemming met genoemde filosofische en wetenschappelijke inzichten. Hetzelfde geldt voor Een Cursus van Liefde (ECVL), een boek dat door sommige ECIW-leraren niet goed wordt begrepen omdat ze juist deze metafysica volgens mij niet in genoemd perspectief kunnen plaatsen. Ik hoop en voorspel dat levensbeschouwing (ECIW/ECVL), filosofie en wetenschap elkaar steeds meer zullen ontmoeten en bevruchten. We mogen onze blik verruimen en genieten van deze duizelingwekkende inzichten die wijzen op de mentale aard van de werkelijkheid, op de centrale plaats van bewustzijn.
