Dit is de strekking van de reactie die iemand gaf naar aanleiding van de werkboeklessen van gisteren en vandaag (29 en 30). Hoewel ik de intentie van de schrijfster meen te herkennen, zie ik de achterdeur naar een duaal godsbeeld alweer opengaan.
De uitnodiging en uitdaging is om bij het lezen van ECIW en bij uitspraken zoals “God kan niet in een tafel zijn” de blik naar binnen te slaan in plaats van naar buiten. We menen te snel dat wij iets over zowel God als over de tafel kunnen zeggen en dreigen dan te vervallen in een onzinnige discussie. Over die tafel lijken de meeste studenten het wel eens te zijn: het is een fysieke vorm dus niet echt. Vervolgens lijkt het appeltje eitje: God is geest en hij kan dus nooit letterlijk in een vorm zitten. Logisch toch? Het enige wat dan nog recht gepraat moet worden is de kwestie dat Jezus in werkboekles 29 ons wel letterlijk laat oefenen met een zin als: “God is in deze kleerhanger”. Maar ook hier hebben we een oplossing voor bedacht: “Jezus zegt het wel, maar alleen om ons iets te leren waar we nu eigenlijk nog niet helemaal bij kunnen. Maar eigenlijk is het (natuurlijk?) niet waar”. Waarom zeggen we dit? Wat proberen we veilig te stellen? Niets anders dan ons eigen beeld van God. We zien God als een geestelijke eenheid. In absolute eenheid is elke vorm van individuatie en differentiatie onmogelijk. Maar klopt dit?
Hier kan de metafoor van de oceaan handig zijn, hoewel ik besef dat elke metafoor zijn beperkingen heeft en niet overvraagd moet worden. Zie God eens als een oceaan. Een oceaan van zijn. Het bijzondere is dat om zichzelf te kennen zelfs de spiegelgladde oceaan moet scheppen, moet gaan golven. God heeft natuurlijk helemaal geen moeite met deze golven die vanuit Hem oprijzen. Laten we ons zien als zo’n golf. In ons goede, ons ware doen, weten we dat we nog steeds één zijn met de oceaan en in deze eenheid verbonden met alle golven die we om ons heen zien. Zoals God vreugde schept in de golven die hij schept zo ervaren wij vreugde in onze verbondenheid met Hem en met de hele schepping.
Helaas kiezen wij ervoor om ons los te denken van de oceaan. We zijn het spoor (onze eenheid en verbondenheid) totaal bijster. We geloven in afgescheidenheid en in echte verschillen. We zien de oceaan als afgescheiden entiteit, God, en alles om ons heen als anders en afgescheiden van onszelf. Plotseling zien we kleerhangers, tijdschriften, een lichaam, een deur enzovoorts.
Nu valt de correctie die Jezus ons biedt in de Cursus heerlijk op zijn plaats. Hij wil ons weer wijzen op het feit dat alles “bestaat uit God”, dat alles denkgeest is. Hij zegt: “Joh; alles wat je ziet is eigenlijk het water van de oceaan. God is water, net als jij, en dat water is in alle dingen die jij ziet”. Voel je het? Kun je genieten van deze heerlijke correctie? Ons hart maakt een vreugdesprong nu ons denken zo krachtig gecorrigeerd wordt. We mogen dankbaar zijn voor de oefening.
Maken we nu onze illusie van afgescheiden vormen echt? Nee, natuurlijk niet, juist niet! Stellen we dat God letterlijk in een kleerhanger is? Dit ligt subtieler. We zeggen dat niks kan bestaan buiten God, buiten de denkgeest. Alles is water. Dus ook de kleerhanger is water en “bevat” dus God. Wat is dan het verschil tussen Gods ware visie en onze huidige blik? Wij zien een aspect van de oceaan, een druppeltje genaamd kleerhanger, als een op zichzelf staande, losse vorm. We zien niet meer dat het water is, net als al de rest, dat het druppeltje bestaat in God, in de denkgeest. Omdat we deel zijn van Gods geest, van zijn water, kunnen we natuurlijk niets anders dan vanuit zijn “materiaal” denkbeelden maken. Maar alles is water, zelfs het door ons bedachte druppeltje genaamd kleerhanger.
Mijn bezwaar tegen de titel van dit stuk is nu hopelijk wat helderder geworden. Als je het zo stelt dan werk je met “ontkenning” en loop je de kans op vergissing die ik in mijn vorige blog schetste. Je meent dat je God moet beschermen (=afscheiden) van een deel van de denkgeest, een deel dat wij nu percipiëren als “vormen”. Doorvoel hoe je denkt over God bij het lezen van de titel. Merk je hoe je van God toch weer een entiteit maakt die buiten jou staat, buiten het geheel? Door God te “beschermen” tegen de wereld van vorm val je terug in het oude, duale denken over God.
Ik kan je van harte Een Cursus van Liefde (ECvL) aanbevelen als je meer gevoel wilt krijgen voor het mysterie van de schepping. Er staan prachtige stukken in over zijn, beweging en expressie; stukken die naadloos aansluiten bij het mysterie van Schepping en van de heilige relatie. Maar ik sluit af met een alinea uit ECIW die we uit ons hoofd zouden moeten leren om ons te behoeden voor de valkuil van projectie. We worden opgeroepen om te zien dat de wereld (de kleerhanger) die we zien onze projectie is, een perceptie binnen de denkgeest. We moeten ervoor waken om van God niet een andere projectie van ons te willen maken. God is de geest waarin wij bestaan en waarin we van alles bedenken. De weg van Jezus is primair die van verbinden (alles is denkgeest; zelfs onze gedachten over God en kleerhanger). We moeten noch kleerhanger noch God “van ons af willen houden”, de manier waarop wij nu zien:
Werkboekles 30: God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest.
Vandaag proberen we een nieuw soort ‘projectie’ te hanteren. We proberen ons niet te ontdoen van wat we niet prettig vinden door het buiten ons te zien. In plaats daarvan proberen we in de wereld te zien wat zich in onze denkgeest bevindt, en wat we willen zien is er ook. Zodoende proberen we ons te verbinden met wat we zien, in plaats van het van ons af te houden. Dat is het fundamentele verschil tussen visie en de manier waarop jij ziet.





