Ooit verliet ik de kerk omdat ik moeite had met het beeld van een God die behoefte zou hebben aan offers. Ik vond de paasdiensten bijna niet om aan te horen. Ik ontdekte dat elk beeld dat wij ons vormen van wie of wat God is, tekortschiet en schreef daar twee boeken over (Een Christen op Satsang, Geen beeld van God). Het hielp mij om God meer te zien als symbool van de eenheid en ik zag overeenkomsten tussen bepaalde Bijbelpassages en de Advaita leer. Kort daarna ontdekte ik Een Cursus in Wonderen (ECIW) en ik ervoer het lezen hiervan als een feest van herkenning.
Onze neiging om God te willen begrijpen blijft echter bestaan. Het duurde even voordat ik besefte dat de voorstelling van God als “eenheid” in feite een nieuw beeld inhoudt. Ik ontdekte dit in talloze gesprekken met medestudenten van de Cursus. In deze gesprekken kreeg ik een “niet pluis” gevoel. Cursus-studenten geloven gelukkig niet meer in een wraaklustige God die ons zou willen straffen. In plaats hiervan wordt God nu echter niet zelden afgeschilderd als “iemand” die niets afweet van de wereld die Zijn Zoon aan het dromen is.
Langzaam maar zeker begin ik te zien dat dit nieuwe godsbeeld invloed uitoefent op hoe wij in het leven staan. Bij een klassiek godsbeeld van een rechter-god proberen wij braaf te leven volgens regels die wij aan deze god toeschrijven. Bij het beeld van een absolute-eenheid-God gebeurt er iets anders. Het kan gebeuren dat dit beeld bij studenten de neiging oproept om alles wat niet in overeenstemming is met ons begrip van absolute eenheid te ontkennen. In absolute eenheid kan per definitie niets gebeuren (dus we kunnen niets doen), er kan geen wereld bestaan waarin sprake is van differentiatie en individuatie (“God weet niets van deze wereld”) en er kan geen sprake zijn van andere mensen die in nood verkeren (“als je wilt helpen maak je de illusie echt”).
Klopt dat nieuwe Godsbeeld dan niet? Dat beeld van absolute eenheid? We denken dat dit terechte vragen zijn. We menen onbewust nog steeds dat het mogelijk zou zijn om een juist godsbeeld te vormen, om god te begrijpen. We overschatten, anders gezegd, de reikwijdte van ons verstand, van ons denkvermogen. Dit denken kan behulpzaam zijn om ons te leren hoe dingen niet in elkaar zitten. Het kan ons erop wijzen wat het geloof in bepaalde godsbeelden met ons doet, zoals ik in dit stukje probeer te doen. Hopelijk ontstaat hierdoor enige ruimte in onze mind om gevoel te krijgen voor dat wat niet meer te omschrijven is.
Dit proces wordt omschreven in Een Cursus van Liefde (ECvL). Dit wonderlijke boek ligt prachtig in het verlengde van ECIW. Jezus vertelt ons in ECvL dat ECIW het ego-bolwerk danig heeft verzwakt en ons voor een brug heeft geplaatst. Dankzij ECIW heeft er een grote schoonmaakactie plaatsgevonden in de mind. Op zich is dit voldoende om de weg voor liefde vrij te maken. Als je mij vraagt of ECIW een complete leerweg is dan antwoord ik die vraag met een volmondig “ja”. Waarom dan toch ECvL? Ik vermoed dat Jezus ziet dat we nog steeds te veel waarde hechten aan de macht van ons denkvermogen. We denken dat we met het nieuwe godsbeeld, dat van een absolute-eenheid-god, de brug kunnen oversteken. We zien echter niet dat de kans bestaat dat dit beeld averechts kan werken en de illusie van afgescheidenheid kan versterken. We menen dat een afstandelijke Godheid ons voorbeeld is en dat wij ons afstandelijk dienen op te stellen jegens de wereld en jegens anderen. Helaas is er een nieuw duaal geloof ontstaan met aan de ene kant de waarheid en aan de andere kant de illusie, aan de ene kant een onwetende God en aan de andere kant onze wereld. Op grond hiervan menen we dat we maar het beste Gods voorbeeld kunnen volgen en deze wereld ontkennen. In een eerdere blog heb ik de gevolgen van dit “destructief gebruik van ontkenning” beschreven.
Wat dan wel? ECvL helpt ons om het enige behulpzame beeld van God, het belangrijkste beeld van God in de Bijbel en in ECIW, weer in herinnering te roepen: het beeld van God als Liefde, als liefdevolle Vader. De “methode” van ECIW is vergeven en deze vergeving draagt het karakter van “nuttige ontkenning”: er is geen schuld en er zijn geen echte grenzen. Maar deze ontkenning heeft niet tot doel om ons los te maken van God, van anderen of van de wereld maar juist om ons ultieme verbondenheid en relatie met onze Bron en met elkaar te herinneren.
Niet “een juist Godsbeeld”, niet een nieuw geloof in absolute eenheid, noch ontkenning is de veilige weg die Jezus ons aanraadt. Liefde is zowel middel als doel. ECvL wijst ons erop dat wij de diepe betekenis van het woord “liefde” niet meer beseffen. Het woord is wat sleets geworden. Maar in liefde ligt het hele mysterie van schepping besloten. Volgens ons verstand kan er in absolute eenheid helemaal niets gebeuren. In absolute eenheid is “alles” en “niets” precies hetzelfde.
Het enorme wonder van de Schepping is dat er vanuit dit ogenschijnlijke niets toch alles is ontstaan. Liefde breidt uit, geeft zichzelf weg in een eenheid waarin uitbreiding en geven (en ontvangen) volgens ons denken onmogelijk zijn. Het simpele feit dat we weten dat er “iets” is zou ons geloof in een abstracte, koude en absolute eenheid moeten ontmantelen. We kunnen het beste in ontzag zwijgen voor dit enorme mysterie. God is en Hij is Liefde.
