Ik zag een post van iemand die stelde dat “ECIW-mensen zich gedragen als een elitair groepje nep-volgelingen van Jezus”. Als reden gaf hij aan dat deze mensen neer zouden kijken op het Nieuwe Testament. Ik probeerde hem erop te wijzen dat er binnen de ECIW-gemeenschap verschillend wordt aangekeken tegen de Bijbel. De schrijver meende dat ik de kwestie bagatelliseerde.
De werkboeklessen waar we nu mee bezig zijn (vanaf nummer 61) dragen titels die de stelling van de schrijver lijken te bevestigen:
61: Ik ben het licht van de wereld
62: Vergeving is mijn functie als het licht van de wereld.
63: Het licht van de wereld brengt elke denkgeest vrede door mijn vergeving.
Tjonge jonge; als dit geen mateloze zelfoverschatting is!
Jezus ziet natuurlijk ook dat deze titels koren op de molen van het ego kunnen zijn. In WB 61: 2 stelt hij dan ook:
“Voor het ego is het idee van vandaag het toppunt van zelfverheerlijking”.
Het vergt aandacht, geduld en de bereidheid je open te stellen voor de hele boodschap van ECIW om dit soort uitspraken op waarde te kunnen schatten. Pas dan kun je zien dat het hier niet gaat om enige vorm van eigen verdienste. In tegendeel. De echte arrogantie zit hem in onze overtuiging dat we ons hebben kunnen afscheiden van onze Vader. Dat we op eigen beentjes kunnen staan, speciaal zijn en beter dan onze broeders en zusters. Maar Jezus geeft deze werkboeklessen niet aan mij alleen of mij in het bijzonder. Hij geeft de boodschap aan al de mensen, aan al de Kinderen van de Vader.
Hij toont in deze lessen wat onze ware aard is. Een aard die zichtbaar kan worden indien we ons eigen oordeel aan de kant schuiven en ons open durven te stellen voor de leiding van het licht, van de liefde. Deze afhankelijkheid van onze Vader blijkt bijvoorbeeld uit de titel van werkboekles 65:
Mijn enige functie is die welke God mij gaf.
In deze les spreekt Jezus over de noodzaak van onze totale toewijding aan verlossing. Wij wijden ons in het dagelijks leven toe aan alles en nog wat, aan het verkrijgen van zekerheid, het nastreven van heerlijke sensaties en naar het verkrijgen van macht. Wat vraagt Jezus echter van ons?
Om onze ware functie duidelijk te maken wijst Jezus ons in werkboekles 67 op onze ware aard: Liefde schiep mij als zichzelf. Hij geeft prachtige verwante gedachten:
Heiligheid schiep mij heilig.
Vriendelijkheid schiep mij vriendelijk.
Behulpzaamheid schiep mij behulpzaam.
Volmaaktheid schiep mij volmaakt.
Als we als ECIW-studenten elitair overkomen dan mag dit ons iets duidelijk maken. Want wat de schrijver stelt bevat een kern van waarheid. Wij kunnen menen de waarheid in pacht te hebben. We kunnen de Bijbel zien als een minder zuivere weergave van de boodschap van Jezus en we kunnen gelovigen en anders denkenden beschouwen als mensen die zich vergissen. Voor dat je het weet sluipt er een gevoel van superioriteit de denkgeest binnen. Ik herken dit en sta hier zelf ook niet met schone handen. Les 69 geeft hiervan de consequentie:
Mijn grieven verbergen het licht van de wereld in mij.
En, zoals daarvoor gesteld in werkboekles 68: Liefde koestert geen grieven.
De Cursus vraagt ons niet om overal dezelfde mening over te hebben. De één kan inspiratie vinden in de Bijbel, een ander in ECIW of in beide boeken. De uitspraak van de schrijver die ons elitair noemt kan overkomen als een grief; dat is een zaak van de schrijver zelf. Voor ons mag het duidelijk maken dat onze houding kennelijk niet als liefdevol werd ervaren. Laten we onszelf onderzoeken. Voelen wij ons superieur aan andersdenkenden?
In een Cursus van Liefde stelt Jezus het zo mooi: “Allen zijn geroepen”. De uitnodiging om zich open te stellen voor liefde, voor onze ware identiteit, is voor iedereen. Het is onze houding die “jaloers” moet maken, in positieve zin. Als wij gaan stralen doordat we het licht niet langer in de weg staan dan kan dit opgemerkt worden door onze naasten. Dan vervullen we onze functie. Dan ervaren we werkboekles 66: Mijn geluk en mijn functie zijn één. Daarom sluit ik graag af met les 64: Laat me mijn functie niet vergeten.
