Misschien herken je dit wel. Je vertelt aan een medestudent dat je door iemand vervelend bent behandeld waarop de ander je haarfijn uitlegt dat dit “slechts jouw projectie” betreft. En daar sta je dan, ietwat beschaamd zelfs. Je hebt het weer fout gedaan, je hebt weer eens iets geprojecteerd en nu sta je te kijk als een soort naïeve beginneling. “Projectie” wordt de algemene oplossing voor elk gesprek, de dooddoener die in één harde klap precies duidelijk maakt wat er aan de hand zou zijn.
Maar schieten we hier nu echt veel mee op? Ik betwijfel het. Klopt het dan niet? Jawel; metafysisch gezien is alles wat we hier menen mee te maken projectie. Een Cursus in Wonderen (ECIW) leert dat we tijdloze, onkwetsbare geesten zijn en alles, ja alles, wat maar enigszins iets anders lijkt te zeggen, is projectie. Ons lichaam? Projectie. De wereld? Projectie. Een medestudent verwijten dat hij of zij aan het projecteren is? Ha, ha; ook projectie. Het idee dat je door noodlot getroffen kunt worden? Projectie. En ga zo maar door.
In mijn beleving worden gesprekken over projectie vooral vervelend als we anderen de maat nemen. Er klinken dan harteloze uitspraken als: “kennelijk hebben ze nog vergevingslessen te leren; in feite roepen ze de situatie over zichzelf af”. Ofwel: ze projecteren hun eigen ellende. En wederom geldt dat dit op een “hoog metafysisch niveau” waar mag wezen; de Zoon van God projecteert inderdaad volgens ECIW het tijd- en ruimte gebonden universum met alles erop en eraan inclusief al het leed. Maar is het behulpzaam om hiermee telkens te schermen richting je broeders en zusters? Mij helpt het om vooral zelf m’n eigen projecties te onderzoeken als ik van streek raak in contact met anderen, ziekte of rampspoed.
Dus de vraag: “hoe zit het nu precies met dat projecteren”, parkeer ik voorlopig. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet aan de gang ga met mij reacties. Want als ik mijn innerlijke vrede verlies in contact met anderen, bij ziekte of bij rampspoed dan geloof ik dat ik een kwetsbaar wezentje ben en is dit een teken dat ik me mijn ware identiteit als onkwetsbaar, geestelijk Kind van de Vader niet herinner. Ik heb dan nog vergevingslessen te leren. Maar daarin hoef ik ook weer niet te overspannen te reageren en te streng te zijn voor mezelf.
Het zal best zo zijn dat ten diepste geldt dat ik uiteindelijk, als God de laatste stap heeft gezet, helemaal geen anderen en geen wereld meer zal zien. Maar dat ligt buiten het bereik van de cursus. Tot die tijd kom ik gewoon broeders en zusters tegen die zich, net als ik, op grillige en dikwijls onplezierige wijze kunnen gedragen, bijvoorbeeld boos, sacherijnig, jaloers, hooghartig enzovoort. ECIW leert me niet om ernstig aan mijzelf te gaan twijfelen als ik deze mensen tegenkom en al helemaal niet om vroegtijdig de dooddoener te lanceren en te roepen: “er zijn geen anderen; het is allemaal slechts projectie!”.
Zolang ik hier meen rond te wandelen is de uitnodiging niet om alles te ontkennen maar om te onderzoeken wat mij nog triggert. Word ik bang van die boze ander? Raak ik geïrriteerd van dat slechte humeur van haar? Voel ik me beledigd als die ander voor wie ik zo veel heb gedaan mij niet dankbaar is? Zie je het verschil? Wat raakt mij in dit leven (illusoir of niet)? Wat triggert mij?
Jezus zet me aan het denken door mij er op te wijzen dat het gedrag van mijzelf en dat van anderen eigenlijk in twee categorieën uiteenvalt: uitingen van liefde of een roep om liefde. Door hierop te letten kan ik steeds meer gaan leren wat er aan de hand is. Ik kan leren om mijn interpretatie van het gedrag van anderen ernstig te betwijfelen. Als ik iets anders zie dan een uiting van liefde of een roep om liefde dan heb ik genezing nodig van mijn denkgeest. Ben ik bereid mijn oordeel los te laten en de Heilige Geest te vragen mij een andere blik op de situatie of op die ander aan te reiken? Of wil ik blijven mokken, me verongelijkt voelen of, zoals de cursus het zo treffend omschrijft, mijn grieven blijven koesteren?
En dan kan er iets bijzonders gebeuren. Als de denkgeest geneest lijkt het wel of je minder vaak, of misschien helemaal niet meer, in steeds weer diezelfde soort nare situaties terecht komt. Het lijkt wel of je minder vaak “dat soort irritante mensen” tegenkomt. Soms merk je dat pas na verloop van tijd of je krijgt het terug van anderen. “Je blijft er zo rustig onder”, hoor je dan bijvoorbeeld.
Je krijgt langzaam maar zeker door dat je het inderdaad jezelf aan doet als je van streek raakt in contact met vervelend gedrag van anderen of in nare situaties. Natuurlijk kun je je nog steeds slachtoffer voelen maar zodra dit gebeurt richt je de blik naar binnen. Je herkent de gekwetstheid als trigger, als diagnosticum: hé, ik geloof dat ik slachtoffer ben van hem, haar of van deze situatie. Heilige Geest, Heer, Vader, Liefde: leer mij anders zien. Door deze bereidheid kan het wonder plaatsvinden. Liefde kan met al haar transformerende kracht jou en jouw relatie met je broeders en zusters genezen. Zelfs als die ander nog wat liefde blijft vragen door te blijven mopperen en “projecteren” raak je minder snel van slag. Je weet het immers zelf: projecteren is lastig af te leren.
