Welke visie koester ik? (3)

In “Tijdloze schepping?” probeerde ik te laten zien dat, als we eerlijk zijn, ons voorstellingsvermogen tekort schiet als we nadenken over schepping en over de tijdloze aard van ons wezen. In “Tijdloze schepping en aardse strubbelingen” schetste ik dat we ons niet laten tegenhouden door ons beperkte voorstellingsvermogen om toch aan de slag te gaan met de cursus in ons leven van alledag. Veel bezoekers van ECIW-Facebook-groepen zijn niet heel intensief bezig met de cursus en nemen genoegen met een mooi plaatje hier en een fraai citaat daar. Misschien betreft dit ook de studenten die ik in de blog over aardse strubbelingen onderbracht in groep 1. Helemaal oké natuurlijk en weet je welkom mocht je toch toevallig de moeite nemen deze blog te lezen.

Anders wordt het als we echt werk willen maken van de cursus en deze gaan toepassen op ons leven op basis van een niet (helemaal) doorleefd geloof in metafysische uitspraken waar we ons eigenlijk maar bar weinig bij kunnen voorstellen. Dit zullen vooral lezers zijn die ik ietwat kunstmatig, ik geef het toe, even in groep 2 plaatste in de blog over aardse strubbelingen. Sommigen hebben een christelijke achtergrond en zij ervaren gewoonlijk opluchting omdat we het nare beeld van een wraaklustige God vaarwel kunnen zeggen. Anderen zijn niet of minder bekend met de Bijbel en hebben een interesse die verder reikt dan Een Cursus in Wonderen. Ze kunnen bekend zijn met het non-duale gedachtegoed van andere levensbeschouwelijke stromingen. Zij brengen hun eigen visie en ervaringen met zich mee. Denk aan de “methode” waarbij je de stille waarnemer probeert te zijn van alles wat zich in de geest aandient. Maar ook aan een stellig geloof in absolute eenheid en de illusoire aard van alles dat riekt naar differentiatie en individuatie. De niet-christelijke ECIW-studenten proberen als het ware door de Christelijke terminologie van de cursus heen te kijken om zo te komen tot de kern van de kwestie.

Zij vinden hierbij één van de bekendste exegeten van de cursus aan hun zijde: Ken Wapnick. Hij benadrukte  dat de cursus een specifieke vorm van non-dualiteit aanbiedt met christelijke terminologie, waarin de illusoire duale wereld wordt gebruikt als een middel voor vergeving en genezing van de geest. Wapnick stelde dat dit geen compromittering van de non-duale visie is, maar slechts een praktische en symbolische manier om ons vanuit onze huidige ervaring van dualiteit naar een besef van non-dualiteit te brengen. De uitspraken die ik cursus-studenten uit groep 2 in de mond legde, komen grotendeels voort uit de visie van Ken Wapnick , een visie die al decennia dominant is in Nederland. Deze visie resoneert direct bij studenten die geen christelijke achtergrond hebben en wel bekend zijn met het non-duale gedachtengoed. Ik citeer ze nog een keer:

“Als alles één is dan is er geen God die afweet van de wereld, dan is leed onbestaanbaar, dan bestaan er geen ik en jij, dan is er dus ook geen jij die mijn hulp of aandacht nodig heeft, dan is er eigenlijk ook geen Jezus en geen Heilige Geest; dit zijn slechts symbolen. Hulp vragen aan God of aan de Heilige Geest voor problemen die we tegenkomen is dan onmogelijk; er zijn immers geen problemen in de ongedifferentieerde absolute eenheid waarin geen enkele vorm van onderscheid of conflict kan bestaan.”

De cursus-gemeenschap in Nederland is doordrengd met deze visie die wordt gezien als de meest pure en gezuiverde boodschap van de cursus. Kanttekeningen plaatsen bij deze visie of bij de bruikbaarheid ervan wordt gezien als vloeken in de cursus-kerk en deze “zuivere leer” wordt niet zelden met groot fanatisme verdedigd tegen andersdenkenden. Wat doet jouw denken nu? Concludeert het dat de schrijver van deze blog het volkomen oneens is met Ken Wapnick? Voel je al een lichte weerzin opborrelen dat ik het in mijn hoofd durf te halen om (bruikbaarheid van) de visie van deze autoriteit tegen het licht te houden?

Probeer dan mij en jouw oordeel over mij even te vergeven en gun jezelf de openheid van geest om je af te vragen of je de geciteerde uitspraken echt helemaal doorleeft of vooral sterk gelooft. En als je deze sterk gelooft, onderzoek dan eens hoe bepalend ze zijn voor hoe jij je leven leidt. Ben je er zachter, milder, liefdevoller, verdraagzamer, een wonderwerker, baken van liefde door geworden die niet alleen in woord maar ook in daad je liefde laat stromen naar anderen? Dan ben ik daar dankbaar voor. Maar ben je vooral bezig in je eentje weg te vluchten van deze illusoire, aardse ellende richting jouw eigen innerlijke paradijsje? Dan is daar ook niks mis mee maar dan doe jij je in mijn beleving tekort en nodig ik je uit om verder te lezen. Wordt vervolgd.  

Tijdloze schepping en aardse strubbelingen. (2)

In de blog “Tijdloze schepping?” gaf ik aan hoe moeilijk het is om ons over dit thema iets voor te stellen. Vragen over de oorsprong van het universum en over ons “zijn” worden wel vragen over de ontologie van het bestaan genoemd. Als je dit woord opzoekt, vind je zoiets als

“Ontologie, ook wel bekend als zijnsleer, is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de studie van het ‘zijn’ of het ‘bestaan’. Het onderzoekt de fundamentele aard van de werkelijkheid en de eigenschappen van alles wat bestaat. Ontologische theorieën proberen te definiëren wat ‘is’ en beschrijven de relaties tussen verschillende entiteiten”.

Terecht wordt bij deze omschrijving het woord “theorieën” gebruikt en dit laat zien dat we met ons beperkte verstand toch iets helder proberen te krijgen over de oorsprong van ons bestaan.

Veel cursus-studenten nemen kennis van wat de cursus schrijft over de schepping en als je maar vaak genoeg bepaalde formuleringen hoort, bijvoorbeeld over het uitbreiden van liefde, dan wen je daar aan, je gaat het vanzelfsprekend vinden en ze gaan een plekje krijgen in hoe je denkt over je eigen bestaan. Dit gebeurt haast ongemerkt. Ik zie dat al dan niet goed doordachte theorieën over de schepping sterk doorwerken in ons leven van alledag en in hoe we dit leven proberen vorm te geven vanuit de cursus. Ik zal dit proberen te illustreren met twee uitersten.

  1. Onder het motto “waarom zouden we meer aandacht besteden aan iets dat tot een ander, tijdloos, domein behoort?” kunnen we besluiten de ontologische vragen maar een beetje te parkeren en te focussen op het domein van tijd en ruimte. Dat klinkt als een pragmatische aanpak. Laten we maar gewoon die jaren die ons hier op aarde gegeven zijn proberen zo gelukkig mogelijk door te brengen. We constateren dat we leuke dingen meemaken maar helaas ook ellende en gebruiken de cursus om de balans richting de leuke dingen te laten doorslaan. We werken aan zelfliefde en innerlijke vrede en ons ideale leven bestaat dan uit het bereiken van een hoge leeftijd in een gezond lichaam, omringd door dierbaren en daarna, als het dan toch moet gebeuren, een vlotte en pijnloze dood. Vervolgens zien we wel hoe het nu uitpakt met die ontologie en zo.
  2. Nu het andere uiterste. We richten ons zo veel mogelijk op dat domein waarvan we ons eigenlijk geen voorstelling kunnen maken. Op het tijdloze, eeuwige domein van Gods schepping. Het klinkt ook zo heerlijk: “we zijn tijdloze schepselen, geliefd en vol liefde, onkwetsbaar en onsterfelijk, één en al geluk. Ondertussen overkomt ons evengoed de ellende die hierboven al genoemd werd maar deze doen we af als onecht, als illusoir. We willen alvast leven in een vreedzame bubbel van liefde en eenheid. Alles wat niet past in ons beeld van eenheid ontkennen we. Als alles één is dan is er geen God die afweet van de wereld, dan is leed onbestaanbaar, dan bestaan er geen ik en jij, dan is er dus ook geen jij die mijn hulp of aandacht nodig heeft, dan is er eigenlijk ook geen Jezus en geen Heilige Geest; dit zijn slechts symbolen. Hulp vragen aan God of aan de Heilige Geest voor problemen die we tegenkomen is dan onmogelijk; er zijn immers geen problemen in de ongedifferentieerde absolute eenheid waarin geen enkele vorm van onderscheid of conflict kan bestaan.

Er zijn cursus-studenten die zich kunnen vinden in één van de twee hierboven genoemde standpunten. Als ze met elkaar in discussie treden dan zal de aanhanger van standpunt 1 de adept van standpunt 2 verwijten dat deze ellende en noodlot ontkent en een spirituele bypass uitvoert. Omgekeerd zal iemand uit groep 2 vinden dat de persoon uit groep 1 nog te veel waarde hecht aan de illusoire wereld van tijd en ruimte. Hij zal beweren dat er binnen de eenheid niks kan gebeuren en dat vermeende ellende en noodlot niet meer zijn dan op angst en geloof in afscheiding gebaseerde beelden die je zelf projecteert.

Vermoedelijk horen de meeste studenten beide stemmetjes vanbinnen klinken. We worden heen en weer geslingerd tussen de “realiteit” van het leven van alle dag en de prachtige omschrijving van een Goddelijke identiteit die we echter nog niet helemaal, of zelfs nog helemaal niet, gerealiseerd hebben.

Door onze innerlijke onrust te beschrijven aan de hand van deze twee standpunten komt er nog een eigenschap van onszelf aan het licht. In de blog “Tijdloos scheppen?” gaf ik aan dat we niet anders kunnen dan denken in termen van tijd en ruimte, oorzaak en gevolg. Wat nu naar bovenkomt is onze neiging om te oordelen en om zonder meer aan te nemen dat ons oordeel belangrijk is. Is de wereld die we zien nu een illusie of niet? Moet ik nu wel of niet streven naar lichamelijke genezing? Kan ik anderen helpen of maak ik daarmee hun en mijn illusie juist echt? Mag ik hulp aan God, Jezus en de Heilige Geest vragen voor zaken die het domein van ruimte en tijd betreffen of juist niet en moet ik juist vragen om me te laten zien dat dit domein helemaal niet bestaat? Is er überhaupt wel een “entiteit” (zie omschrijving van ontologie aan het begin van deze blog) aan wie ik hulp kan vragen of kan dat helemaal niet in eenheid en zijn het allemaal symbolen?

De uitnodiging is om te onderzoeken hoe je zelf te werk gaat met deze kwesties. Om te proberen een beetje zicht te krijgen op wat je bent gaan geloven zonder het nog echt te doorleven en hoe dit jouw houding in dit leven (droomleven?) beïnvloedt. Streef je naar die staat van tijdloze, absolute eenheid zelfs als jij je hier geen enkele voorstelling van kunt maken? Doe je aardse zaken af als illusie terwijl deze nog echt voelen? Of neem je deze zaken juist serieus omdat je niks kunt met dat ontologische gedoe? Wordt vervolgd.

Tijdloze schepping?

We kunnen ons bij de schepping niks voorstellen. Zo, dat moest ik als eerste zeggen. Dit is makkelijk gezegd maar de vraag is hoe ik nu verder kan gaan. Wat ik zal doen is aandacht geven aan wat we wel geneigd zijn ons voor te stellen bij de schepping. De kunst is om daarbij zo goed mogelijk onszelf in de gaten te houden. Want bij het maken van een voorstelling van iets, in dit geval van de schepping, gaan we onbewust uit van onszelf. We kunnen niet anders. Als we gaan praten en nadenken over de schepping dan gebeurt dit binnen de beperkingen van ons verstand. Dit verstand kan goed uit de voeten met kwesties die zich afspelen in tijd en ruimte. Zonder er echt bij stil te staan voeren we bijvoorbeeld de factor “tijd” in. Eerst was er dit, toen vond de schepping plaats en toen was er dat. Schepping gaat toch over het ontstaan van iets? En als iets ontstaat dan was het er eerst niet en later wel. Dat is de manier waarop wij over schepping denken. Dus ons verstand wil weten waar we moeten beginnen. Wat was er eerst? We vinden dit een volkomen logische vraag en een goed uitgangspunt omdat wij leven in de wereld van tijd en ruimte waarbij oorzaak en gevolg vanzelfsprekendheden zijn. Uit het één komt het ander voort.

Met dit in het achterhoofd zien we dat het niet zo gek is dat in onze scheppingsverhalen de factor tijd een hoofdrol speelt. Wat was er eerst? En daar gaan we dan. Eerst was er God, Niets, een Bron, een eerste Oorzaak, Eenheid en noem maar op. En vervolgens gaat er iets gebeuren. Zo dachten onze christelijke voorouders na over het begin van de schepping. De vraag: “hoeveel jaar geleden begon het” vinden we heel terecht. Aanvankelijk dachten we dat de schepping zo’n zesduizend jaar geleden plaatsvond. Nu noemen we de big bang het begin en die zou zo’n 13,8 miljard jaar geleden hebben plaatsgevonden. Was dat het begin van het universum? Begonnen toen ruimte en tijd? Het is niet zo moeilijk om te voorspellen welke vragen wij ons vervolgens stellen. Ons voorstellingsvermogen denkt in termen van tijd, wat was er dan voor de big bang, en ruimte, wat is er buiten de buitengrens van het uitdijende heelal?

Studenten van Een Cursus in Wonderen (ECIW) vinden in dit boek woorden die iets proberen te duiden over de schepping. Ik doe ook een poging:

“Schepping is uitbreidende liefde met behoud van eenheid”

Kun jij je hierin vinden? Ik kan het ook in meer antropomorfe taal uitdrukken:

“De vader breidt zich uit in de zoon”

Ik ga maar niet aan de gang met hoofdletters want dat is ook maar een truc om iets een status van verhevenheid te geven die op zich niets verder verduidelijkt. Ik ga ook niet schermen met ECIW-citaten want ik wil zo dicht mogelijk bij jouw en mijn belevingswereld blijven en niet mijn toevlucht nemen tot bewijs dat ik ontleen aan een verheven boek of leraar.

Twee mooie, vetgedrukte zinnen. Maar heb ik nu iets echt helder of voorstelbaar gemaakt? Nee, niet echt. Ik heb het woord “uitbreiden” gebruikt en voor ons is dit woord tijdgebonden. Eerst is er iets (liefde of de vader) en dan komt er iets bij (nog meer liefde of een zoon). Mogelijk denken we niet ruimtelijk in de zin van klein en groot maar toch koppelen we het woord “uitbreiden” aan een vorm van groter worden. En vormen bestaan in tijd en ruimte.

De cursus stelt dat de uitbreiding plaatsvindt in de eeuwigheid of in tijdloosheid. Sta eens stil bij deze begrippen. Stiekem denk ik bij eeuwigheid toch weer aan een hele lange tijd en ik weet dat dit niet de bedoeling is. Wat dat betreft is “tijdloosheid” een beter begrip, juist omdat ik me hier niets meer bij kan voorstellen.

ALLES wat ik nu weet van het leven speelt zich af binnen tijd en ruimte. Hoe is een tijdloze waarneming, gedachte of gevoel? Sta hier goed bij stil! Kijk naar binnen en stel vast dat bij elke waarneming, bij elk gevoel en bij elke gedachte de tijd een rol speelt. Hoe is het als een waarneming, gedachte of gevoel precies nul seconden duurt? Aha; intuïtie dan maar! Maar ja; eerst had je de intuïtie niet en toen wel. Daar is hij weer, de factor tijd.

Hopelijk ben je nu niets wijzer geworden en heb je hooguit iets meer besef gekregen van hoe weinig we ons kunnen voorstellen bij een tijdloze schepping, bij een tijdloze uitbreiding van liefde en bij tijdloos bestaan. Voor nu is er even voldoende geduizeld.