Verlossing uit de kooi van ons bijgeloof. (49)

Er zit zo’n mooie opbouw in de werkboeklessen. Les 260 draagt de titel: “Laat ik me herinneren dat God mij geschapen heeft”. Het gaat over het vaststellen van onze ware identiteit: we zijn geestelijke wezens. Jezus kent onze reactie op dit gegeven en volgt na les 260 dan ook direct met een verhandeling over wat wij geloven dat we zijn: lichamelijke wezens die een geest hebben of, als je het accent anders wilt leggen, geestelijke wezens die een lichaam hebben. Nou, laten we eens kijken hoe Jezus ons lichaam ziet (Inleiding 5):

Het lichaam is een hek dat de Zoon van God zich verbeeldt te hebben neergezet om delen van zijn Zelf af te scheiden van andere delen. Binnen dit hekwerk denkt hij te leven, om te sterven als dat afbrokkelt en uiteenvalt.

Jezus ziet het lichaam als een maaksel van onszelf, als een hek dus als een beperking. Hij ontkent niet dat wij een hek bedacht hebben, en hij vraagt ook niet van ons om dat wel te doen, maar hij juicht ons geloof in hekwerken, in afgescheidenheid niet bepaald toe. Maar er is goed nieuws. Direct met ons niet zo handige verlangen om te geloven in hekwerken ontstond de mogelijkheid om middels dit hekwerk de terugweg naar onze ware identiteit te gaan ontdekken. Eerst benadrukt Jezus echter nog de illusoire aard van het lichaam:

Het lichaam is een droom. Zoals andere dromen schijnt het soms een beeld van geluk te schilderen, maar kan het heel plotseling omslaan in angst, waaruit iedere droom ontstaat. Want alleen liefde schept in waarheid, en de waarheid kan nooit bang zijn. Gemaakt om beangstigend te zijn, moet het lichaam wel het doel dienen dat eraan gegeven is. Maar wij kunnen het doel veranderen waaraan het lichaam zal gehoorzamen, door anders te gaan denken over waartoe het dient.

Dan volgt het meesterlijke antwoord van God, van de Heilige Geest:

Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt. Hoewel het gemaakt werd om hem zonder ontsnappingsmogelijkheid in te sluiten in de hel, is nu het hemelse doel voor het najagen van de hel in de plaats gekomen. De Zoon van God reikt zijn broeder de hand om hem te helpen samen met hem de weg te gaan. Nu is het lichaam heilig. Nu dient het om de denkgeest te genezen, terwijl het gemaakt was om die te doden.

In deze tekst ligt zoveel besloten omdat hij niet alleen geldt voor ons lichaam maar voor de hele wereld. Door in de droom, via ons lichaam en in de wereld, wonderwerker te worden, dus liefde te laten stromen, kunnen we gaan ontdekken dat we liefde zijn, dat we eigenlijk onkwetsbare geestelijke wezens zijn. Zo wordt wat wij wilden gebruiken om onze afgescheidenheid te bewijzen, een middel om de terugweg te vinden.

Soms ageren mensen heel fel als ik hen wijs op de droom-aard van het lichaam juist vanwege het feit dat we het nu kunnen gebruiken om onze vergissing te corrigeren. Maar een beperking, een hek, is geen doel op zich maar een manier om te ervaren hoe groot de opluchting is als we het weghalen. Een vogel die opgesloten is geweest in een kooi zal zijn hervonden vrijheid goed waarderen, maar dat maakt de kooi op zich niet gewenst.

We kunnen als cursus-studenten menen dat we lichaam en geest zijn en dat het doel van wonderen is om gelukkige lichaam-geest-mensen te worden. Dit is in feite vergelijkbaar met de houding van klassieke christenen. We bidden om leiding van God, zijn hem dankbaar, maken ons (godzijdank) druk om het welzijn van anderen en de wereld, en hopen later (in de hemel!) ooit een keer helemaal gelukkig te worden. Ik moet erkennen dat ik deze beperking van ECIW meer waardeer dan een ontkenning van lichaam en wereld waar ik in deze serie blogs veelvuldig tegen ageerde.

Maar ECIW is meer dan Christelijk-geloof-2.0. Het is meer dan een opfrisbeurt van ons lichamelijke bestaan. Het is een oproep tot ontwaken uit de droom van afgescheidenheid, ontwaken uit het geloof als sterfelijke wezens gevangen te zitten in tijd en ruimte. Als we deze grootse visie gemakshalve of uit praktische overwegingen (“we hebben er toch nog niets aan”) maar voorlopig parkeren dat doen we onszelf ernstig tekort.

In ECIW zelf maar zeker in Een Cursus van Liefde en in de boeken van Sebastian Blaksley zien we waartoe we echt geroepen zijn. We zijn niet geroepen om nieuwe gelovigen te worden die hopen op een wat betere toekomst maar om verlossers van de wereld te worden, medescheppers van de nieuwe wereld. Dit vergt herkenning en erkenning van de macht van de mind om te creëren. Waar we eerst sterfelijke lichamen bedachten mogen we nu godzijdank zelfs via onze bedenksels leren dat we meer zijn dan de bedenkers van hekjes en kooien.

Ik wil deze blog niet (veel) te lang maken maar ik nodig je van harte uit om de inleiding 12 te lezen van de werkboeklessen. Hier alleen de eerste zinnen:

12. Wat is het ego?

Het ego is afgoderij, het teken van een beperkt en afgescheiden zelf, geboren in een lichaam, en gedoemd te lijden en zijn leven te eindigen in de dood. Het is de ‘wil’ die de Wil van God als vijand ziet en een vorm aanneemt waarin die wordt ontkend…

Ik laat het aan Jezus om ons te verblijden met een verlossend inzicht:

“Les 331

Er is geen conflict, want mijn wil is die van U.

Hoe dwaas, Vader, te geloven dat Uw Zoon de oorzaak van zijn eigen lijden zou kunnen zijn! Zou hij een plan kunnen maken voor zijn verdoemenis en achtergelaten worden zonder een zekere weg naar zijn bevrijding? U hebt mij lief, Vader. U zou me nooit eenzaam achter kunnen laten, om te sterven in een wereld van wreedheid en pijn. Hoe zou ik kunnen denken dat Liefde Zichzelf verlaten heeft? Er is geen andere wil dan de Wil van de Liefde. Angst is een droom en heeft geen wil die in conflict kan zijn met die van U. Conflict is slaap, en vrede is ontwaken. Dood is een illusie, leven eeuwige waarheid. Er is geen verzet tegen Uw Wil. Er is geen conflict, want mijn wil is die van U.

Vergeving laat ons zien dat Gods Wil Eén is en dat wij die delen. Laten we kijken naar de heilige taferelen die vergeving ons vandaag laat zien, zodat we de vrede van God mogen vinden. Amen.”

Plaats een reactie