Naar aanleiding van mijn blog “Jezus’ weg van kennis en overgave” vroegen lezers me om iets meer over mijn ervaring met overgave en devotie te schrijven. Dat doe ik graag en ik wil dit proberen enigszins in “metafysisch verband” te plaatsen waarbij ik zo kort mogelijk door de bocht zal proberen te gaan.
Een Cursus in Wonderen (ECIW) leert ons dat we als Kinderen van God vanuit de mysterieuze eenheid met onze Vader op eigen beentjes wilden staan. In Een Cursus van Liefde (ECvL) legt Jezus uit dat dit verlangen op zichzelf niet het probleem was maar wel dat we zo ver gingen dat we ons besef van innige verbondenheid met onze Vader (en met elkaar) vergaten. Liefde stroomde niet langer vrijelijk en we voelden ons afgescheiden, alleen, angstig en niet meer veilig in de stroom van liefde die onze Bron en Basis vormt.
Hoe kunnen we ons weer gaan herinneren wie we zijn? In ECIW corrigeert Jezus onze opvattingen. Hij nodigt ons uit om ons geloof in afgescheidenheid op te geven (=vergeving, stoppen met veroordelen). Als we deze uitnodiging ontvangen dan willen we dat gaan proberen en gaan we ons best doen met als doel om weer de oorspronkelijke innerlijke vrede te gaan ervaren. Deze intentie en bereidwilligheid valt te prijzen maar kan ook de illusie versterken dat er echt een afgescheiden zelf bestaat dat echt iets moet doen omdat het echt los zou zijn komen te staan van de Bron. Kortgezegd geloven we: “ik moet iets doen om een fijne toestand te bereiken”.
Het vergt enig uitzoomen om op te merken wat dit streven naar eigen succes vanbinnen met je doet. Het maakt je niet zozeer schuldig maar wel ik-gericht. Probeer maar eens eerlijk op te merken dat je je eigen geluk toch wel wat los ziet van het geluk van de andere 8 miljard bewoners op aarde. Zo in de spiegel kijken is niet prettig want je zult constateren dat je veel ik-gerichter bent dan je had gedacht. Christenen kennen deze valkuil en spreken over onze neiging tot zelfverlossing, over het plaatsen van het ego op de troon, over de oerzonde en over het willen innemen van de positie van God.
Nu wordt de valkuil van de absolute eenheidstheorie die ik gisteren noemde duidelijk. Een aanhanger hiervan redeneert ongeveer langs de volgende lijnen: IK moet mijn perceptie corrigeren, alles is MIJN projectie, in feite ben IK God (want alles is één), er zijn geen anderen, Jezus en de Heilige Geest zijn MIJN projecties (symbolen) en als IK mijn doel behaal zal de wereld verdwijnen en zal IK in absolute eenheid weer helemaal gelukkig zijn. Als je leert uit te zoomen en eerlijk te kijken dan krijg je oog voor de listigheid van het ego dat alleen maar bezig is om langs deze lijnen totaal ik-gericht te worden.
In ECIW spreekt Jezus over het autoriteitsprobleem: wij hebben ons Zelf niet gemaakt (wij zijn niet God) maar we zijn Kinderen van de Vader (Goddelijk). Onze Vader verdient “awe”. Dit “awe” is lastig te vertalen en bij het woord “devotie” word je snel op het verkeerde been gezet. Want hoewel je niet God bent, is God ook niet een oude man met een grote baard die los van je staat en onze lofprijzing nodig zou hebben. Die misvatting zag ik in de Baptistengemeente. Maar hoewel God niet onze lofprijzing nodig heeft is het voor ons opgeblazen ik-gevoel gezond om Hem te prijzen en zo uiting te geven aan onze “awe”, onze bewondering, ons besef Zijn Kind te zijn, afhankelijk van Hem en geborgen in Zijn armen. In ECIW staat bidden en lofprijzing 2.0 beschreven in het supplement “Het lied van het gebed”.
In ECIW waarschuwt Jezus ons tegen pogingen om zelf te druk aan de slag te willen gaan en zegt ons dat we niets hoeven te doen. Christenen spreken van onverdiende genade. Jezus biedt ons als oudere broeder zijn hulp aan. Hij heeft een perfect menselijk leven geleefd waarbij hij de macht van stromende liefde heeft gedemonstreerd. De clou van zijn weg is niet ik-gerichtheid maar afstemming op de Vader waardoor Zijn liefde handen en voeten kon krijgen in de dienstbaarheid naar de medemens. In ECIW zegt hij dat we wonderwerkers moeten worden en dit is synoniem aan “doorgeefluiken van liefde”. Dit kunnen we dus niet vanuit onszelf opbrengen maar daartoe moeten we ons alleen uitstrekken naar God (de Heilige Geest of Jezus) en bereid te zijn onze doorgeefluik-functie te vervullen. Dit vergt vertrouwen en zoiets als bescheidenheid.
In ECvL benadrukt Jezus dat wij geen relatie hebben met God en met elkaar maar dat we deze relatie zijn. Dit is voor ons, ik-gerichte mensen, nauwelijks te bevatten. De herinnering aan deze waarheid kan tot leven komen als we ons in het volste vertrouwen en in complete verwondering en dankbaarheid overgeven aan die Liefde. Dichterbij onze ware Identiteit kunnen we niet komen. De correctie van ons denken over afgescheidenheid is een prima opmaat maar laten we ons niet verbeelden dat we “op eigen houtje”, zoals ECvL het vaak omschrijft, ons deze Liefde kunnen herinneren.
Bij de Baptisten ben ik als volwassene gedoopt. Voordat ik in volledige overgave koppie onder ging in het doopbassin werd mij de vraag gesteld: “Heb je de Here Jezus Christus leren kennen als je persoonlijke verlosser en Heer?”. Weet je waar mijn hele “inspanning” uit bestond? Door volmondig en vanuit mijn gehele hart “JA” te antwoorden. Als ik nu terugkijk op de 32 jaar die sindsdien verstreken zijn dan zie ik dat mijn broeder Jezus me nooit heeft losgelaten. Daarvoor ben ik hem, de Vader en de Heilige Geest dankbaar.
