Voor wie zich heeft verdiept in Een Cursus in Wonderen (ECIW) en Een Cursus van Liefde (ECvL), is het idee vertrouwd dat het ego een illusie is, een obstakel voor de ervaring van ware eenheid. Maar wat gebeurt er als we dit naast de inzichten leggen van Carl Jung — een psychiater die het ego juist als noodzakelijke stap in de psychische ontwikkeling beschouwt? Zijn visie biedt verrassend veel raakvlakken met non-duale spiritualiteit, zeker wanneer we verder kijken dan ogenschijnlijke tegenstellingen.
Jung: het ego als doorgang, niet als doel
Waar ECIW oproept het ego “ongedaan te maken”, zag Jung het ego als een noodzakelijk tussenstation: het centrum van bewustzijn dat zich ontwikkelt uit het grotere Zelf. Niet om er een eindstation van te maken, maar om het uiteindelijk in dienst te stellen van het Zelf — dat bij Jung een diepere, goddelijke kern vertegenwoordigt.
Centraal in zijn psychologie staat het proces van individuatie: het integreren van bewuste én onbewuste delen van onszelf, inclusief de schaduw. Dat is geen soloproject. Individuatie leidt niet tot afzondering van de wereld, maar tot een rijkere, meer liefdevolle betrokkenheid bij het geheel. Jung stelde zelfs dat het Zelf niet alleen een psychologische, maar ook een spirituele realiteit is — een “God-binnenin”.
De daimon als innerlijk kompas
Een van Jungs meest intrigerende concepten is dat van de daimon: een innerlijke leidende kracht die verbonden is met je levensbestemming en je — vaak via dromen, intuïtie of existentiële crisis — richting geeft. Hoewel de daimon in sommige opzichten lijkt op de Heilige Geest uit ECIW of de Christus in jou uit ECvL, is hij niet per definitie even zacht of expliciet liefdevol. Jung beschouwde de daimon als een autonome kracht, die zowel creatief als confronterend kan zijn, en die soms onverwachte of zelfs ontregelende impulsen geeft. In plaats van je comfortabel te begeleiden, daagt de daimon je vaak uit om je vertrouwde zelfbeeld los te laten. Toch is zijn diepste doel — net als bij de Heilige Geest — het realiseren van je ware Zelf, al verloopt het pad ernaartoe via de integratie van schaduw en conflict in plaats van louter innerlijke vrede.
Illusie en werkelijkheid: geen wereld buiten de geest
ECIW stelt dat de wereld zoals wij die waarnemen een illusie is — niet in de zin dat er niets is, maar dat wat we zien een projectie is van afgescheiden denken. Die wereld lijkt materieel, maar is in wezen een droom: een mentale constructie die ontstaat wanneer de geest zichzelf ervaart als afgescheiden van zijn Bron.
Dat impliceert geen ontkenning van ervaring, maar een herinterpretatie ervan. Wat we de “fysieke wereld” noemen is, in dit licht, een mentale representatie — een interpretatie die voortkomt uit een bepaalde staat van bewustzijn. Hierin sluit ECIW opvallend goed aan bij het analytisch idealisme van Bernardo Kastrup, die stelt dat de werkelijkheid fundamenteel mentaal is. Wat wij als materie waarnemen zijn beelden die ontstaan in bewustzijn, niet daarbuiten.
Jung en de psychische werkelijkheid
Ook Jung neigde in deze richting. In samenwerking met de fysicus Wolfgang Pauli ontwikkelde hij het idee van dual-aspect monisme: de gedachte dat geest en materie geen gescheiden entiteiten zijn, maar twee aspecten van een onderliggende, ondeelbare werkelijkheid. Jung stelde expliciet dat de psyche “onmiddellijke realiteit” heeft en dat wat wij “materieel” noemen in feite symbolische representaties zijn van innerlijke processen.
Via deze bril bekeken, is Jungs “gegeven wereld” geen harde, objectieve werkelijkheid los van de geest, maar een ervaringsdomein waarin het Zelf zich via symboliek, dromen en projecties manifesteert. Daarmee komt hij verrassend dicht in de buurt van wat ECIW bedoelt met “de wereld als illusie”: niet omdat er niets is, maar omdat wat we waarnemen een vervormde afspiegeling is van wat werkelijk is.
Liefde als gemeenschappelijke sleutel
Of het nu gaat om Jungs integratie van de schaduw, ECIW’s vergeving of ECvL’s heelheid-van-hart: in alle gevallen is liefde de drijvende kracht. Niet als sentimentele emotie, maar als universele intelligentie. Liefde transformeert het ego, heelt projecties, herstelt relaties en opent het bewustzijn voor wie we werkelijk zijn.
In die zin zijn de paden van Jung en de non-duale tradities geen tegengestelden, maar complementaire stromingen. Ze wijzen allebei naar een leven waarin het persoonlijke Zelf niet wordt opgeheven, maar getransformeerd tot drager van het universele — een “geïndividualiseerd Zelf” dat leeft in verbondenheid met het geheel.
Tot slot: één werkelijkheid, verschillend belicht
Wanneer we Jung, ECIW en ECvL door de lens van het analytisch idealisme bezien, zien we een verrassend harmonieus beeld ontstaan. Ze beschrijven geen verschillende werelden, maar verschillende benaderingen van één mentale werkelijkheid. De reis die zij beschrijven — van ego naar Zelf, van afscheiding naar Eenheid — is niet een ontsnapping aan de wereld, maar een bevrijding van de illusie dat we ooit van de Bron gescheiden waren.
Het is een uitnodiging om de wereld opnieuw te zien: niet als een vijandige buitenwereld, maar als een spiegel van ons bewustzijn, en uiteindelijk als een speelveld voor liefde.







