Levensbepalende metafysica  zo simpel mogelijk uitgelegd.

Broeders en zusters die mijn blogs lezen zullen weten dat ik soms aandacht besteed aan twee hoofdstromingen binnen de ECIW-gemeenschap. Deze stromingen worden vertegenwoordigd door twee leraren en twee verenigingen. Dit zijn The Foundation of Inner Peace van wijlen Ken Wapnick en The Circle of Atonement van Robert Perry. Wie zich hierin wil verdiepen kan terecht op mijn website; bijvoorbeeld via https://eciwcoach.com/een-vergelijking-van-de-twee-visies/ en https://eciwcoach.com/de-relatie-tussen-de-leer-van-the-circle-en-de-leer-van-ken-wapnick/ ).

Ik ben helemaal niet op zoek naar controverses, naar geforceerde keuzes over wie er nu gelijk of ongelijk heeft en dat soort ego-gedreven narigheden. Maar in de tien jaren dat ik de rol van ECIW-coach mag vervullen merkte ik dat de broeders en zusters met wie ik van gedachten mocht wisselen over de cursus, hun denken over de cursus en daarmee de houding waarmee ze het leven tegemoet treden en hun handelen laten bepalen onbewust baseerden op (hun interpretatie van) de visie van Ken Wapnick.

“Nou en?”, zul je wellicht denken. Leiden beide visies niet naar hetzelfde doel? Naar verlossing? En of dat nu linksom of rechtsom gebeurt, dat maakt toch geen verschil? En moeten we wel strijden om de juiste metafysische visie? Wat mij betreft natuurlijk liever niet, tenzij we niet weten dat we al uitgaan van een bepaalde visie en door onze onbewuste keuze eerder richting een groter geloof in afscheiding gaan dan richting verbinding. Zo’n omweg kost namelijk onnodig tijd terwijl de wonderen waar de cursus over spreekt juist bedoeld zijn om tijd te besparen.

Ik heb nagedacht over een zo eenvoudig mogelijke manier om het belangrijkste verschil tussen de visie van Wapnick en Perry te illustreren. Een soort sleutel die de neutrale lezer kan helpen om zelf met ECIW zijn of haar visie, en daarmee houding ten opzichte van anderen, te bepalen. Hoewel ik een hekel heb aan ingewikkelde diagrammen heb ik toch geprobeerd behulpzaam te zijn door twee plaatjes te tekenen. Deze zal ik eerst geven met een zo kort mogelijke uitleg van de essentie.

Figuur 1 geeft de essentie van de visie van Ken Wapnick weer. God schept daarbij één Zoon, met een hoofdletter Z. Deze Zoon valt in slaap en droomt dat hij bestaat uit verschillende zonen met een kleine letter z. Alleen de ene Zoon, met hoofdletter Z, is echt en de zonen zijn nepfiguren. De nepfiguren zijn als zwarte bolletjes getekend en de arcering in de grote bol laat zien dat de ene Zoon aan het dromen is.

Figuur 2 geeft de essentie van de visie van Robert Perry weer. Hierin schept God niet één Zoon maar ontelbaar veel Zonen. Elk van deze Zonen is aan het dromen (dus half zwart gekleurd). Hun gemeenschappelijke droom van afgescheidenheid wordt weergegeven met de arcering. Dit is dus een soort collectieve droom.

Heb je hier wel eens bewust bij stil gestaan? Ik ga nu niet proberen met citaten uit de cursus je van één van deze twee visies te overtuigen maar wil je wel wijzen op de genoemde gevolgen die ik dus als ECIW-coach tegenkom.

Mensen die ongemerkt zijn gaan geloven in de juistheid van visie / figuur 1 stellen onbewust vast dat zij zelf ten diepste de ene Zoon zijn. Ze plaatsen zichzelf dus hiermee dikwijls in het centrum van de grote, rechter cirkel van Figuur 1 en kijken vervolgens om zich heen naar de zonen 1,2,3 etc; naar zonen met een kleine letter z. Vervolgens denken ze: “Ik, de ene Zoon, droom dat ik anderen zie; zonen 1,2,3 etc. Maar deze zonen zijn niet echt. Ik vergis me en moet mijzelf niet foppen.”. Vervolgens vertaalt dit zich naar hun houding in het leven en kunnen ze zich afvragen of ze andere mensen wel moeten helpen want daarmee zouden ze net doen alsof deze zonen echt zijn. Dus ook als deze zonen, deze nepfiguren, lijken te lijden (denk aan beelden op t.v.) dan menen de volgers van deze visie dat ze hierom kunnen lachen. Ze streven ernaar om de onbewogen, ene Zoon te zijn die geniet van zijn innerlijke vrede.

Nu naar Figuur 2. Mensen die hierin geloven beseffen dat ze één van de vele Zonen van God zijn. Hoewel ze eigenlijk in verbinding staan met God en met de andere Zonen, zijn ze dit vergeten. Ze leven dus vanuit de zwarte helft van hun bolletje. Ze vormen een Zoonschap maar zijn het besef van hun verbondenheid kwijtgeraakt en dromen een collectieve droom van afgescheidenheid (het gearceerde gebied). Als zij een broeder of zuster in nood zien dan denken ze: “Ik zie een broeder of zuster die roept om liefde. Ik wil waarlijk behulpzaam zijn door mijn liefde naar hem of haar te laten stromen”. Ze zien anderen dus niet als droomfiguren maar als echte Broeders.

Zie, maar vooral voel je het verschil? In beide visies is er sprake van eenheid. God en de Zoon of Zonen zijn weliswaar elk als cirkel getekend, maar ze bevinden zich in één ruimte; ze zijn ten diepste één.

Hat grappige is dat mensen die uitgaan van Figuur 1 geen moeite hebben met de visie dat God één Zoon schept. Dus schijnbaar zijn er dan twee (Vader en Zoon), maar toch blijven ze in eenheid verbonden. Als je ECIW zelf leest dat zul je echter zien dat Jezus spreekt van de schepping van Zonen; nog steeds met behoud van eenheid. Toch protesteren aanhangers van visie 1 nu heftig omdat Zonen een meervoudigheid suggereert waar ze niets van willen weten. Dus ze accepteren wel de schijnbare meervoudigheid van God en de Zoon maar niet die van God en Zonen. Zoals gezegd aarzelt Jezus helemaal niet om in ECIW dit mysterie van meervoudigheid met behoud van eenheid te beschrijven.

De uitnodiging is om te onderzoeken wat je zelf gelooft. Ik geloof en hoop dat de meeste mensen die stellen dat ze geloof hechten aan visie 1 deze in de praktijk niet echt ten uitvoer brengen. Want als je dit echt gelooft dan heeft niet alleen het helpen van anderen geen zin maar ook het praten met anderen niet. Je praat dan namelijk ten diepste in jezelf. Je weg zou dan theoretisch een volkomen ontkenning zijn van anderen, zelfs van God zodat je in absolute onbewogenheid in de rechter cirkel van figuur 1 kunt verblijven. Je enige aandachtspunt is dan het (zogenaamd) corrigeren van je perceptie met als strekking: “alleen ik ben echt”. In feite zeg je dan ook: “Ik ben God”. Voor jou is het wonder van ECIW dan uitsluitend het corrigeren van je perceptie.

Vanuit visie 2 zul je je verwonderen over de verscheidenheid die je ziet en de realisatie dat alles in eenheid met elkaar verbonden is. Je zegt echter niet “Ik ben God”, maar “ik ben Goddelijk”, een belangrijk verschil. Als je ECIW onbevangen leest zie je dat Jezus het wonder primair definieert als een uiting van liefde (zie ook: https://eciwcoach.com/hoe-kunnen-we-wonderen-verrichten/ ). Je ziet dat de Cursus een boek is dat handelt over het wonder van de heilige relatie; de relatie tussen de Vader en jou en tussen jou en je broeders. En die broeders bestaan echt en zijn geen door jou bedachte zombies.

Samenvattend: Voor mij is het belangrijk dat de visie die je (onbewust) koestert leidt tot verbinding; tot het stromen van liefde. Want we zullen samen verlost worden en onze innige en mysterieuze verbondenheid met de Vader en met elkaar realiseren. Dat stromen van liefde kan zich op allerlei manieren manifesteren, ook in de wereld van vorm. En lees vooral zelf de cursus en heb vertrouwen dat Jezus hierin precies de bewoording heeft gekozen die het meest behulpzaam is voor ons.

In liefde met je verbonden,

Simon Schoonderwoerd

Hoe dien ik me te verhouden tot ellende?

Onder ellende versta ik dan van alles. Ellende in je eigen lichaam en leven en ellende die je op de tv ziet. Hier valt erg veel over te zeggen maar ik wil me beperken tot, in mijn beleving, een misvatting die ik telkens terug hoor in uitspraken van spirituele leraren, al dan niet met ECIW-achtergrond.

Deze misvatting laat zich als volgt samenvatten: ik projecteer alle ellende, mijn persoonlijke ellende en wat ik op tv zie. Dus alle ellende is illusoir en ik moet leren deze te ontkennen en erom te lachen. Pas dan zal ik innerlijke vrede ervaren. Deze visie komt voort uit ver doorgevoerd eenheid-denken. Als alleen de absolute eenheid waar is, dan kan daarin namelijk niets gebeuren en als er iets lijkt te gebeuren dan is dit niet echt.

Je kunt je hele leven wijden aan het cultiveren van deze visie en je kunt dit motiveren met enkele citaten uit ECIW. Je beschouwt je lichaam en de wereld als symbolen van je geloof in afgescheidenheid en je wilt je niet laten foppen. Alleen de geestelijke wereld beschouw je als echt en de fysieke wereld van vormen in tijd en ruimte beschouw je als onecht. Ook veel oosterse zienswijzen sluiten hierbij aan.

Ik heb moeten afleren om te proberen om broeders en zusters ervan te overtuigen dat deze zienswijze eenzijdig is en te veel aandacht geeft aan één aspect van de cursus ten koste van de hoofdboodschap. Ik kan hen slechts uitnodigen om heel aandachtig zelfonderzoek te doen en te ontdekken wat hen drijft. Mogelijk ziet men dan dat angst voor ellende een rol speelt en dat de ontkenning ervan een vorm van verdediging inhoudt. Ook valt te ontdekken dat de weg van ontkenning weliswaar aanvankelijk wat plezierige afstand lijkt te scheppen tussen ik hier en de ellende daar, maar dat deze afstand ten diepste het geloof in afgescheidenheid, de dualiteit, bevestigt en verhardt.

Zelfs met het verstand is het mogelijk om erachter te komen dat het afstand nemen en ontkennen van de wereld van tijd en ruimte een duaal gebeuren is. Het vergt dan echter een nuancering en precisiering van je denken. Want door het afstand nemen heb je het voor jezelf juist echt gemaakt en mis je de kernboodschap dat wat wij  percipiëren als vormen in tijd en ruimte, inclusief al ons lijden, processen in onze mind zijn. Ze vormen een spiegelbeeld van wat wij geloven in deze denkgeest. We zouden de beelden van ellende als diagnosticum moeten gebruiken. Wat men doet bij ontkenning is tegen de dokter, of beter psychiater, zeggen dat hij onzin uitkraamt als hij vaststelt dat je ernstig ziek bent. Weet je hoe de diagnose luidt? Liefdeloosheid. Je lijdt aan liefdeloosheid, aan geloof in afgescheidenheid. Het wegkijken van de spiegel betekent niet dat je hiermee je geloof geneest. Je versterkt het eerder.

Maar als ontkennen en wegkijken niet de remedie vormen, wat dan wel? Dat is het herinneren van de hoofdboodschap van Jezus: je bent het liefdeskind van de Vader, een uitbreiding van liefde. Ons hoofd, ons verstand, kan veel met het begrip eenheid maar komt in de problemen als de cursus spreekt over de uitbreiding van liefde binnen deze eenheid. Immers, binnen eenheid valt niks uit te breiden en valt in feite ook niks te scheppen. Al deze kwesties moeten wel illusoire symbool-taal zijn.

Maar nee; we hebben het hier niet over een bijzaak uit de cursus maar over het hart van de boodschap. We zijn relatie. Relatie met de Vader en met elkaar, verbonden met elkaar in Christusbewustzijn.

Het verlies van dit besef maakt ons bang en doet ons geloven in afgescheidenheid. Dit ervaren we in de ellende in ons eigen leven en in de wereld. Deze ervaring dient niet ontkend te worden maar mag gebruikt worden als diagnose en uitnodiging. Ik zeg niets nieuws als ik vertel dat bij zo’n beetje elke effectieve therapie contact gezocht wordt met wat het lichaam aan signalen aangeeft. Een therapeut zal je aanmoedigen deze te aanvaarden en te omarmen, te omhullen met liefde. Genezende liefde. En het wereldtoneel vraagt om dezelfde reactie van ons. We zien de collectieve angst weerspiegeld als oorlog en geweld. Wij zijn onderdeel van de mind waarin deze liefdeloze uitingen zich voortdoen. Onze bijdrage aan de genezing van de collectieve mind is niet een poging om ons ervan af te scheiden door te lachen om deze beelden maar om kanalen van liefde te worden. Onze functie is om wonderwerkers te worden en de liefde van de Vader door te geven aan onze broeders en zusters. En laten we hierbij niet in dezelfde valkuil trappen en menen dat hulp in de fysieke wereld onzinnig is. Er is geen onderscheid tussen een fysieke wereld en een geestelijke wereld. Onze genezing in de mind zal zichtbaar worden in wat wij aanduiden als fysieke wereld. Aan de vruchten herkent men de boom. Lichaam-ziel-geest vormen een eenheid. Manifesteren van liefde sluit handelen in en het is onzinnig om te denken dat je hiermee de illusie echtheid verleent.

De cursus leert ons onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg. En het klopt; genezing dient plaats te vinden in de mind. Hier dient de liefde te stromen, de hulpvraag van broeders en zusters te worden herkend en van hieruit zal de wereld bevrucht worden door deze liefde. Liefde, verbinding, relatie, delen, stromen, handelen; dit zijn sleutelwoorden. De kernboodschap is Liefde. Stromende Liefde.

Word je daar niet blij van?

Onlangs postte ik de video “What is God like in ACIM?” van Robert en Emily Perry. In deze video vertelt Robert dat hij eens bewust ging opletten hoe vaak de cursus in warme, liefdevolle bewoordingen spreekt over God. Hij had de cursus op verschillende plaatsen opengeslagen en zag echt overal deze hartverwarmende manier waarop Jezus over de Vader spreekt. Ik moest hier weer aan denken toen ik de werkboekles van vandaag las:

Les 238

Op mijn beslissing rust heel de verlossing.

1. Vader, Uw vertrouwen in mij is zo groot geweest, ik moet wel waardig zijn. 2U heeft mij geschapen en kent me zoals ik ben. 3En toch heeft U de verlossing van Uw Zoon in mijn handen gelegd en die laten afhangen van mijn beslissing. 4Ik moet waarlijk door U zijn bemind. 5En tevens moet ik bestendig zijn in heiligheid, dat U Uw Zoon aan mij geeft in de zekerheid dat hij veilig is, Hij die nog steeds deel van U is en niettemin de mijne, want Hij is mijn Zelf.

2. En dus staan we er vandaag opnieuw bij stil hoezeer onze Vader ons liefheeft. 2En hoe Zijn Zoon, die door Zijn Liefde is geschapen, Hem lief blijft wiens Liefde in hem compleet wordt gemaakt.

Wat doen deze woorden met ons? Onderzoek het eens bij jezelf en wees daarbij eerlijk. Misschien word je je dan bewust van dit soort reacties:

  1. Yep, prachtig hoor, maar dat weet ik ondertussen wel.
  2. Lief dat Jezus ons tegemoet komt door zo kinderlijk over God te praten.

En het is niet gek dat we ondertussen zo reageren. In het vervolg van Een Cursus in Wonderen, het boek Een Cursus van Liefde (ECvL), onderkent Jezus die eerste reactie. Hij zegt daarin:

Je voelt je nu een beetje beetgenomen als je te horen krijgt dat liefde het antwoord is. Je voelt je een beetje berispt als je te horen krijgt dat je niet weet wat liefde is. Je voelt je een beetje misleid nu je gevraagd wordt om te denken dat liefde niet beperkt hoeft te zijn tot wat jij dacht dat het was. Je denkt dat het typisch iets is voor een spirituele tekst om je te vertellen dat liefde het antwoord is, alsof dit niet al eerder is gezegd. Deze boodschap werd al lang geleden verkondigd en toch blijft de wereld hetzelfde. Hoe kan dit dan het juiste antwoord zijn? Het leven is te ingewikkeld om door liefde te worden opgelost.

Herken je dit? “Liefde” lijkt wat saai en sleets geworden. Een vanzelfsprekendheid die niet telkens benoemd hoeft te worden.

Dat tweede punt is in de cursus-gemeenschap gemeengoed geworden omdat dit een uitleg was van Ken Wapnick, één van de bekendste cursus-leraren. Hij benadrukte vooral het eenheidsaspect van God en focuste op het ontkennen van denkbeeldige grenzen binnen deze eenheid. Als je dat maar consequent doet dan blijft liefde vanzelf over, stelt hij. De bekendste onderbouwing hiervoor is de quote dat liefde niet geleerd kan worden.

Dit laatste was een belangrijke reden dat ECIW-leraren alleen al van de titel van Een Cursus van Liefde tegen het plafond vlogen: “dat kan helemaal niet; liefde kan niet onderwezen worden!”. Ach; hadden ze ECvL eerst maar gelezen, begrepen en vooral doorvoeld en doorleefd voordat ze zo vanaf de heup schoten om ECIW onnodig te willen verdedigen.

Terug naar ECIW. Binnen de cursus-gemeenschap werd liefde maar even geparkeerd en werd het corrigeren van de perceptie gezien als de hoofdboodschap. Alles is één, er zijn geen anderen, Jezus en de Heilige Geest zijn een symbool, God weet niets van de wereld en ECIW is een kinderachtig boek omdat wij het anders niet zouden begrijpen. Tja; dit terwijl het woord “love” 1700x voorkomt in de complete editie van ECIW.

En dit aspect, het corrigeren van perceptie, is zeker belangrijk. Maar onbevangen lezing van ACIM laat zien dat de primaire betekenis van het wonder in ECIW het aanbieden van liefde is, het laten stromen van liefde door ons heen naar onze naasten. Liefde is onze Bron, ons doel en het middel om ons te genezen en te verlossen.

Het gevaar van de focus op correctie van perceptie is dat we het enorme belang dat Jezus hecht aan relatie uit het oog verliezen. We gaan de cursus lezen vanuit het ik-perspectief. Les 238 klinkt dan als volgt:

“Het draait om mij en ik ben God maar ik ben dit vergeten. Ik ben een eenheid en moet mijn perceptie corrigeren. In deze eenheid kan niks gebeuren. Er zijn geen delen in God, noch in mij want wij zijn hetzelfde.

En dus sta ik vandaag stil bij deze absolute eenheid waarin ik besta. Er is geen God die mij zou kennen want alles is complete eenheid”.

Herken je deze toonzetting en vind je deze ondertussen “normaal”? Kun je aanvoelen hoe het je verstand wellicht bevredigt maar hoe koud het klinkt?

Sta me toe je een vraag voor te leggen en een suggestie mee te geven.

Vraag: Zou het zo kunnen zijn dat de manier waarop Jezus over God, onze Vader, spreekt in de Bijbel, ECIW en ECvL precies is zoals hij de relatie met Hem ervaart en dat hij hiermee de meest bruikbare, warme woorden kiest die wij nodig hebben?

Suggestie: Let eens op bij het lezen van de cursus op deze warmte als Jezus spreekt over de relatie tussen God, de Vader, en zijn Zonen, wij dus. En laat deze woorden eens binnenkomen in je hart zonder “metafysische correctie”. Word je daar niet blij van?

De aanpak van Jezus in Een Cursus in Wonderen.

Om de wijze waarop Jezus ons in ECIW probeert te helpen te beschrijven is heel wat meer ruimte nodig dan deze ene blog. Afgelopen weken bestudeerde ik het Handboek voor Leraren en daarbij viel me het volgende terugkerende patroon op. Een patroon dat overigens het hoofthema vormt van de hele cursus en waar menig ECIW-student bewust, maar eigenlijk vaker onbewust mee worstelt. Het patroon is door veel leraren benoemd waarbij zij spreken over twee niveaus in de cursus: het absolute niveau van schepping, eenheid en liefde (niveau 1) en het relatieve niveau van de wereld van tijd, ruimte en vormen zoals wij deze kennen (niveau 2).

Je zou kunnen stellen dat de grote boodschap van Jezus, niet alleen in ECIW maar ook in de Bijbel, luidt dat we geen kwetsbare en sterfelijke wezentjes zijn in tijd en ruimte maar tijdloze Kinderen van de Vader. Gesteld in termen van niveaus zegt Jezus dus dat niveau 2 niet bestaat en dat alleen niveau 1 werkelijk is. Als je een beetje uitzoomt en van een afstandje naar de index van de inhoudsopgave van ECIW kijkt dan zie je dit benadrukt worden in de herhalingslessen van de Cursus en het springt er vooral uit in de serie herhalingslessen IV, V en VI. Hierin worden we uitgenodigd om de kernboodschap middels affirmaties te ankeren in onze mind; dag in dag uit. Deze kernboodschappen zijn:

Herhaling IV: Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God (10x)

Herhaling V: God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook (3×10)

Herhaling VI: Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij. (2 x 20)

Samenvattend: onze Identiteit is die van een geschapen, liefdevolle, vrije gedachte van God en niet die van een lichaam. Dit is wie we zijn en door de hele cursus heen houdt Jezus ons onze ware Identiteit voor ogen. In feite weerklinkt dit natuurlijk ook in de bekende samenvatting van ECIW die uitlegt waar de cursus over gaat:

Niets werkelijks kan bedreigd worden
Niets onwerkelijks bestaat.
Hierin ligt de vrede van God.

Het zo duidelijk benadrukken van de hoofdboodschap moet ons ervoor behoeden om alleen naar onze voeten te blijven staren en de blik gefixeerd te houden op het aardse leven. We kunnen ertoe neigen om God als het ware voor ons karretje te willen spannen en Hem te vragen om ons een gezond lichaam, veel geld en een zonovergoten leven te bieden. Met deze zaken is niets mis, maar ze vormen niet de verlossing uit de ellende waar Jezus ons op wil wijzen. Hij stel dat we met deze verlangens niet te veel vragen maar veel te weinig. Heel algemeen gezegd wil Jezus ons verlossen van onze droom van afgescheidenheid, de droom van dualiteit en van het leven als kwetsbaar lichaam in een wereld van tijd en vorm.

Het lijkt dus terecht als sommige ECIW-leraren en studenten fel en stellig reageren op elke uitspraak die ook maar enigszins duaal klinkt. Dat begint dan al direct met mijn betoog over niveaus. Al heel snel roept men: “Er zijn helemaal geen niveaus!”. Of, als ander voorbeeld, als het gaat over vergeving: “Er valt helemaal niks te vergeven!”. Of als het gaat over het helpen van onze medemens: “Er is geen ander in nood dus er valt niks te helpen!”.

Op diep, metafysisch niveau hebben deze broeders en zusters gelijk. In het uiterste geval roept men: “ECIW is helemaal niet nodig want er valt niks te bereiken!”. Hiermee sluiten ze dan aan bij “het directe pad” uit oosterse visies die ook vaak werken met een niets ontziende ontkenning van alles wat in bewustzijn verschijnt; dat alles ben je niet, je bent de blauwe hemel waarin de wolken verschijnen. In cursus-termen: je bent de Zoon van God met een (nare) droom.

Maar ondanks de nadruk die Jezus legt op de onwaarheid van (het bestaan van) niveau 2, is dat toch precies het niveau waarop hij ons aanspreekt en aanspoort om van hieruit te gaan beginnen. En daartoe heeft hij instructies, werkboeklessen en veel pagina’s uitleg nodig. Hij geeft ons tools om tot de realisatie van de waarheid te komen en de tool van Jezus is het wonder. Vandaar de titel van het boek. Als ik, hoe gebrekkig en onvolledig ook, deze tool probeer te omschrijven dan kom ik tot zo iets:

Het wonder is het ontkennen van de grenzen tussen onszelf en onze Vader en onze Broeders (vergeving) en de bereidheid de Liefde van de Vader door ons heen te laten stromen en manifesteren richting onze Broeders opdat wij ons herinneren dat we deze Liefde zijn (zie kernboodschap van de herhalingslessen).

Herhaaldelijk legt Jezus uit dat de cursus zich richt op werkzaamheden op niveau 2, ondanks het feit dat de waarheid geen niveaus bevat. Het is de zegen en de paradox van de cursus waardoor deze, in mijn beleving, een unieke plaats in neemt. Hij ontkent aan de ene kant het bestaan van niveaus en lijkt daarmee zichzelf overbodig te maken. Aanhangers van de oosterse, directe weg herkennen zichzelf in genoemde teksten. Toch zie ik menigeen zichzelf rijk rekenen als men de rest van de cursus vroegtijdig diskwalificeert als duaal en weigert ermee aan de slag te gaan. “Werkboeklessen” vergen werk, studie en leren en bij directe weg lijkt dit ogenschijnlijk vermeden te worden. Ik zeg hier bewust ogenschijnlijk want ook de directe (oosterse) weg komt in de praktijk neer op het jarenlang volgen van Satsangs, andere bijeenkomsten en het lezen van oneindig veel boeken die allemaal zeggen dat het lezen van boeken, het bijwonen van bijeenkomsten en het doen van oefeningen onzin is. Ook hierin zit de paradox verborgen: met veel moeite leren dat moeite doen onnodig en zelfs contraproductief is.

Ten diepste zitten we allemaal in hetzelfde duale schuitje. We horen, geloven en voelen aan dat dit schuitje niet bestaat en doen ons best om ons dit te realiseren. Ieder zijn of haar eigen weg op zijn of haar eigen moment. De uitkomst staat vast want die is er al en is nooit veranderd. Maar als je dan kiest voor ECIW doe dan ook de cursus helemaal. Het is niet handig om de wijsheid van de weg van Jezus terug te brengen tot enkele oneliners die weliswaar de waarheid onthullen en een stip op de horizon vormen maar onszelf de begeleiding onthouden die ons in de rest van de Cursus geboden wordt. De aanpak van Jezus in de cursus is de cursus zelf, de hele cursus.

Egoïsme geeft lijden geeft (hopelijk) correctie

We vernietigen de aarde. Er is een toename van hittegolven en bosbranden. Een wijnboer staat beteuterd bij zijn afgebrande wijngaard. De temperatuur van het zeewater neemt toe. Meer regen, meer overstromingen, meer modderstromen en straks zoveel kwallen in ons Noordzeewater dat de toeristen zich wel zullen gaan bedenken om hier verkoeling te komen zoeken. We produceren te veel olie en omdat de behoefte aan benzine voor auto’s afneemt maken we er maar plastic van. Daardoor veranderen oceanen in bekkens vol plasticsoep en vermoorden we zeedieren. De vergiftigingen rukken op. Het eens zo schone leidingwater gaat steeds meer PFAS bevatten. Aardbeien zijn PFAS-bommetjes. Wil ik wel weten wat dit spul met me doet?

Hoe wordt er gereageerd op het wereldtoneel? Aanvankelijk leek de urgentie tot de mensheid door te dringen en werd er geprobeerd om afspraken te maken. Maar al deze goede bedoelingen zijn gesneuveld in economische en militairen oorlogen. Eigen volk eerst, ik eerst.

Waar kennen wij, ECIW-studenten, dit van? Deze ik-gerichtheid? Deze zou ons niet moeten verbazen als we, hierdoor aangemoedigd door de Cursus, goed naar binnen hebben gekeken. Zo buiten zo binnen, zo boven zo beneden. Egoïsme, ik-gerichtheid is niet anders dan onze keuze voor afgescheidenheid, om speciaal te willen zijn en ons los te willen wanen van de eenheid waarin we in liefde met onze bron en met elkaar verbonden zijn. ECIW leert ons dat door deze rare neiging van ons, door de vergissing van de Zoon van God, we nu in ons bewustzijn de droom van deze wereld dromen. Een droom van tijd, ruimte en vormen. Een wereld van botsende vormen en belangen.

In deze wereld lijkt er een afgescheiden zelf te zijn dat van alles wil. Maar helaas, dit egoïstische wezentje loopt daarbij tegen anderen en een wereld aan die zijn willetje constant lijken te dwarsbomen. Het leven wordt zo een aaneenschakeling van botsingen en frustraties. Ik wil geld maar ik ben arm, ik wil gezondheid maar ik word ziek, ik wil (speciale) relaties maar voel me eenzaam, ik wil eeuwig leven maar zal sterven. Ik hoef geen concretere voorbeelden te noemen, die kun jezelf wel bedenken. Stel jezelf gewoon eens die ene vraag: “met welk probleem word ik nu geconfronteerd?”. Alles, alles wat nu naar bovenkomt is een symptoom van de ziekte genaamd afgescheidenheid, egoïsme.

Kortgezegd: we lijden aan ons bestaan. De problemen op wereldniveau zijn de consequentie van onze ik-gerichtheid. We zien op tv door een vergrootglas wat zich afspeelt in onze eigen mind. We zien haarscherp wat er gebeurt als deze mind zijn verbondenheid met het besef van liefde en eenheid is kwijtgeraakt. Wij staan niet los van de collectieve mind van het Zoonschap maar zijn hier als Zonen van God onderdeel van. We zien onze ik-gerichtheid weerspiegeld op het wereldtoneel. En nu ga ik iets raars zeggen: misschien is dit onze redding.

Want het liefst steken we onze kop in het zand en willen we het ultieme hedonistische, ik-gerichte, leven leiden wat we ons maar kunnen voorstellen om vervolgens in een tevreden slaap op 100-jarige leeftijd te overlijden. We zijn zo materialistisch geworden dat we denken dat na deze periode alles voorbij is voor ons en dat “na ons de zondvloed” geldt. Maar het is eerder: “door ons de zondvloed en wij verzuipen hierin met elkaar”.

Veel ECIW-studenten zullen mij hierin willen corrigeren. Immers: “Niets werkelijks kan bedreigd worden, niets onwerkelijks bestaat”. Zij menen dat de ontsnapping uit de nachtmerrie bestaat uit de ontkenning ervan. Wij zijn als Zoon van God toch onkwetsbaar? Wij zijn toch niet ons lichaam? Ze zien hierbij echter over het hoofd dat de beelden die we zien een diagnose vormen. Want het klopt: er is geen van ons losstaande wereld die naar de vernieling gaat en er is geen opzichzelfstaand lichaam dat ziek kan worden. Beide vormen echter de weerspiegeling van onze zieke mind en tonen ons dat hierin genezing nodig is. Zonder deze weerspiegeling zouden we niet lijden aan onze ik-gerichte dwaling.

We kunnen dit spiegelbeeld ontkennen, de spiegel stukslaan en hartelijk gaan zitten lachen om die rare beelden die we zagen. En dat zou ook helemaal op zijn plaats zijn als onze mind gezond zou zijn. Maar onze mind is niet gezond. Het ontkennen van de problemen met deze wereld of van de ziekte in het lichaam is als het vermoorden van de dokter die haarscherp de diagnose heeft gesteld: egoïsme.

De zieke wereld en het zieke lichaam tonen ons de macht van onze mind om te mis-creëren. We moeten deze niet ontkennen maar het lijden aangrijpen om ons uit te strekken naar verzoening. Jezus noemt de ontkenning van wat we in onze mind zien “onwaardig”, in de zin van uiterst onhandig. Bijvoorbeeld in dit citaat (Txt 2: IV):

Het lichaam maakt eenvoudig deel uit van jouw ervaring in de fysieke wereld. Zijn vermogens kunnen worden overschat en dat gebeurt ook vaak. Toch is het haast onmogelijk zijn bestaan in deze wereld te ontkennen. Wie dit doet, begaat een bijzonder onwaardige vorm van ontkenning. ‘De term ‘onwaardig’ betekent hier alleen dat de denkgeest niet hoeft te worden beschermd door de ontkenning van wat onnadenkend is. Als iemand dit ongelukkige aspect van de macht van de denkgeest ontkent, ontkent hij ook die macht zelf.

Het lijden dat we nu zien op individueel- en wereldniveau is een wake-up call. Het is niet bedoeld om te ontkennen en weg te lachen. Dat lachen is prima nadat we het correctiemiddel, het lijden dat we ervaren, gebruiken om genezing toe te staan. ECIW beschrijft dat het onze functie is om eerst de ongelukkige droom om te zetten in een gelukkige droom. Dat doen we door ons in te pluggen op liefde, onze bron. Dat doen de mensen die zeehonden bevrijden van de plasticring rond hun hals, dat doen de mensen die trots laten zien dat ze een paar kilo plastic hebben verzameld op het strand. In de wereld van vorm zijn dit druppels op een gloeiende plaat. Maar in de mind zijn dit tekenen van betrokkenheid en liefde.

Wellicht is hier sprake van niveauverwarring en we moeten niet denken dat we de problemen op vormniveau kunnen oplossen. Het klopt: er is geen probleem op vormniveau dat van ons losstaat, om deze gedachte mogen we lachen. Maar het is niet handig om te lachen om het idee van afgescheidenheid, van ik-gerichtheid, in de mind. Ik kan niet alleen, in mijn eentje, gered worden omdat dit idee juist laat zien dat ik ben gaan geloven in afgescheidenheid. Wij willen gelukkig worden met de cursus in ons dagelijks leven maar moeten beseffen dat dit alleen gaat lukken met elkaar. Genezen doen we samen door te beseffen dat we werkelijk en ten diepste samen zijn. Van egoïsme en lijden naar verbinding en geluk.

Brabbelen over God

Bij het nadenken over de Cursus – en vooral over metafysische kwesties – vergeet men doorgaans om eerst stil te staan bij het eigen perspectief. Dat klinkt abstract, dus ik illustreer het direct met een voorbeeld.

Een terugkerend discussiepunt in Facebookgroepen is de vraag of God wel of niet iets afweet van onze aardse perikelen. Iemand met een christelijke achtergrond is gewend dat God omziet naar de mens en zal daarvoor talloze bevestigingen vinden in de Cursus. Maar er zijn ook ECIW-leraren die benadrukken dat God niets afweet van onze droom, omdat Hij niets te maken heeft met onze illusie van afgescheidenheid. Laat ik deze groep gemakshalve “eenheidsdenkers” noemen. Hierna kan een welles-nietesdiscussie volgen, vaak gelardeerd met citaten uit de Cursus. Tja, wie heeft er nu gelijk?

Waar zelden bij wordt stilgestaan, is het perspectief dat men bij dit soort discussies onbewust inneemt. Het startpunt is een mens die – onbewust – uitgaat van de werkelijkheid van de afscheiding: een ik-je dat nadenkt over ‘de werkelijkheid’. Net zo onbewust wordt God gezien als een entiteit buiten ons. Het merkwaardige is dat dit, desgevraagd, vaak wordt ontkend – niet zozeer door iemand met een christelijke achtergrond, maar juist door de eenheidsdenkers. Zij geloven of redeneren dat God niets afweet van de wereld omdat deze wereld door ons bedacht is. Maar ongemerkt maken ze een onderscheid tussen “God”, die nergens van af weet, en “ons”, die onzinnige gedachten hebben over een illusoire wereld. Dat is een inherent duale gedachte.

Het vergt een pas op de plaats en zelfreflectie om te ontdekken dat je – ondanks je streven om zo non-duaal mogelijk over God te denken – toch uiterst duaal denkt aan een God buiten je, die van niets zou weten.

Zie je dat? Het nadenken over deze vraag vanuit een onbewust duaal perspectief is een onzinnige exercitie. Wat je ook antwoordt – of God nu iets weet of niets – je denkt in beide gevallen dualistisch over een entiteit buiten jezelf.

Kort gezegd: ons verstand is hier weinig behulpzaam. Het doet uitspraken die onlogisch zijn en niet geaard in onze eigen ervaring, in ons eigen wezen. Wanneer we ons aarden en contact maken met ons hart, kunnen we verder onderzoeken. Dan merken we bijvoorbeeld dat we te veel uitgaan van een klassiek christelijk godsbeeld, waarbij we menselijke eigenschappen op God projecteren: boosheid, voorkeuren, en zelfs het idee dat Hij al onze aardse zorgen serieus neemt. Dat is nu precies waar de eenheidsdenkers voor willen waarschuwen!

Maar ook zij slaan de plank mis als ze niet voelen hoe zij gedragen worden door Gods liefde. Christenen en ECIW-studenten die dit wél voelen, spreken niet voor niets vertederd over “onze Vader”. Zij voelen dat zij geliefde kinderen zijn, met een innige band met Hem, met de Bron.

Dit gevoel, dit weten – dat je geschapen bent uit liefde en gedragen wordt door liefde – maakt dat wie dit ervaart, niets kan met de hyperabstracte uitspraak van eenheidsdenkers dat God louter eenheid is en niets van hen afweet. Deze uitspraak is voor hen letterlijk wezensvreemd. Misschien denken ze nog te duaal over de Bron en proberen ze Hem voor hun karretje te spannen om onzinnige wensen te vervullen. Dan hebben ze nog iets te leren van de eenheidsdenkers. Maar als de eenheidsdenkers geen benul hebben van hun liefdesband met de Vader, dan hebben zij juist te leren van die “naïevelingen”.

Ons wezen is diep mysterieus. We zijn Zonen van de Vader en daarmee goddelijk, maar geen God. Zodra we dromen van afscheiding, wordt dit in onze gemeenschappelijke wezenskern “gevoeld”. Jezus geeft hier een prachtige metafoor voor in ECIW, Tekst 4.VII.6:

Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoon. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.

Ik vergelijk het wel eens oneerbiedig met een elastiek, een liefdeselastiek. Zodra wij als Zonen menen dat we afstand kunnen nemen van de Vader, rekt het elastiek uit. Vanuit zijn intrinsieke kwaliteit (= liefde) reageert het automatisch met een tegenkracht: de Heilige Geest. Gelooft het elastiek zelf dat het door het uitrekken verbroken is? Nee. Ervaart het de uitrekking en reageert het daarop? Ja.

Zoals zo vaak is het dus geen of-of-kwestie, maar een en-en-kwestie. Dichterbij kan ons verstand niet komen, en het raakt er verward van. Maar ons hart trapt niet in de duale valkuil om te moeten kiezen tussen een God die met Zijn handen in het haar zit omdat wij stout en ongelukkig zijn, en een God die synoniem is geworden met een groot en zwijgzaam niets.

De Stem van God antwoordt in ons hart wanneer wij Hem roepen vanuit onze verwarring. Beter kan ik er niet over brabbelen.

Een melig steentje bijdragen.

Eén van mijn dochters vertrouwde me op latere leeftijd eens toe dat zij en haar zussen vroeger wat melig werden wanneer ik, bijvoorbeeld bij het afruimen van de tafel, zei dat het fijn was als “iedereen zijn steentje zou bijdragen”. Zulke uitspraken gaan op een gegeven moment wat sleets en belerend klinken, waardoor de geadresseerde al snel denkt: “daar heb je hem weer!”

Toch blijf ik als oudere knar wel gecharmeerd van het ‘bijdragen van een steentje’. Natuurlijk is het niet leuk als je er helemaal geen zin in hebt; dan kan het voelen als dwang of moraliserend geleuter. Je wordt gewezen op je verantwoordelijkheid, of zelfs terechtgewezen, op het moment dat je net iets voor jezelf wilde gaan doen. Ik weet ook niet of een kinderbrein al ver genoeg ontwikkeld is om verder te kijken dan het eigenbelang.

Nu naar het heden. Mijn vrouw (dat klinkt bezittiger dan ik het bedoel) werkt nog drie dagen per week, en op die dagen kook ik een eenvoudige maaltijd — waarbij ik dankbaar gebruikmaak van wat zij voor die dag heeft bedacht. Op andere dagen koken we samen: zij vormt het creatieve brein, en ik fungeer als ‘snijhulp’. Ik was, snijd en lever de groenten aan die zij wokt, dek de tafel en voer het afval af. Na afloop is zij degene die de vaatwasser twee keer zo efficiënt kan inruimen als ik, maar het uitruimen is weer mijn taak.

En het gekke is: ik vind dit leuk. Natuurlijk is het ook prettig als ze eens zegt dat ze geen hulp nodig heeft en me wel zal roepen als het eten klaar is. Maar samen bezig zijn in de keuken, elkaar aanvullen en zo iets betekenen voor het geheel, is gewoon fijn. Zeker als er gasten mee-eten. En dit geldt in veel ruimer verband: het is prettig om iets bij te dragen aan een groter geheel waar je zelf deel van uitmaakt.

Maar is die toevoeging “waar je zelf deel van uitmaakt” eigenlijk wel nodig? Je kunt toch ook onbaatzuchtig ergens aan bijdragen zonder er zelf direct van te profiteren? Ik denk dan aan de vele vrijwilligers in Nederland, van wie er sommigen eens per jaar in het zonnetje worden gezet tijdens de lintjesregen. Gewoonlijk hebben ze daar zelf niet om gevraagd, maar het kan toch voelen als een waardevolle erkenning.

Is het erg om blij te zijn met erkenning en waardering? Hebben we het “dankjewel!” echt nodig? Gisteren belde de buurvrouw aan met een doos chocolaatjes en douchegel voor mijn vrouw en mij, omdat “we” tijdens hun vakantie de tuin wat verzorgd hadden en de vuilnisbakken aan de straat hadden gezet. Ik merkte dat ik me wat beschaamd voelde, want mijn bijdrage was uiterst minimaal geweest. Ik “verdiende” die dankbaarheid niet. Kennelijk denk ik in termen van verdienste, trots en schuldgevoel — allemaal zaken uit het ego-domein.


Want ware liefde is onvoorwaardelijk. De Bijbel staat vol prachtige beelden, zoals God die de zon laat opgaan over zowel goedzakken als slechteriken, en de oproep dat de linkerhand niet hoeft te weten wat de rechterhand geeft aan de armen. Maar gelukkig werkt die onvoorwaardelijkheid van Liefde twee kanten op. Want Een Cursus in Wonderen geeft geen gedragsregels en verklaart ons niet schuldig of onschuldig op grond van wat we doen of nalaten voor anderen. In de werkboekles van vandaag staat (Les 224):

“Mijn ware Identiteit is zo zeker, zo verheven, zondeloos, glorierijk en groots, volkomen weldadig en vrij van schuld, dat de Hemel zich tot Haar richt om zich licht te laten geven. Ze verlicht de wereld evenzeer.”

Steeds vaker zie ik onze goedbedoelde inspanningen in het dagelijks leven als nog wat onzuivere uitingen van het licht van onze ware identiteit. Ik kan ervoor kiezen me druk te maken over de onzuiverheden — trots, schaamte, miskend voelen, voor-wat-hoort-wat-denken — en zo het zicht op de onderliggende zuivere intentie verliezen. Maar ik kan die gebrekkige uitingen ook zien als hoopgevende lichtpuntjes, die laten zien dat er nog ergens in ons het besef leeft van onderlinge verbondenheid.

Heel zwak herinneren we ons dat we werkelijk één zijn met elkaar. Daardoor groeit het besef van onze ware Identiteit — die Liefde is — juist wanneer we die Liefde uitbreiden. Dan kunnen we gaan voelen dat geven en ontvangen werkelijk één zijn. Misschien ervaren we dat eerst in de kleine kring van familie en vrienden, en wellicht nog op een wat onvolwassen manier waarbij waardering nog een rol speelt. Maar het zijn de eerste stappen naar het inzicht dat het belang van de ander niet verschilt van ons eigen belang.

Misschien is dat wel de stille schoonheid van het melige “een steentje bijdragen”: het hoeft niet groots, vlekkeloos of volmaakt onzelfzuchtig te zijn. Elk steentje kan deel worden van iets dat groter is dan wijzelf. En terwijl wij denken dat wij aan het bouwen zijn, blijkt dat het bouwwerk ons tegelijk vormt. Zo wordt bijdragen geen plicht meer, maar een natuurlijke uitdrukking van wie we in wezen zijn — en dat is, uiteindelijk, niets minder dan Liefde in actie.

Niet wegkijken, maar liefhebben.

Netanyahu en zijn kornuiten willen verder vechten tegen Hamas en Gaza-stad innemen. Meer geweld, angst, paniek, dood en geweld. Hij wil de totale overwinning behalen op Hamas en verwart daarmee vorm en inhoud, om het maar eens abstract uit te drukken. Het is een orgie van dualistisch aanval-denken. Net of je met het doden van lichamen een gedachtengoed kan beëindigen. Het tegendeel gebeurt. Wat je zaait in de denkgeest zul je oogsten. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook voor de slachtpartij die Hamas aanrichtte op 7 oktober. Laat dat ook gezegd zijn.

Liefst willen we Netanyahu en zijn ultra rechtse partners verantwoordelijk houden voor het voortduren van de oorlog. En het klopt; 80% van de Israëliërs schijnt een einde aan de oorlog te willen. Gruwen zij ook van de meer dan 60.000 doden en van de hongersnood en andere ellende? Dat valt wel mee, of tegen, net vanuit welke hoek je het bekijkt. Uit onderzoek blijkt dat ze vooral begaan zijn met de resterende Israëlische gijzelaars, het lot van de Palestijnse bevolking maakt ze niet zoveel uit. Eigen volk eerst en de rest kan barsten.

Ik zag in een andere ECIW-FB groep iemand fel ageren tegen de wijze waarop sommige ECIW-studenten en leraren omgaan met de verschrikkelijke beelden die we zien. Hij heeft daarin een goed punt. Op basis van kille verstandelijke redeneringen gebaseerd op een hyper abstracte interpretatie van ECIW hoor je nare uitspraken. Zo zouden de betrokkenen geen slachtoffer zijn van de situatie maar deze zelf langs een soort karmische weg over zichzelf hebben afgeroepen. Of men stelt dat we slechts naar een illusie kijken waarbij ons hoogste doel is om zelf niet van slag te raken en om door de beelden van oorlog en ellende heen te kijken. Er zijn immers geen anderen en alles is slechts onze projectie? We zouden deze beelden moeten vergeven om zo onze eigen innerlijke vrede te herstellen. Of, in meer algemeen spiritueel klinkende termen verpakt; de uitgehongerde en angstige mensen mogen leren dat ze onbeperkt bewustzijn zijn waarin alles verschijnt en weer verdwijnt. Wat een prachtige gelegenheid voor ze!

In mijn beleving vormen deze standpunten een geperverteerde versie van de boodschap die Jezus ons in al de door hem geïnspireerde geschriften wil meegeven. Het is een versie van ECIW die ontstaan is uit een te “verstandelijke” interpretatie van de metafysica van ECIW. Dit is wat er gebeurt als je slechts focust op eenheid en niet op liefde. Als je namelijk alleen denkt in termen van absolute eenheid dan kan daarin niks gebeuren, dus ook geen oorlog en geweld. In deze absolute eenheid zijn er geen anderen en lijk alleen ik te bestaan en is alleen mijn innerlijke vrede belangrijk. En als klap op de vuurpijl weet in deze visie God dan ook niks van deze ellende en is er dus ook geen Heilige Geest die zou kunnen helpen. Volgelingen van deze visie menen dat we het best in de voetsporen kunnen treden van God en de Heilige Geest: stellen dat er niks aan de hand is en geen hulp bieden. We willen de illusie immers niet echt maken? Volgens deze lijn redenerend zegt men dat vergeving en verlossing niet nodig zijn (“Er valt niks te vergeven want de Zoon van God is zondeloos”). In werkelijkheid is niks gebeurd. In feite is die hele Cursus in Wonderen dan ook niet nodig.

Is dit alles dan niet waar? En dan volgt het paradoxale: jawel, we kijken naar een droom en de het is een illusie te menen dat we lichamelijke wezens zijn die elkaar kunnen kwetsen en doden. Maar “Is dit alles dan niet waar?” is de verkeerde vraag. De vraag dient te zijn: “Is eenzijdig uitgaan van deze hyper abstracte visie op ECIW behulpzaam om ons en onze broeders en zusters te helpen ontwaken uit deze mindfuck?” En dan is mijn antwoord: nee. Als deze eenzijdige visie wordt aangehangen dan leidt dit al snel tot een onverschillige ik-gerichtheid die een lofzang op de afscheiding vormt. Het is een triomf van het ego dat alleen gericht is op eigen innerlijke vrede en zich niet bekommert om de roep om liefde van de andere Kinderen van de Vader.

Want dat is waar we naar kijken, lieve broeders en zusters. Naar een enorme roep om liefde door alle betrokkenen die gevangen zijn in de illusie van afgescheidenheid. We zien onze eigen ik-gerichtheid weerspiegeld in die van Hamas, Netanyahu, Israëlieten en Palestijnen. We hebben geen twee-staten-oplossing nodig op de landkaart, maar een geen-staten-oplossing in de mind. Het is van enorme urgentie dat we niet meer zoeken naar verschillen in de ander en hem daarmee buiten ons plaatsen en tot vijand maken. Zijn of haar menselijkheid is de onze. Zijn schreeuw om liefde is de onze.

Laat ik niet te negatief denken over onszelf als ECIW-studenten en ons onze kortzichtigheid vergeven. Gelukkig laat de liefde van ons hart ons niet helemaal in de steek en voelen we wel aan dat we ons moeten bekommeren om anderen. De gruwelijke beelden roepen ons niet op om ons te verschansen achter metafysische muren maar om ons hart te laten spreken. We hoeven niet in een kramp te schieten en niveauverwarring te vrezen als we anderen helpen. Er zijn geen niveaus en de liefde die in ons opborrelt als we de roep om liefde in anderen horen, wil gemanifesteerd worden in de geest, in de ziel en in het lichaam.

De ellende die we zien is een roep om liefde. En het antwoord is liefde en niet de terugtrekking in abstracte theorietjes. Ons hart wil en moet spreken en dit zal zich uiten door heel ons wezen heen: ECIIW Hfst 4: VII:8: 8.

God wordt geprezen telkens wanneer een denkgeest leert volkomen behulpzaam te zijn. Dit is onmogelijk zonder volkomen niet-kwetsend te zijn, omdat deze twee overtuigingen wel moeten samengaan. Zij die werkelijk behulpzaam zijn, zijn onkwetsbaar, omdat ze hun egoʹs niet beschermen en dus niets hen kwetsen kan. Hun behulpzaamheid is hun lofprijzing van God, en Hij zal hun lofprijzing van Hem beantwoorden omdat ze zijn zoals Hij en ze zich tezamen kunnen verheugen. God gaat naar hen uit en door hen heen, en er is grote vreugde in heel het Koninkrijk. Ieder die zijn denken veranderd heeft, draagt bij tot deze vreugde met zijn individuele bereidwilligheid erin te delen. Zij die werkelijk behulpzaam zijn, zijn Gods wonderdoeners, aan wie Ik leiding geef tot we allen in de vreugde van het Koninkrijk verenigd zijn. Ik zal jou overal heenleiden waar je werkelijk behulpzaam kunt zijn, en naar al wie mijn leiding kan volgen via jou.

Kind van de Vader.

Afgelopen dagen bestudeerde ik hoofdstukken uit het Handboek voor Leraren van ECIW met daarbij de uitgebreide commentaren van Ken Wapnick. Er tekende zich een patroon af. Bij talloze teksten in ECIW geeft Ken een commentaar dat zich als volgt laat samenvatten:

“Jezus zegt dit wel, maar eigenlijk moet je het symbolisch of metaforisch zien”.

Vervolgens gaat Wapnick dan uitleggen wat Jezus nu eigenlijk probeert te zeggen. Ik heb vaker hierover geschreven en mijn verbazing erover uitgesproken dat Wapnick eigenlijk beweert dat Jezus woorden heeft gekozen die vooral geschikt zijn voor minder gevorderde studenten die slechts bereikt kunnen worden via duaal taalgebruik. Vervolgens gaat Wapnick ons dan de onversneden waarheid die achter deze woorden van Jezus schuilgaat uitleggen.

Voor de volledigheid merk ik hier nog even op dat met name Robert Perry de rol van Ken Wapnick uitvoerig heeft bestudeerd. In het boek “One Course, Two Visions” heeft Perry uitvoerig laten zien waar, volgens hem, Wapnick een visie verkondigt die niet inherent aan de cursus is. Veel ECIW-studenten nemen niet de moeite om de argumenten van Perry zelf te onderzoeken, maar reageren furieus als de autoriteit van Wapnick bevraagd wordt.

Ik heb ooit Robert Perry een mail gestuurd waarbij ik de vraag voorlegde of de uitleg van Wapnick misschien vooral bedoeld is voor gevorderde studenten. Robert ging hierin niet mee en stelde: “teachers can be wrong”; leraren, zelfs Ken Wapnick, kunnen zich vergissen.

Ik heb enige tijd nodig gehad om mijn eigen houding in dit debat te bepalen. Voor veel studenten is dit op zijn best een “non issue” en op zijn slechtst een typisch gevalletje van ego-strijd. Zij zien wel de gevaren van welles-niets-discussies, maar niet hoe ze ongemerkt de visie van Wapnick hebben geïnternaliseerd en geaccepteerd als DE juiste uitleg met fikse consequenties voor hoe ze omgaan met de cursus en voor hun houding ten opzichte van wereld en medemens. Hierover heb ik voldoende geschreven en ik verwijs belangstellenden naar mijn website voor artikels hierover.

Waarom begin ik er dan weer over? Omdat ik merk dat we via de contrasterende visies en middels vergeving verder kunnen komen, dieper kunnen afdalen in de ervaring van het mysterie. Een mysterie dat overigens zowel door Wapnick als door Perry wordt onderkend en benoemd.

Beide mannen spreken over God. Beiden corrigeren het Bijbelse beeld van een God die de aarde schept, de mens erop plaatst en vervolgens teleurgesteld raakt over het gedrag van die mens. Perry blijft dicht bij de tekst van ECIW en stelt dat God Zonen heeft geschapen die verenigd zijn in het Zoonschap en zo als het ware één Zoon vormen. Wapnick beweert dat God maar één Zoon heeft geschapen en dat het idee dat er meerdere Zonen geschapen zouden zijn een misvatting is, niet meer dan symboliek. Vervolgens stelt Perry dat deze Zonen zijn gaan geloven in afscheiding en dat God direct als antwoord hierop de Heilige Geest schiep. Deze is dus ook een Schepping van God. Ook hier volgt Perry weer trouw de cursus. Wapnick wil hier niets van weten. Volgens hem bestaat er in de mind van de Zoon, die is gaan geloven in afscheiding, een vage herinnering aan de eenheid. Voor deze herinnering zijn we de naam “Heilige Geest” gaan gebruiken. Zuiver symbolisch dus (zie hierover het uitgebreide artikel: https://eciwcoach.com/handelt-de-heilige-geest-echt-in-de-wereld/ ).

Ik probeerde gevoelsmatig af te dalen in deze kwestie. Zonder oordeel en zelfs zonder terug te willen vallen op schriftgeleerdheid door me te gaan beroepen op ECIW-citaten. Vanuit de stilte dus.

Vanuit die stilte ervaar ik continu een uitnodiging, een herinnering als het ware. Bij elke strijd, elke vermeende aanval of conflict, is er die uitnodiging om opnieuw te kijken. Met andere ogen, met een zachtere blik. Ik ervaar dit “van binnen” , als mijn herinnering. Dit is de herinnering waarvan Wapnick spreekt en die hij dus geheel wil toeschrijven aan mij. Maar deze herinnering ervaar ik ook als een geschenk, een steun, een zachte kracht. Als Liefde die zich uitstrekt naar mij en begaan is met mijn dagelijkse strubbelingen.

Ik herken deze Liefde als de Liefde van God. Een God die mij draagt, omarmt en nooit verlaten heeft. Er komt een prachtig beeld naar boven. Mijn Vader breidt Zijn Liefde uit en ik ben Zijn Zoon. In mijn dagelijks leven ervaar ik Zijn Liefde die mij draagt en steunt. Dit is een Helende Geest, een Heilige Geest. Ik voel me gezegend en dankbaar en deze ervaring resoneert volledig met de woorden van Jezus in ECIW. God, de Zoon en de Heilige Geest, de Vader, ik (zijn Zoon) en die zachte, lieflijke Stem. Een drie-eenheid; niet als theoretisch concept, maar hier, tastbaar in de stilte van mijn hart, het Hart van de Vader.

Het is goed dat Wapnick zijn best doet te voorkomen dat we God en de Heilige Geest gaan zien als losstaand van ons. Want ze staan niet los van ons. Het is goed dat hij erop wijst dat God één is en dat Hij of de Heilige Geest zich niet laten foppen door de duale droom van afgescheidenheid. Maar onze herinneringen aan de Liefde van de Vader en de hulp van de Heilige Geest afdoen als onze herinneringen en als onze projecties is, voor mij althans, te eenzijdig. Ik ontvang mijn herinnering als genade. In mij voel ik het mysterie van de Schepping waarin geven en ontvangen één zijn. Mijn herinnering is een geschenk. Dit is het mysterie van de Heilige Relatie. Er is geen God en Heilige Geest of andere Zonen buiten mij. Maar ze zijn ook niet uitsluitend binnen mij, als symbolen, herinneringen of projecties. Ze zijn buiten mij en binnen mij, één met mij en niet één met mij. Ik, de Zoon, ben Goddelijk maar de Zoon is niet God.

Het is heerlijk om te mediteren op deze “Trinity”, deze Drie-eenheid. Je kunt deze afdoen als symbolisch en als kerkelijke dwaling omdat alleen de absolute eenheid waar kan zijn. Yep; alles is ‘één, dat klopt. Roep gerust dat God niets weet van ons en van de wereld, dat de Heilige Geest en andere Zonen (zoals Jezus) symbolen zijn. Ik zal je niet tegenspreken. Maar sta mij toe te glimlachen en in mijn binnenste het feest van de Schepping te vieren en de warmte te ervaren van God de Vader en de leiding door de Heilige Geest. Noem me kinderachtig want dat is wat ik wil zijn; een Kind van de Vader.

Zijn mensen, mijn broeders en zusters, mijn illusie?

In de context van *Een Cursus in Wonderen* (ECIW) is het antwoord op de vraag of je broeders en zusters “jouw illusie” zijn genuanceerd en hangt het af van het perspectief: het niveau van de werkelijkheid (Gods niveau) versus het niveau van de droom (de wereld van afscheiding).

### Vanuit het perspectief van ECIW

1. **In de werkelijkheid**: Volgens ECIW zijn alle mensen – jouw broeders en zusters – in essentie deel van het ene Zoonschap, de volmaakte eenheid van Gods schepping. In deze werkelijkheid zijn er geen afzonderlijke individuen, alleen de ene Zoon van God, die in perfecte eenheid met God en elkaar bestaat. Hier zijn je broeders en zusters dus geen illusie, maar een wezenlijk deel van de spirituele eenheid.

> “De Zoon van God is één.” (T-2.VII.6:1)

2. **In de droom van afscheiding**: De wereld die we waarnemen, met afzonderlijke lichamen, persoonlijkheden en levens, is volgens ECIW een illusie – een projectie van de denkgeest die gelooft in afscheiding van God. In die zin zijn de individuele “mensen” zoals we ze zien (inclusief hun lichamen en ego’s) inderdaad een illusie, omdat ze gebaseerd zijn op het geloof in afgescheidenheid. Dit betekent niet dat je broeders en zusters niet bestaan, maar dat de manier waarop je ze waarneemt (als losstaande, fysieke entiteiten) een verwrongen weerspiegeling is van hun ware aard als deel van het Zoonschap.

> “De wereld die jij ziet is een illusie van een wereld. God heeft haar niet geschapen, want wat Hij schept moet eeuwig zijn zoals Hijzelf.” (C-4.1:1-2)

3. **Jouw rol in de illusie**: ECIW leert dat de wereld en de afscheiding een projectie zijn van de collectieve denkgeest van het Zoonschap, inclusief jouw denkgeest. In die zin kun je zeggen dat de illusie van afzonderlijke broeders en zusters deels “jouw illusie” is, omdat jij (als deel van de denkgeest) bijdraagt aan het geloof in afscheiding. Maar dit is een gedeelde illusie, niet enkel jouw creatie.

### Wat betekent dit voor je broeders en zusters?
Hoewel de vorm waarin je je broeders en zusters ziet (lichamen, persoonlijkheden) een illusie is, is hun essentie – hun ware Zelf als deel van het Zoonschap – volkomen echt. ECIW benadrukt dat je roeping is om voorbij de illusie te kijken en hun ware aard te zien: als één met jou in Gods Liefde. Dit doe je door vergeving, waarbij je oordelen, verschillen en conflicten loslaat en hun eenheid met jou herkent.

> “Wanneer je je broeder ontmoet, herinner je dan dat het jouw functie is om het licht in hem te zien en hem als zodanig te erkennen.” (T-9.III.6:1)

### Praktisch gezien

Zeggen dat je broeders en zusters deel zijn van een illusie betekent niet dat je ze moet negeren of afwijzen. Integendeel, ECIW moedigt je aan om liefdevol met hen om te gaan, omdat zij de sleutel zijn tot jouw verlossing. Door hen te zien als deel van de eenheid (in plaats van als afzonderlijke ego’s), help je jezelf en hen om de illusie van afscheiding te overstijgen.

Kortom:

– De **vorm** van je broeders en zusters (lichamen, ego’s) is een illusie, een projectie van de denkgeest.
– Hun **essentie** (als deel van het Zoonschap) is echt en eeuwig.
– Jouw taak is om met de Heilige Geest naar hen te kijken, hun eenheid te erkennen en de illusie van afscheiding los te laten door vergeving.

(Tekst gecreëerd met AI, maar wel mooi in mijn beleving.)

😊