Bij het nadenken over de Cursus – en vooral over metafysische kwesties – vergeet men doorgaans om eerst stil te staan bij het eigen perspectief. Dat klinkt abstract, dus ik illustreer het direct met een voorbeeld.
Een terugkerend discussiepunt in Facebookgroepen is de vraag of God wel of niet iets afweet van onze aardse perikelen. Iemand met een christelijke achtergrond is gewend dat God omziet naar de mens en zal daarvoor talloze bevestigingen vinden in de Cursus. Maar er zijn ook ECIW-leraren die benadrukken dat God niets afweet van onze droom, omdat Hij niets te maken heeft met onze illusie van afgescheidenheid. Laat ik deze groep gemakshalve “eenheidsdenkers” noemen. Hierna kan een welles-nietesdiscussie volgen, vaak gelardeerd met citaten uit de Cursus. Tja, wie heeft er nu gelijk?
Waar zelden bij wordt stilgestaan, is het perspectief dat men bij dit soort discussies onbewust inneemt. Het startpunt is een mens die – onbewust – uitgaat van de werkelijkheid van de afscheiding: een ik-je dat nadenkt over ‘de werkelijkheid’. Net zo onbewust wordt God gezien als een entiteit buiten ons. Het merkwaardige is dat dit, desgevraagd, vaak wordt ontkend – niet zozeer door iemand met een christelijke achtergrond, maar juist door de eenheidsdenkers. Zij geloven of redeneren dat God niets afweet van de wereld omdat deze wereld door ons bedacht is. Maar ongemerkt maken ze een onderscheid tussen “God”, die nergens van af weet, en “ons”, die onzinnige gedachten hebben over een illusoire wereld. Dat is een inherent duale gedachte.
Het vergt een pas op de plaats en zelfreflectie om te ontdekken dat je – ondanks je streven om zo non-duaal mogelijk over God te denken – toch uiterst duaal denkt aan een God buiten je, die van niets zou weten.
Zie je dat? Het nadenken over deze vraag vanuit een onbewust duaal perspectief is een onzinnige exercitie. Wat je ook antwoordt – of God nu iets weet of niets – je denkt in beide gevallen dualistisch over een entiteit buiten jezelf.
Kort gezegd: ons verstand is hier weinig behulpzaam. Het doet uitspraken die onlogisch zijn en niet geaard in onze eigen ervaring, in ons eigen wezen. Wanneer we ons aarden en contact maken met ons hart, kunnen we verder onderzoeken. Dan merken we bijvoorbeeld dat we te veel uitgaan van een klassiek christelijk godsbeeld, waarbij we menselijke eigenschappen op God projecteren: boosheid, voorkeuren, en zelfs het idee dat Hij al onze aardse zorgen serieus neemt. Dat is nu precies waar de eenheidsdenkers voor willen waarschuwen!
Maar ook zij slaan de plank mis als ze niet voelen hoe zij gedragen worden door Gods liefde. Christenen en ECIW-studenten die dit wél voelen, spreken niet voor niets vertederd over “onze Vader”. Zij voelen dat zij geliefde kinderen zijn, met een innige band met Hem, met de Bron.
Dit gevoel, dit weten – dat je geschapen bent uit liefde en gedragen wordt door liefde – maakt dat wie dit ervaart, niets kan met de hyperabstracte uitspraak van eenheidsdenkers dat God louter eenheid is en niets van hen afweet. Deze uitspraak is voor hen letterlijk wezensvreemd. Misschien denken ze nog te duaal over de Bron en proberen ze Hem voor hun karretje te spannen om onzinnige wensen te vervullen. Dan hebben ze nog iets te leren van de eenheidsdenkers. Maar als de eenheidsdenkers geen benul hebben van hun liefdesband met de Vader, dan hebben zij juist te leren van die “naïevelingen”.
Ons wezen is diep mysterieus. We zijn Zonen van de Vader en daarmee goddelijk, maar geen God. Zodra we dromen van afscheiding, wordt dit in onze gemeenschappelijke wezenskern “gevoeld”. Jezus geeft hier een prachtige metafoor voor in ECIW, Tekst 4.VII.6:
Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoon. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.
Ik vergelijk het wel eens oneerbiedig met een elastiek, een liefdeselastiek. Zodra wij als Zonen menen dat we afstand kunnen nemen van de Vader, rekt het elastiek uit. Vanuit zijn intrinsieke kwaliteit (= liefde) reageert het automatisch met een tegenkracht: de Heilige Geest. Gelooft het elastiek zelf dat het door het uitrekken verbroken is? Nee. Ervaart het de uitrekking en reageert het daarop? Ja.
Zoals zo vaak is het dus geen of-of-kwestie, maar een en-en-kwestie. Dichterbij kan ons verstand niet komen, en het raakt er verward van. Maar ons hart trapt niet in de duale valkuil om te moeten kiezen tussen een God die met Zijn handen in het haar zit omdat wij stout en ongelukkig zijn, en een God die synoniem is geworden met een groot en zwijgzaam niets.
De Stem van God antwoordt in ons hart wanneer wij Hem roepen vanuit onze verwarring. Beter kan ik er niet over brabbelen.
