Het is in mijn beleving behulpzaam om bij het lezen van Een Cursus in Wonderen zo snel mogelijk oog te krijgen voor een belangrijke beperking van ons denkvermogen. Ongemerkt gebruiken we ons denken als tool om ECIW te begrijpen en we staan nauwelijks stil bij het zwart-wit aspect van dit denken. Het gevolg hiervan is dat er twee dwalingen op de loer liggen. Eén hiervan kennen we goed en de andere zorgt voor grote verwarring bij sommige serieuze en nadenkende medestudenten en leraren.
De bekende vergissing van ons denken vormt het hoofdthema van ECIW. Het is ons geloof in dualiteit, in het bestaan van echte grenzen. Dat levert een duaal Godsbeeld op (Ik hier versus God daar) en een duale blik op onze naasten (Ik hier, jij daar). Tegenwoordig zijn veel van onze tijdgenoten niet zo bezig met nadenken over God en speelt vooral dat tweede aspect een hoofdrol; zowel in ons persoonlijk leven als op het wereldtoneel. We zien niet langer dat het onmogelijk is om zelf in vrede te leven zolang we anderen als los zien van onszelf. ECIW noemt de manier waarop wij met anderen omgaan de speciale (=duale) relatie.
De tweede dwaling van ons denken treedt op als we de eerste dwaling proberen te corrigeren. Ons zwart-wit denken trekt de onverbiddelijke conclusie dat indien we niet gescheiden zijn van God en ook niet van elkaar, hieruit onverbiddelijk volgt dat we één en dezelfde zijn. We stoten dualiteit van de troon en plaatsen er vervolgens ons beeld van absolute eenheid op. Wat hieruit volgt is, voor ons denken, een feest van duidelijkheid. Het is het toppunt van nivellering waarbij de conclusie onherroepelijk lijkt te luiden dat ik God ben en at er geen anderen bestaan. We voelen ons hierin bevestigd door de beroemde samenvatting van de Cursus:
Niets werkelijks kan bedreigd worden,
Niets onwerkelijks bestaat,
Hierin lig de vrede van God.
In absolute eenheid kan er geen sprake zijn van enig onderscheid, noch van differentiatie of van individuatie. Er kan geen sprake zijn van meervoudsvormen (Zonen, Kinderen, Kanalen van Liefde) en in wezen is het woord Schepping dan een betekenisloos begrip geworden. Eenheid is al compleet en hierin kan niks gebeuren. Het klinkt toch allemaal zo logisch.
Wat er gebeurt bij deze tweede dwaling is dat we te maken hebben met een halve waarheid. Want ten diepste is het waar dat binnen eenheid geen onderscheid kan bestaan. Maar de eenheid die zo gewaardeerd wordt door ons denken is slechts de helft van de boodschap van ECIW. De andere helft is Liefde. En daar kan ons denken weinig mee. Ons denken neigt naar visies die gebaseerd zijn op de eenheidsgedachte die vaak het hoofdthema vormt van oosters getinte zienswijzen. Binnen Cursus-land heeft Ken Wapnick de eenheidsfilosofie vol in het spotlicht geplaatst in een goedbedoelde poging om onze eerste dwaling, ons geloof in dualiteit, te corrigeren.
Maar eenheid en liefde vormen één geheel. Wat binnen absolute eenheid niet lukt, namelijk iedere vorm van schepping, dat lukt wel binnen de liefde. Liefde presteert het onmogelijke en breidt zichzelf uit in eenheid. Je kunt hier letterlijk gevoel voor krijgen en dan begint je hart te juichen. Wat onmogelijk is binnen absolute eenheid is toch gebeurd: liefde heeft jou geschapen en koestert jou in een tijdloze omarming.
God is eenheid en liefde. Als je zegt dat God niks weet van onze vergeetachtigheid, ons geloof in afgescheidenheid en lijden; dan verwijs je naar het eenheidsaspect van God en heb je verstandelijk gezien gelijk. Maar het is de helft van het verhaal. Want de liefde die God is “voelt” het als deze liefde niet stroomt en zich niet uitbreidt. Dat maakt volgend citaat ook volkomen waar:
Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.
Het is “menselijk” taalgebruik, dat klopt. Er zit geen oude man met een baard te huilen op een wolk. Maar binnen de eenheid van de Liefde en het Hart dat we delen met God en met elkaar is er het besef dat er een roep om liefde is ontstaan. En dit besef is direct een Stem en een oproep, een verlangen, om ons de Liefde weer te herinneren. Liefde (God) breidt Zich uit in ons en er is hierin sprake van gevende liefde. De Cursus leert dat geven en ontvangen in waarheid één zijn en daarom merkt de “Gever” dat er iets stagneert als de ontvanger blokkeert. Dit is de Heilige Relatie; dat onbegrijpelijke fenomeen dat twee zo innig met elkaar verbonden zijn dat ze per saldo één zijn.
En precies hetzelfde gebeurt in ons contact met onze medemens. De meesten van jullie kennen de prachtige wijsheid dat er ten diepste slechts twee mogelijkheden zijn in het contact tussen mensen: er is een uiting van liefde of een roep om liefde. Dus precies hetzelfde als in de relatie tussen God en ons. Dus net zoals God, die Liefde is, “voelt” als wij blokkeren, zo voelen wij de blokkade in onze relatie met elkaar als hierin de liefde niet stroomt. Als de relatie speciaal is in plaats van heilig.
Dit is geen metafysische haarkloverij maar een levensbepalend onderscheid. En het is van groot belang dat wij zowel naar ons hoofd als naar ons hart luisteren. Ons hoofd leert ons terecht dat er geen afgescheidenheid bestaat. Maar het slaat door als het zegt dat er daarom geen anderen zijn, dat we hen dus geen liefde hoeven te betonen en dat het alleen draait om onze innerlijke vrede. We moeten ook naar ons hart luisteren. Dat hart dat weet dat het onmogelijke is gebeurd: we hebben binnen de eenheid echte broeders en zusters, kinderen van die ene Vader. En in onze relatie met hen kan een echte roep om liefde klinken die we mogen beantwoorden. Pas als we ons hart openstellen voor onze Vader en onze Broeders kan de Liefde stromen en de herinnering aan onze ware Identiteit terugkeren. We zijn de liefdeskinderen van de Vader, in eenheid verbonden met Hem en met elkaar.
