Vandaag onder meer één van de meest bizarre misvattingen die stelt dat andere broeders en zusters slechts mijn eigen projectie zouden zijn. Hoe kun je vanuit zo’n bijgeloof nog liefde door je heen laten stromen, een heilige relatie aangaan of een wonderwerker zijn?
Hartegroet, Simon
Misvattingen:
Mijn enige verantwoordelijkheid is om de verzoening voor mezelf te aanvaarden. Denken dat ik verantwoordelijk ben voor anderen neemt alleen maar hun verantwoordelijkheid weg om zelf van gedachten te veranderen.
In de Cursus staat: “De enige verantwoordelijkheid van de wonderdoener is de Verzoening voor zichzelf te aanvaarden” (T-2.V.5:1), want de wonderdoener is iemand die wonderen aan anderen geeft, en hij kan niet geven wat hij niet heeft. Dus aanvaarden wij de verzoening als de voorwaarde om wonderen aan anderen te kunnen geven. Wat onze verantwoordelijkheid jegens onze broeder betreft, zegt de Cursus: “Jij bent verantwoordelijk voor hoe hij zichzelf ziet” (T-21.VI.7:5), en “Jij hebt jouw deel in zijn verlossing op je genomen, en jij bent nu jegens hem ten volle verantwoordelijk” (T-17.VIII.5:5).
Er is niemand daarbuiten. Er is er maar één van ons hier. “Anderen” zijn slechts mijn eigen projecties.
Er is misschien geen belangrijker thema in de Cursus dan de ware aard van onze broeder als een volmaakt zuivere Zoon van God, die Gods meesterwerk is, die een onschatbare waarde heeft, die onze gelijke is, en die alle zorg en zorg verdient die wij gewoonlijk aan onze speciaalheid besteden: “Alle liefde en zorg, de krachtige bescherming, de gedachte overdag en ‘s nachts, de diepe bekommernis, en de sterke overtuiging dat jij dit bent, horen hem toe.” (T-24.VII.2:7). Het is waar dat lichamen en persoonlijkheden illusies zijn, maar het is moeilijk een idee te bedenken dat meer tegen de visie van de Cursus ingaat dan deze broeder in een illusie te veranderen, niet meer dan een spiegel, louter een projectiescherm.
Er is er maar één nodig voor een heilige relatie – het is heilig als ik het zelf op een heilige manier zie.
De discussies over de heilige relatie – in de Tekst (hoofdstukken 17-22), het Handboek en de Psychotherapiebijlage – beschrijven steeds hetzelfde concept: twee mensen stellen een gemeenschappelijk doel voor hun relatie. Dit gemeenschappelijke doel nodigt de Heilige Geest uit in de relatie, en het is Zijn aanwezigheid, samen met de aanwezigheid van het doel, die de relatie heilig maakt. Als dat het enige concept is dat de Cursus geeft van de heilige relatie, zou dat dan ook niet ons concept moeten zijn?
