Twee voorvallen. Tijdens m’n vakantie ben ik zo vrij om in een restaurant een ontbrekende vork van een andere tafel te pakken. De nukkige ober vraagt of ik misschien zijn baan wil overnemen. Ik schiet direct terug vanaf de heup en zeg hem dat ik voor hem dan wel een andere baan heb. Met een glimlach, maar wel degelijk gemeen bedoeld. Of dan tijdens Eerste Paasdag. Details zal ik u besparen maar familiebijeenkomsten zijn de beste gelegenheid om het slechtste in een mens boven te halen. Ook hier reageer ik op een gegeven moment ronduit nukkig op iets wat gezegd wordt.
Vlak na momenten waarop ik zo razendsnel uit mijn slof schiet heb ik spijt dat ik me zo heb laten gaan. Mijn reactie was duidelijk alles behalve liefdevol, ondanks eventuele uiterlijke kalmte of mogelijk zelfs een bedrieglijke glimlach. Ik werd gewoon even heel boos en gaf daar ook uiting aan. Dan volgt de zelfveroordeling. ‘Snetver Simon, je zou toch beter moeten weten dan je zo op te vreten”. Ik vind, anders gezegd, dat deze boosheid niet oké is en dat deze zo snel mogelijk vervangen moet worden door een liefdevolle uiting. Toch lukt dat niet zo makkelijk als gezegd. De boosheid lijkt wel kleefkracht te hebben en is lastig door me los te trekken. Ik ben ontevreden over mezelf en mijn spirituele ontwikkeling. Het helpt me om de volgorde deze keer eens om te keren. In gedachten zie ik de ober of het betreffende familielid en ik merk dat ik tegenover hen nu milder ben dan tegen mezelf. Ook hier is nog enige tijd nodig maar het valt me makkelijker om hen het maken van een, in mijn ogen, ongelukkige opmerking toe te staan dan mezelf. “Ik” hoor beter te weten, meen ik.
Maar dat is nu juist het hele paaseieren eten. Ik weet niet beter. Ik ben degene die meent gedrag van anderen of van mezelf te moeten beoordelen. Hierbij kan ik lange tijd tevreden dromen, in slaap gezongen door mijn ego. “Goed zo Simon, dat gaat lekker nu. Oh ja, prima gezegd. Jawel, je voelt je rustig en vredig, dus je bent op de goede weg”. Tot op een kwade dag het ego besluit om te pesten en te beweren dat ik het deze keer totaal fout heb gedaan en me zou moeten schamen na zoveel jaren studie van de Cursus. En wat doet de beslissingsmaker? Die gelooft dat het wáár is wat het ego zegt. Die gelooft dat ik een afgescheiden mensje ben die het goed of juist helemaal verkeerd kan doen. En áls ik het dan zogenaamd verkeerd heb gedaan ben ik fout en schuldig. Zo simpel is het volgens het ego. Ik geloof dat ik met de ogen van mijn lichaam kan zien wat er gebeurt en dat ik met mijn hersenen, mijn beoordelingsvermogen, kan bepalen wat goed en wat slecht is. Ik zie mezelf als een afgescheiden persoon die in staat is te beoordelen en te zondigen.
Maar zo is het niet. Met enige moeite zie ik dat het beoordelen van “iemand anders” of van “mezelf” op hetzelfde neerkomt. Ik mag dit gebeuren leren zien door de ogen van de Heilige Geest, in het Licht. Dan pas begint enigszins het besef te dagen dat ik mezelf een autoriteit heb toebedacht die ik niet heb. De boosheid, op mezelf of op anderen, is niets anders dan een indicatie dat ik wens vast te houden aan geloof in een gevoel van afscheiding waarbij ik me superieur of juist inferieur kan voelen aan anderen of aan een zelfbeeld dat ik koester. Vanuit mijn kleine wilskracht kan ik dat niet 1-2-3 loslaten, juist omdat de boosheid en zelfveroordeling mij als afgescheiden ikje (dat kan worstelen en schuldig kan zijn) lijken te bevestigen. Ik heb, anders gezegd, het fenomeen “veroordeling” nodig om me binnen de droom sterk en afgescheiden te voelen.
Dit is echter geen ware kracht. De werkboekles van vandaag (92) steekt er de draak mee. Ik ontsteek een lucifer en denk daarmee zonnekracht te hebben of ik denk dat ik de almachtige ben die de wereld in zijn hand heeft. Met tegenzin geef ik de nep-teugels uit handen. Ik heb totaal geen idee hoe ik zou moeten reageren. Wat ik als gedrag van anderen of mezelf meen te zien zijn beelden uit een droom die ik serieus ben gaan nemen. Wat ik als boosheid en schaamte ervaar zijn symptomen van mijn geloof in afgescheidenheid. Vader, zie dit geloof in afscheiding. Ik erken dat ik er geen bal van snap en geen benul heb hoe ik echt kan zien en wat mijn echte wil is. Ik heb ook geen idee wat er moet gebeuren en wat er gezegd of gedaan moet worden. Ik sluit nu mijn ogen en vraag U me te tonen wat verlossing is. Uw kracht zal het licht zijn waarin me de gave van het zien wordt geschonken.
Wonderen worden gezien in het licht, en licht en kracht zijn één.
Dank voor de Paaswens Simon. en je verhaal en ervaring met de cursus. Fijn om dit te lezen van een ervaren student. Mijn Paasdagen waren als in een achtbaan waar ik gewoon in ben gaan zitten en het goede van wilde maken met de ECIW in mijn gedachten . Ik had het druk druk druk. Grieven ook nog niet opgeruimd omdat de ander maar een gebaar moest maken . Na de Paaswake in mijn huis met meer mensen even nazitten met hapje en drankje . Dit verliep super goed en gezellig.1e Paasdag bezoek Wat ook bijzonder was en goed . 2e Paasdag fam. gebeuren . Grief opgeruimd?? over drempels van verzoening gestapt . Optrekken met iemand die in wereldse gedachten, oordelen en ego leeft. (ik niet meer?? ha ha dus wel!! waarschijnlijk. )Gewoon in de oude gezinsopstelling gedeeld en mijn plaats ingenomen, maar… ik ben het mij bewust en kan het anders zien. Al met al leerzame dagen, met zoveel indrukken zodat de ECIW lessen van deze dagen niet binnen gekomen zijn . Wat is verlossing toch eenvoudig ! “Nicolien Gouwenberg” ECIW Vlaanderen. Allemaal een lieve groet.
LikeLike
Goed om te horen Ilse. Familie-aangelegenheden zijn super oefensituaties waarin oude programmeringen en gewoontes aan het licht kunnen komen zodat vergeving kan plaats vinden. Niet altijd even prettig, kan ik uit eigen ervaring melden!
LikeLike