Kijk eens wat je motiveert om met de Cursus of andere vormen van zijnsontwikkeling bezig te zijn. Het laat zich samenvatten door te stellen dat je niet tevreden bent over hoe het nu gaat en dat je hoopt op verbetering. Het voelt alsof er een gat van binnen zit dat gevuld moet worden. Je snapt ondertussen ook wel dat de zogenaamde geneugten van het leven (geld, lichamelijke gezondheid, carrière, lichamelijk genot- en sensaties etc) het gat niet duurzaam kunnen vullen. Als ik tijdens Cursus-meetingen om me heen kijk (of ’s ochtends in de spiegel) dan zie ik veel grijze en kale koppies en misschien hebben de meeste van ons dan ook een deel van het leven nodig gehad om te ontdekken dat droomoplossingen niet werken. Je wilt wat anders. Je wilt vrede en liefde ervaren.
Je hebt dan een nieuw doel in het vizier en je hoopt dat dit doel wél duurzaam zal blijken. Op tal van manieren probeer je die rustige en vredige geest te pakken te krijgen. Ook ik heb, met een sereen achtergrondmuziekje, zitten staren naar een kaarsje of naar een mooie bos met bloemen. En echt, daar kun je heel rustig van worden en daar is niks mis mee.
Wat me opvalt is dat er steeds sprake is van een heimelijk egoïsme bij al deze pogingen. Je wilt iets krijgen wat je de moeite waard lijkt. Je kunt ook met enige jaloezie kijken naar mensen die al wat verder lijken te zijn dan jij. Mogelijk vind je het zelfs stiekem plezierig als ze af en toe eens van hun voetstuk vallen en toch ergens boos over worden of zo. Gelukkig, ze zijn toch niet beter dan jij.
En dan de Cursus. De Cursus is ook niet gek wat onze egoïstische motieven betreft. Deze zijn namelijk inherent aan ons geloof in afgescheidenheid. Tegelijk met ons geloof in een afgescheiden identiteit kwam het gevoel van verlies. We weten niet langer dat we eigenlijk liefde zijn en dus niks tekort kunnen komen. Daarom willen we nu iets hebben om ons weer compleet te voelen. Onbewust voelen we ons hier schuldig over maar gelukkig leert de Cursus ons dat dit niet nodig is. We hebben ons immers niet echt afgescheiden en er is dan ook niet echts iets gebeurd. Het vasthouden aan een schuldgevoel, bijvoorbeeld als we zo duidelijk zien dat we iets willen hebben en ons hiermee egoïstisch gedragen, draagt slechts bij aan het in stand houden van de vergissing; het geloof dat de afscheiding echt heeft plaats gevonden.
Liefde is echter wat je bent, er is niks gebeurd. Maar je bent gaan geloven dat er een wereld bestaat met daarin een afgescheiden ikje dat iets tekort komt, iets voor elkaar moet boksen en iets moet hebben wat hij nu niet heeft. Je bent vergeten dat er in feite geen verschil bestaat tussen ‘hebben’ en ‘zijn’. Om te genezen van dit waandenkbeeld traint de Cursus je door denkbeelden die je vanzelfsprekend vindt op hun kop te zetten. Wat denk je van ‘wil je hebben, geef alles aan allen’ (T6VA5:13). Of die erna: ‘wil je vrede, onderwijs vrede om vrede te leren’. ((T6VB7:5). Dit zijn tips die lijnrecht staan tegenover wat je in je droom gelooft. Je denkt immers dat je om iets te hebben het ergens moeten halen en dat het dan pech is als een ander er niet meer bij kan. En je onderwijst dat je jou maar beter met rust kunt laten omdat je anders wel weten hoe je je moet verdedigen.
Het bijzondere van de Cursus vind ik dat een belangrijk leermiddel bestaat uit onze relatie met onze broeders. Je kunt vergevingsoefeningen ook doen met de waarneming van een kaars of een bos bloemen maar het leerproces wordt binnen de illusie van tijd flink versneld door te oefenen met je waarneming van anderen. In het contact met hen loop je om de haverklap aan tegen je geloof in afgescheidenheid. Jij maakt mij boos of verdrietig en als jij je op een bepaalde manier gedraagt maak je mij gelukkig. Dat is je bijgeloof. In contact met anderen kun je voelen wat dit doet met je vrede. Zodra gevoelens van boosheid of angst optreden kun je gevoeglijk aannemen dat je gelooft in afscheiding. Dat zijn de signalen die je kunt gebruiken om te luisteren naar de Stem van de liefde.
Lees bijvoorbeeld dan eens werkboekles 95. Deze volgt een terugkerend stramien. Eerst mag je jezelf even centraal stellen met ‘Ik ben één Zelf, verenigd met mijn Schepper’. Maar om te leren dat er geen ikje bestaat dat centraal gesteld kan worden gaat de les verder en snijdt daarmee dwars door onze illusie van afgescheidenheid heen: ‘Jij ben één Zelf met mij, verenigd met onze Schepper in dit Zelf. Ik eer jou om Wat ik ben, om Wat Hij is, die ons beiden liefheeft als Eén.