Over deze vraag zijn pittige discussies mogelijk waar zelfs ervaren Cursus-studenten zich in kunnen laten vangen. De Cursus geeft toch duidelijk antwoord op deze kwestie? De wereld die we zien is een illusie en dus niet waar. God zou geen weet hebben van deze wereld dus het antwoord van de Cursus is toch ondubbelzinnig en onweerlegbaar “nee”?
Dan heb je de aanhangers van non-dualisme in de zuiverste vorm. Zij stellen terecht dat het toch wel erg vreemd is om binnen de eenheid onderscheid te gaan maken tussen onecht en echt. Dat suggereert dat er twee werkelijkheden zijn; een echte en een onechte. “Zijn” is toch één? Bewustzijn is toch slechts het spel van dat ene Zijn dat zich lijkt te splitsen in subject (dat waarneemt) en object (het waargenomene)? Het niet zo snel afserveren van de wereld die we zien komt ook beter overeen met ons gevoel. Het voelt toch allemaal super echt hier? En dat idee van een God die nergens van af zou weten voelt ook ergens wezensvreemd. Wat is nu het antwoord?
Ik hoop dat de aanvliegroute voor dit soort vragen je bekend begint te worden. Het is handig om niet direct te gaan zoeken naar een antwoord maar om eerst de vraagsteller onder de loep te nemen. Wie stelt deze vraag? Deze vraag wordt gesteld door “mij” en dit ikje, dit zelf, is een Zoon van God die gelooft in de echtheid van afscheiding. Om dit geloof zo echt mogelijk te laten voelen heb ik als Zoon van God deze wereld gemaakt (geprojecteerd). Natuurlijk voelt deze dus super echt voor mij; dat was precies mijn bedoeling. En nu komt een belangrijk Cursus-inzicht. Het is niet handig om dit maaksel overhaast af te willen doen als onecht omdat we hiermee de macht van de Zoon om “te maken” (zelfs al is het iets onzinnigs wat hij gemaakt denkt te hebben) ontkennen. Het ontkennen van de macht van de Zoon van God voelt dan ook niet goed. Gevangen in de illusie van afscheiding voelt onze droom helemaal echt, dat hoeft niet ontkend te worden.
Want zolang we geloven in de droom (in de echtheid van ons maaksels) komt het ontkennen van deze droom voort uit angst. We nemen wat we zien serieus, het bevalt ons allerminst (dat was immers ons verborgen doel toen we de projectie maakten) en met de Cursus in onze hand verklaren we het nu vroegtijdig als onzinnig. Dus het nemen van een voorschot op echt inzicht om zelfgemaakte angst te overwinning is een ontkenning van je eigen macht als Zoon van God. Dat is niet behulpzaam.
Als Zoon van God zijn we één met onze Vader. Ook bij het stellen van die vraag “Weet God van deze wereld?” doen we precies hetzelfde. Eerst geloven we in een God die los van ons zou bestaan en dan vragen we ons af of hij weet heeft van de door ons gemaakte onzin (de droom, onze projecties). Deze vraag verwart iemand die gelooft in afscheiding slechts verder. Want als we, wederom met de Cursus in ons hand, ontkennend antwoorden dan maken we de denkbeeldige splitsing tussen God en zijn Zoon echt. Het is handiger om te stellen dat wij als Zonen van God nog altijd één zijn met Hem en dat vanuit die onsplitsbare eenheid geloof wordt gehecht aan een maf en onecht idee van afsplitsing waaronder dus geloof in de droomwereld. Het uitroepen van “God weet niks van deze wereld” is de manier waarop Jezus in de Cursus ons wijst op de onzinnigheid van onze droom. Het betekent dat vanuit een diep besef van eenheid kan worden gezien dat de wereld niet bestaat. Maar onze nepmacht om te dromen hoeft niet te worden ontkend. Zo’n ontkenning kan dus verworden tot een uiting van een niet totaal ingedaalde mooie wijsheid door iemand die vanuit geloof in de echtheid van afscheiding meent dat deze discussie hout snijdt en anderen van zijn of haar gelijk probeert te overtuigen.
Wat dan? Terug naar dat mysterie waar ons verstand helemaal geen trek in heeft. Wat we zien hangt af van ons perspectief. Wij hebben als Zoon van God de macht om een onzinnig perspectief te kiezen en een afgescheiden wereld te zien die niet bestaat. Hoewel deze wereld niet bestaat hoeven we deze niet te ontkennen want daarmee ontkennen we onze eigen macht om illusies te maken. In werkelijkheid kunnen we ons niet afscheiden van onze Bron en is er geen duale werkelijkheid (een ikje in de wereld) door ons te fabriceren. Laten we tot slot dit eens doornemen aan de hand van herhalingsles 53 die ik iets anders verwoord:
“Ik heb de macht als Zoon van God om betekenisloze gedachten te projecteren opdat ik een betekenisloze nepwereld zie (11). Ik heb deze beelden dus zelf gemaakt (15). Gek genoeg doe ik dit om angst en onvrede te willen ervaren om zo een geloof in afscheiding te koesteren (12, 13). Maar natuurlijk heeft God deze droom niet echt geschapen (14)”.
En wil je alvast gigantisch feest vieren na deze uiteenzetting over onze naargeestige droomwereld? Lees dan ademloos komende dagen de vervolglessen. Daarin wordt uiteengezet dat wij een raar spelletje spelen waarmee we ook kunnen stoppen. (tm les 58). Vervolgens barst het feest van de werkelijkheid in volle hemelse heftigheid los (vanaf les 59). De ene na de andere zegenende vreugdekreet wordt ons aangeboden door Jezus.
- God vergezelt me, waar ik ook ga
- God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk
- God is mijn Bron. Los van Hem kan ik niet zien
- God is het licht waarin ik zie
- God is de Denkgeest waarmee ik denk
- God is de Liefde waarin ik vergeef
- God is de kracht waarop ik vertrouw
- Er valt niets te verzen
- Gods Stem spreekt tot mij, heel de dag
- Ik word gedragen door de Liefde van God
HALLELUJA!