Piet en Jan.

Twee cursusstudenten, Piet en Jan, wandelen door een bergachtig gebied terwijl ze gezellig aan het kletsen zijn. Ze gaan zo op in hun gesprek dat ze de borden die waarschuwen voor een steile afgrond over het hoofd zien. Tegelijkertijd stappen ze de afgrond in, merken niks op terwijl ze naar beneden suizen, en praten gewoon geanimeerd verder:

Piet: “Mijn bloeddruk is de laatste tijd wat aan de hoge kant”.

Jan: “Volgens mij komt dit omdat jij je veel te druk maakt over van alles en nog wat”.

Piet: “Zowel mijn vader als moeder hadden een hoge bloeddruk dus ik denk dat het eerder erfelijk bepaald is”.

Jan: “Daar geloof ik niet zo in. Je bent niet het slachtoffer van de wereld die je ziet.”

Piet: “Nu doe je net alsof het mijn eigen schuld is dat ik lijd aan hoge bloeddruk”.

Jan: “Zo mag je het van mij opvatten. Ik weiger te geloven in noodlot. Mijn vader had ook een hoge bloeddruk maar door dagelijks te mediteren en me af te stemmen op liefde heb ik nergens last van.”

Piet: “Dus jij beweert dat ik mijn ellende zelf over me afroep?”

Jan: “Tja; dit kan hard klinken, maar ik doe constant vergevingsoefeningen, ervaar innerlijke vrede en ben kerngezond”.

Dit waren de laatste, wat zelf ingenomen, woorden van Jan voordat beiden met 200km/h onzacht in aanraking kwamen met de rotsachtige ondergrond.

Nu de metafysische variant:

Twee Zonen van God, Piet en Jan, verkeren in de tijdloze heerlijkheid van de hemel waar ze als Gedachten van de Vader veilig in Zijn armen verkeren, onsterfelijk en onkwetsbaar zijn tot in alle eeuwigheid. Zonder het te merken vergeten ze beiden te lachen om het nietige, dwaze idee dat het mogelijk is zich af te scheiden van deze geestelijke dimensie. Ze komen samen terecht in een fysieke droomwereld.

Piet ervaart ziekte in deze wereld en Jan heeft mazzel en voelt zich prima. Hij ziet Piet worstelen met zijn gezondheid en legt uit dat Piet zijn ziekte zelf projecteert omdat zijn denkgeest nog niet genezen is. Piet voelt zich schuldig en is wat jaloers op Jan. Wat ziet zijn vriend het toch allemaal scherp en wat is hij al spiritueel gevorderd! Piet probeert vervolgens middels vergevingsoefeningen zijn denkgeest te genezen zodat zijn lichaam weer gezond zal worden. Beiden zijn vergeten dat zowel het geloof in gezonde lichamen als het geloof in zieke lichamen onderdeel zijn van het nietige, dwaze idee waarom ze zijn vergeten te lachen.

Moraal van het verhaal:

Laten we als we (lichamelijk) ongemak ervaren onszelf niet schuldig en minderwaardig voelen. De hele sensatie van lichamelijkheid, ziek of gezond, is volgens Een Cursus in Wonderen een vergissing die we kunnen gebruiken als wake-up-call. Telkens is er de uitnodiging om ons open te stellen voor de visie van de Heilige Geest door stil te worden en onze vooroordelen even te parkeren. Jezus’ boodschap is dat we geestelijke Kinderen van de Vader zijn die dromen van afgronden en hoge bloeddruk.

Vanuit de droomtoestand kan ik niet anders zeggen dan dat ik deze droom erg overtuigend vind. Wij geloven in allerlei gradaties in ontwaken; van de goeroe met de serene glimlach tot aan dictatoriale vechtersbazen. ECIW zegt dat er geen rangorde bestaat in wonderen. Zou er dan wel een rangorde in illusies bestaan? Ik denk het niet en dit besef roept op tot bescheidenheid. We zitten samen in het (droom-) schuitje. Jij en ik, goeroe en boef. Nu nog samen wakker worden.

Een gedachte over “Piet en Jan.

Plaats een reactie