Heiligheid en het einde van pijn

holy-living

Goed nieuw vandaag voor ons in werkboekles 38: Er is niets wat mijn heiligheid niet kan. Als we de tweede alinea doorlezen maakt ons hart helemaal een vreugdesprong:

  1. Door jouw heiligheid wordt de macht van God gemanifesteerd. 2 Door jouw heiligheid wordt de macht van God beschikbaar. 3 En er is niets wat de macht van God niet vermag. 4 Jouw heiligheid kan daarom alle pijn wegnemen, alle leed beëindigen en alle problemen oplossen. 5 Ze kan dit doen met betrekking tot jezelf en ieder ander. 6 Ze heeft dezelfde macht om iedereen te helpen, omdat ze dezelfde macht heeft iedereen te verlossen.

Dit zijn woorden die ons aanspreken precies op het niveau waarop we menen ons te bevinden. We hebben pijn, zijn ziek en ook aan andere problemen geen gebrek. En als het met ons zelf een keertje beter gaat dan is er vast wel een dierbare in nood die de macht van onze heiligheid goed kan gebruiken.

De kans bestaat dat ons ego enthousiast met deze woorden aan de haal gaat. Het lijkt hier toch duidelijk te staan? Als we bijvoorbeeld ziek zijn zal onze heiligheid ons genezen. Dan zullen we dus beter worden. Probleem is dat het ego niet goed weet waar het precies over gaat en de positieve woorden neigt te misbruiken om de gevangenschap in de illusie te versterken. In het voorbeeld van genezing denkt het ego primair aan de genezing van een lichamelijke kwaal. Hierbij is er een ikje dat pijn heeft of ziek is en dat zelfde ikje hoopt via de Cursus een ikje te worden dat gezond is en geen pijn meer heeft en gezond is. Ergens in de Cursus staat dat wij de neiging hebben om de Heilige Geest voor ons karretje te spannen in onze droom. We willen Hem de illusie binnen trekken en zo deze nachtmerrie tot werkelijkheid maken. Tevens wordt ergens gezegd dat wij hiermee niet teveel maar juist te weinig vragen aan Hem. Hoe zit dit dan?

We dienen steeds weer te beseffen dat ons lichaam en de wereld die we menen te zien geen betekenis in zichzelf hebben. Wij hebben er vanuit onze denkgeest alle betekenis aan gegeven die ze voor ons hebben. En de vergissing, het geloof in pijn en ziekte, bevindt zich juist daar; in die denkgeest. Wij hechten geloof aan de afscheiding, wij voelen ons daarmee schuldig ten opzichte van God en wij projecteren Zijn denkbeeldige toorn vervolgens op bijvoorbeeld ons lichaam om ons zelf op deze manier te straffen. Deze straf doet het lichaam heel écht lijken; niets lijkt een zo duidelijke bevestiging van ons idee dat we een afgescheiden ikje zijn als een pijnlijk of ziek lichaam dat uiteindelijk gedoemd is te sterven. Zo zijn pijn, ziekte en zelfs de dood voor ons afgoden geworden waar we voor sidderen en beven, voor knielen en die ons droombeeld van een afgescheiden ikje lijken te bevestigen.

Dát is het niveau waarop besef van onze Heiligheid genezing brengt. Dáár, in die denkgeest mag ons ingebeelde idee van zonde (afgescheidenheid) en schuld genezen worden zodat we de straf niet meer op ons lichaam hoeven te projecteren. Kan dit in de droom dan leiden tot wat wij hier genezing noemen? Jawel, maar onderzoek hoe belangrijk dit voor je is. Als je bovenstaande metafysica grotendeels irrelevant vindt en je enthousiast opspringt bij de mogelijkheid van wat je lichamelijke genezing noemt, dan is dat volkomen schuldeloos maar wél een uitnodiging om verder te kijken, meer te vragen en te streven naar echte genezing. Namelijk de genezing van je bijgeloof in afgescheidenheid en daarmee de herontdekking van je ware Identiteit, die van schuldeloos Kind van God.

Jouw heiligheid draait al de wetten van de wereld om. 2Ze overstijgt elke beperking van tijd, ruimte en afstand en iedere soort grenzen. 3Jouw heiligheid is in haar macht volkomen onbegrensd, omdat ze jou bekrachtigt als Zoon van God, één met de Denkgeest van zijn Schepper

Advertentie

Eigen schuld dikke bult?

Als Cursus-studenten oefenen we met situaties die we tegenkomen in ons dagelijks leven. We worden geconfronteerd met werksituaties waarin we stress ervaren en met lastige mensen. Als we de blik wat verder naar buiten richten zien we een wereld die niet bepaald gezellig is. Vluchtelingen, ziekte, oorlog, natuurgeweld en ga zo maar even door. Dit noemen we dan de wereld waarin we leven.

Werkboekles 304 laat ons zien dat we verder moeten leren kijken dan wat we zo ogenschijnlijk zien. ‘Laat mijn wereld de visie van Christus niet vertroebelen.’ Heel subtiel wordt hier gesproken over ‘mijn wereld’ en niet over ‘de wereld’. En dat maakt een wereld van verschil. Doorvoel het maar eens. Met ‘de wereld’ creëer je een soort afstand. De grote boze buitenwereld waar je in verschenen bent als slachtoffer. En dit slachtoffer moet nu aan de slag gaan om uit de slachtofferrol te stappen. Maar ‘mijn wereld’ gaat verder. De volgende zin laat geen ruimte voor onduidelijkheid bestaan: ‘Waarneming is een spiegel, en geen feit.
Wat ik zie is de staat van mijn denkgeest die naar buiten is gespiegeld.’

De liefdeloze ego-vertaling hiervan is ‘eigen schuld dikke bult’. Die bult wordt dan gezien als straf voor een daadwerkelijke schuld. We vinden onbewust dat we straf van God verdienen maar projecteren hiervoor in de plaats een buitenwereld die ons rampspoed biedt. Een vorm van onnodige zelfkastijding. Het komt helemaal akelig over als we dit op een ander projecteren: ‘Wat gek, hij leek zo’n gevorderde leraar en nu krijgt hij of zij kanker’. Au, wat een pijnlijke vergissing om zo je eigen schuldprojectie op een medemens te projecteren die ziekte als een lichamelijke straf zou moeten ondergaan. Doe deze manier van ego-denken jezelf en de ander niet aan.

De Heilige geest is liefdevol. Al die ellende die we voor onszelf of voor een ander menen te zien is ‘mijn wereld’. Niet meer dan een illusie die we serieus zijn gaan nemen. Dus glimlach om die spreuk ‘eigen schuld, dikke bult’. Vergeef jezelf dat je zo dacht. Vergeef en besef dat we liefde zijn die niet gestraft kan en hoeft te worden. En dat geldt ook voor mijn ‘zieke’ broeder. Maak zijn illusie niet echt voor jezelf en voor hem door te geloven dat hij die ziekte ervaart omdat hij iets fout gedaan of gedacht heeft. WB 304: ‘Ik wil de wereld zegenen door er met de ogen van Christus naar te kijken. En ik zal de onbetwistbare tekenen zien dat al mijn zonden mij vergeven zijn.’ Want ik ben liefde en mijn broeder is liefde. Er is geen morele schuld die vergeven moet worden. We mogen onze vergissing vergeven. Zó kunnen we echt behulpzaam zijn. Een echte gave. Aan onszelf en aan onze broeder die één is met ons.

WB304:
U leidt me uit het duister naar het licht, uit zonde naar heiligheid. Laat me vergeving schenken en zo voor de wereld verlossing ontvangen. Het is Uw gave, Vader, die mij gegeven wordt om te schenken aan Uw heilige Zoon, zodat hij de herinnering van U en van Uw Zoon zoals U hem geschapen hebt, weer vinden kan.