Als Cursus-studenten oefenen we met situaties die we tegenkomen in ons dagelijks leven. We worden geconfronteerd met werksituaties waarin we stress ervaren en met lastige mensen. Als we de blik wat verder naar buiten richten zien we een wereld die niet bepaald gezellig is. Vluchtelingen, ziekte, oorlog, natuurgeweld en ga zo maar even door. Dit noemen we dan de wereld waarin we leven.
Werkboekles 304 laat ons zien dat we verder moeten leren kijken dan wat we zo ogenschijnlijk zien. ‘Laat mijn wereld de visie van Christus niet vertroebelen.’ Heel subtiel wordt hier gesproken over ‘mijn wereld’ en niet over ‘de wereld’. En dat maakt een wereld van verschil. Doorvoel het maar eens. Met ‘de wereld’ creëer je een soort afstand. De grote boze buitenwereld waar je in verschenen bent als slachtoffer. En dit slachtoffer moet nu aan de slag gaan om uit de slachtofferrol te stappen. Maar ‘mijn wereld’ gaat verder. De volgende zin laat geen ruimte voor onduidelijkheid bestaan: ‘Waarneming is een spiegel, en geen feit.
Wat ik zie is de staat van mijn denkgeest die naar buiten is gespiegeld.’
De liefdeloze ego-vertaling hiervan is ‘eigen schuld dikke bult’. Die bult wordt dan gezien als straf voor een daadwerkelijke schuld. We vinden onbewust dat we straf van God verdienen maar projecteren hiervoor in de plaats een buitenwereld die ons rampspoed biedt. Een vorm van onnodige zelfkastijding. Het komt helemaal akelig over als we dit op een ander projecteren: ‘Wat gek, hij leek zo’n gevorderde leraar en nu krijgt hij of zij kanker’. Au, wat een pijnlijke vergissing om zo je eigen schuldprojectie op een medemens te projecteren die ziekte als een lichamelijke straf zou moeten ondergaan. Doe deze manier van ego-denken jezelf en de ander niet aan.
De Heilige geest is liefdevol. Al die ellende die we voor onszelf of voor een ander menen te zien is ‘mijn wereld’. Niet meer dan een illusie die we serieus zijn gaan nemen. Dus glimlach om die spreuk ‘eigen schuld, dikke bult’. Vergeef jezelf dat je zo dacht. Vergeef en besef dat we liefde zijn die niet gestraft kan en hoeft te worden. En dat geldt ook voor mijn ‘zieke’ broeder. Maak zijn illusie niet echt voor jezelf en voor hem door te geloven dat hij die ziekte ervaart omdat hij iets fout gedaan of gedacht heeft. WB 304: ‘Ik wil de wereld zegenen door er met de ogen van Christus naar te kijken. En ik zal de onbetwistbare tekenen zien dat al mijn zonden mij vergeven zijn.’ Want ik ben liefde en mijn broeder is liefde. Er is geen morele schuld die vergeven moet worden. We mogen onze vergissing vergeven. Zó kunnen we echt behulpzaam zijn. Een echte gave. Aan onszelf en aan onze broeder die één is met ons.
WB304:
U leidt me uit het duister naar het licht, uit zonde naar heiligheid. Laat me vergeving schenken en zo voor de wereld verlossing ontvangen. Het is Uw gave, Vader, die mij gegeven wordt om te schenken aan Uw heilige Zoon, zodat hij de herinnering van U en van Uw Zoon zoals U hem geschapen hebt, weer vinden kan.