De MH17 is neergeschoten. Gezinnen worden wreed uiteengescheurd. Knuffelbeestjes liggen op de verschroeide aarde. We leven mee. We stellen ons voor dat een dierbare van ons zou zijn omgekomen. Een vader, een moeder, broer, zus of, ongeveer het ergste wat we ons kunnen voorstellen, ons kind. De daders moeten gevonden worden en daarna worden berecht.
Zo denken we. Dit herkennen we en hiervan vinden we dat het goed is. Dit is ook de basis van het klassieke godsbeeld. Uiteindelijk is er een supermacht die we God noemen. Hij weet precies hoe het zit. Hij weet precies wie de daders zijn en zij zullen hun straf niet ontlopen. De hel zal hun deel zijn en de onschuldigen wacht de hemel.
Nou ja, onschuldig. Ergens snappen we wel dat we zelf ook niet helemaal vrijuit gaan. Wellicht hebben we niet in een oorlogssituatie in verwarde toestand op een knop gedrukt waardoor medemensen stierven maar helemaal kosher zijn we ook weer niet. Hoe goed we ook onze best doen. Daarom heeft God zijn wraak laten neerkomen op een plaatsvervanger voor ons. In het Oude Testament een bokje, in het Nieuwe Testament op zijn eigen zoon. Iemand moet boeten, iemand moet berecht worden, iemand moet lijden en sterven om zijn- en onze honger naar gerechtigheid te bevredigen.
Het zit zo diep. Als ik mezelf voorstel dat iemand mijn kinderen iets zou aandoen dan kan ik makkelijk contact maken met dit wraakgevoel. Is dit dan fout? Moet een dader gewoon glimlachend als vrij persoon verder kunnen lopen? Daar heb ik geen simpel antwoord op. Daar gaat het ook niet ten diepste om. Wellicht is het beter op gedragsniveau om de maatschappij te beschermen tegen geweldenaars door hen even achter de tralies te zetten. Waar het wel om gaat is om die schreeuw om ‘gerechtigheid’ in mij.
Ik kan die zogenaamd gerechtvaardigde boosheid voelen. Ik kan die focus op de schuld in een ander zien en de daaropvolgende aanvalsgedachte. Ik kan voelen dat het ‘lekker’ is om te beschuldigen en om te straffen. Dit is de drijvende kracht achter IS, dit is de drijvende kracht van ego. Hier is de denkbeeldige afscheiding, de angst, de verdediging en de aanval zichtbaar en voelbaar. In al zijn rauwheid. Gewoon hier, heel dicht bij huis.
Ik merk weerzin om hier naar te kijken. Ik wil projecteren, protesteren en gillen dat wraak normaal is. Maar ik weet dat luisteren naar dit gegil leidt tot een volgend conflict. Een conflict tussen mij en jou, tussen het ene land en het andere. Dit gegil is oorlogstaal, ego-taal.
En ach lieve broeders en zusters. Dan is daar onze werkboekles.WB 275: Gods helende Stem beschermt alles vandaag. Een andere stem. Hij is alleen maar liefde, in Hem is in totaal geen duisternis. Ik breng mijn aanvalsgedachten naar deze stille Stem. Hier ben ik heer, met mijn aanvalsgedachten. Heer zie hoe bang ik ben om ze los te laten. U staat niet klaar om te straffen maar om ons toe te fluisteren dat U liefde bent, dat wij liefde zijn en dat die zogenaamde anderen ook liefde zijn. U en wij zijn er niet om iemand voor ons aan het kruis te nagelen maar om vanaf het kruis vanuit onze pijn naar hen te kijken en te fluisteren ‘ik vergeef jullie, jullie weten niet wat je doen’. Lieve Vader, dank voor deze grenzeloze, alles omsluitende liefde. Oneindige genade.