Vanmorgen werd ik wakker uit een droom. Ik had gedroomd dat ik op een steiger liep boven water. Voor me liepen een man en een vrouw naast elkaar. Plotseling gaf de man de vrouw een schouderduw waardoor ze in het water viel. Ze zonk direct en bleef vele meters diep op roerloos en bewusteloos op haar rug op de bodem liggen. De man aarzelde geen moment en dook haar na. Ik aarzelde wel even maar sprong ook. In het volgende beeld zat de man, die toen mijn zwager bleek, op zijn billen in het nu ondiepe water en hield de vrouw liefdevol met haar hoofd boven water. Ze was nog steeds bewusteloos. Ik trok me omhoog aan de steiger en riep omstanders dat ze 112 moesten bellen.
Toen ik wakker was geworden besefte ik direct dat het een droom betrof. “Hoe bedenk ik dit toch?”, vroeg ik me af. “Hoe kan ik bijvoorbeeld dromen over een vrouw die ik niet ken?”.
Een paar minuten later las ik WB 15: Mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt. Natuurlijk, dacht ik, het is net als met die droom. Ook als we wakker zijn bedenken we van alles en nemen het dan heel serieus en denken dat het de waarheid is. Maar goed, de droom was nu ontmaskerd als een vreemd gedachtenspinsel en ik kan er ook wel wat begrip voor opbrengen dat niet alles wat ik nu denk even zinvol is.
Maar dan gaat de les verder. Haast achteloos presenteert de werkboekles een oefening waarbij ze je vraagt rustig om je heen te kijken en alles wat je meent te zien te bestempelen als een beeld dat je hebt gemaakt. Gaat ie dan:
- Die lamp is een beeld dat ik heb gemaakt
- Dat gordijn is een beeld dat ik heb gemaakt
- M’n hand is een beeld dat ik heb gemaakt
- M’n vrouw naast me is een beeld dat ik heb gemaakt.
Tjonge, aparte oefening, what’s next.
MAAR HO EFFE! Wat doe ik deze oefening makkelijk af als een apart gedachtenexperimentje. Die zinnen even rustig babbelen en er een beetje mee spelen is één ding. Maar overweeg nu eens dat ze echt waar zijn. Overweeg eens dat lamp, gordijn, hand en partner niet meer werkelijkheidswaarde hebben dan steiger, zwager en de gezonken vrouw! Pas nu komt de ongelofelijke radicaliteit van de werkboekles naar boven. Want wat moet ik bekennen als ik eerlijk ben? Dan moet ik toegeven dat ik geen moer geloof van wat ik net heb liggen oefenen.
NATUURLIJK ZIJN DIE LAMP, DAT GORDIJN, MIJN HAND EN MIJN PARTNER GEEN BEELDEN DIE IK HEB GEMAAKT! DEZE ZIJN NATUURLIJK HARTSTIKKE ECHT!
Ik zie een enorme weerstand om serieus te overwegen dat deze zogenaamd echte wereld waarin ik zojuist ben wakker geworden niet meer is dan een voortzetting van de droom. Een beetje dollen met wat zinnetjes die ik uitspreek is één ding maar serieus de waarheid overwegen van wat ik zo lig te brabbelen is van een andere orde. In feite zie ik een grote muur van ongeloof voor me opdoemen. Deze wereld is natuurlijk echt en de droom niet; ik weet het zeker want zo ervaar ik het in het merg en been.
Deze muur van ongeloof verkies ik echter zelf daar te bouwen. Want wat gebeurt er als er een gaatje in deze muur komt zoals door het doen van de oefening? Dan word ik geconfronteerd met een tot dan toe onbewuste angst. Wat als wat ik meen te zien echt niet echt is? Er wordt geschud aan de fundamenten van een zo vertrouwd wereldbeeld. Een beeld dat ik zelfsprekend vind en nooit als beeld zie.
De oefening licht een tipje van de sluier van de illusie op. Want er is geen wereld, alleen maar denkgeest. Alleen maar eenheid en liefde. Maar we willen ons zo graag als ikje ervaren dat we ons los denken van deze eenheid. Dit kost energie want we moeten de muur als een schild in stand houden. We moeten onze projecties maken en in stand houden. Want op het moment dat de Cursus met WB 15 op dit denkbeeldige muurtje klopt dan schrikken we ons te pletter. We willen koste wat het kost onze illusie overeind houden en serieus blijven nemen. Dus nemen we de werkboekles maar wat minder serieus. Want stel je eens voor dat het echt waar is. Dat we ook alles wat we zien als we menen wakker te zijn alleen maar bedacht hebben. Stel je eens voor.
Jezus is in deze les zo geduldig en liefdevol. Hij vraagt ons niet om de muur van ongeloof omver te rammen en voor ons gevoel de gevaarlijke sprong in het onbekende te maken. We mogen net zo ver gaan in dit experiment als we durven. En als je toch wat angst ervaart? Weet dat er iemand vlak achter je staat. Een liefdevolle oudere broer die precies weet wat je doormaakt. Hij biedt je een geweldige steun aan. “Zullen we samen nog eens kijken”?
prachtig. dank hiervoor.
LikeLike