Het aardige van dromen is dat je de gelegenheid krijgt om onverwerkte thema’s te ontdekken zelfs als er in je ‘werkelijke’ leven even niet zoveel spannends lijkt te gebeuren. Zo droomde ik vanmorgen dat ik op een station een treinkaartje wilde kopen. De dame in het loket noemde de prijs; €32,25. Ik leg een briefje van 20 en een briefje van 10 neer en zoek in mijn portemonnee naar kleingeld. Als ik dit wil neerleggen blijkt het briefje van 10 verdwenen. Even twijfel ik maar ik meen aan de sluwe glimlach van de dame te zien dat ze het briefje gewoon gepikt heeft. Vervolgens ontsteek ik in grote woede en ik zal je de uitingen hiervan besparen.
Opgefokt word ik vervolgens wakker. Natuurlijk vind ik mijn boosheid totaal gerechtvaardigd. Na enkele minuten besef ik dat ik werk aan de winkel heb; vergevingswerk. Ik zoom in op mijn verontwaardiging en blijf erbij rusten. Direct komen er vele situaties uit datzelfde ‘werkelijke’ leven naar boven borrelen waarbij ik even kwaad was. Situaties waarin mij zogenaamd groot onrecht was aangedaan. Wat me opviel is dat het zowel zogenaamd ‘kleine’ als ‘grote’ zaken betrof, recente en oude. Van een winkelier die geen garantie gaf op een artikel dat ik bij hem gekocht had tot aan de ontvreemding van m’n geliefde signaal rode Kadett GSI decennia geleden. M’n boosheid richtte zich op de soms niet eens bekende daders die mij dit hadden aangedaan.
De eerste stappen van een vergevingsklus zijn nooit leuk. De beerput van het ego gaat open en er komt een boel oud zeer naar boven borrelen. Ik besloot aan de slag te gaan met m’n meest recente ervaring, zelfs al betrof dit zogenaamd slechts een droom. Weer zag ik die uitgestreken kop van ‘dat wijf’ voor me en voelde ik de haat. Mijn Cursus-verstand zei me dat ik moest vergeven maar ik merkte dat ik daar totaal geen zin in had. Ik had gelijk en wilde dit krijgen ook, ik wilde gewoon m’n geld terug! M’n eerste poging om te vergeven was het ouderwetse vergeven. ‘Ach, als ze denkt dat ze er gelukkig van wordt; laat dan maar. Hier wil ik boven staan, laat ik de wijste maar zijn’. Dit werkt dus niet. Naast woede komt er nu slechts een gevoel van vermeende superioriteit bij. Nu zit ik met een boos, opgezwollen, verontwaardigd en schijnheilig ego. Ik heb Hulp nodig.
Ik richt de blik op de Heilige Geest en vertel wat er aan de hand is. Mijn ikje kan niet vergeven en wil dit ook ten diepste niet. Het wil zich boos en afgescheiden blijven voelen, dat is tenslotte zijn functie. Een tijdje lig ik in dubio; luisteren naar het schreeuwende ego of naar Hem? Gelijk krijgen of vrede ervaren? Ik besluit voor vrede te kiezen en richt me op de zachte Stem met het kleine beetje vertrouwen dat ik kan opbrengen. In gedachten pak ik de handen van de vrouw in mijn handen en ik herken in haar vermeende diefstal mijn eigen geloof in het belang van geld als surrogaat-liefde. Ons mini-kringetje wordt groter als alle vermeende dieven en oplichters uit het verleden erbij komen staan. Een grote kring van mensen die geloven dat ze moeten hebben om gelukkig te zijn, zelfs als het ten koste lijkt te gaan van anderen. Ik ben één van hen en voel me verbonden. Ik zie onze angst, mijn angst. En ik zie ons werkelijke verlangen, verlangen naar liefde. Met Zijn Liefde mag ik zegenen; hen zegenen, mijzelf zegenen. Dan loopt m’n opgefokte en opgezwollen ego langzaam leeg. Werkelijk en wonder. We staan zo een tijdje in het licht. En dan, weinig spannend, val ik weer lekker een halfuurtje terug in een rustige slaap.