De wind waait tegen de boom. Blaadjes ritselen en de boom wiegt zacht heen en weer. De wortels in de aarde, de takken in de lucht en beschenen door een mager herfstzonnetje.
De ogen gaan open en de neus kriebelt. Stramme gewrichten, een volle blaas. Opstaan en naar het toilet lopen. Het is koud in huis. Gedachten over het instellen van de thermostaat. Pakken van de ochtendjas, de trap op, laptop openen. Gedachten, stilte en typen.
Eenheid bij de boom, eenheid bij het ochtendritueel van Simon. Maar in het tweede geval iets meer dan dat. Bij elke waarneming en handeling in- en door Simon ontstaat een bijproduct. Ik doe mijn ogen open en ik voel dat mijn neus kriebelt. Ik heb wat stijve handen en voeten en ik moet plassen. Ik sta maar op en ik heb het koud. Ik moet wat aan de kachel doen maar laat ik voor nu maar even een ochtendjas aantrekken. Ik krijg nu een inzicht en het lijkt mij leuk dat te delen dus ga ik het posten.
Dat is opvallend. Bij alles wat er in eenheid gebeurt met Simon ontstaat een bijproduct genaamd “ik-gevoel” of ook wel “illusie van afgescheidenheid”. De illusie van een ikje dat dingen ervaart en uitgaande van een vrije wil ook kan doen. Is dat fout dat dit, naar men zegt, bij een boom niet gebeurt en bij Simon wel? Nee, het is gewoon wat gebeurt. Een ogenschijnlijke vernauwing binnen de eenheid. Het verlies van het besef dat Simon, net als de boom, totaal één is met alles.
De boom verliest bladeren in de herfst, soms zelfs een tak in de boom. Na honderd jaar is hij vermolmd en valt om waarna alle bestanddelen vervloeien in de bodem en de lucht, Geen angst maar eenheid die overgaat in eenheid.
Binnen de Simon-illusie is een gevecht gaande. Uitgaande van de zo echt lijkende ervaring van afgescheidenheid moet er overleefd worden, moeten bedreigingen onderkend en overwonnen worden. Angst, verdedigen, aanvallen en dit allemaal gedragen door een vaag schuldgevoel. Een schuldgevoel gebaseerd op het rare idee dat er iets aan de eenheid ontstolen is. En vooral angst voor de dood. Angst om eindig te zijn en te zullen verdwijnen.
Nu wordt ieder oprijzend ik-gevoel gezien. Ik als ontvanger van prikkels en als doener, als yin en als yang. Het ik-gevoel is totaal onschuldig en het mag losgelaten worden, vergeven, overgegeven aan de eenheid en liefde waarin het geboren werd. De liefde wordt er weer in uitgenodigd, vrede mag er bij elke klop van het hart weer doorheen stromen. Vergeving, overgave aan Hem, aan die Heerlijkheid.
WB 267: Mijn hart klopt mee in de vrede van God.