De woorden die de Cursus gebruikt om ons te helpen om te ontwaken uit de droom kunnen wat grotesk lijken en niet helemaal meer van deze tijd. Een paar voorbeelden hiervan zijn woorden als God, zonde en schuld. Zo ging het gisteren in werkboekles 341 over zondeloosheid: Ik kan slechts mijn eigen zondeloosheid aanvallen, en alleen die is het die mij geborgen houdt. Daar zie ik trouwens nog zo’n groot woord staan: “aanvallen”. Als we nog niet zo lang met de Cursus bezig zijn koppelen we in onze denkgeest deze grote woorden met gebeurtenissen die wij zelf ook “groot” noemen, als we er al überhaupt enige feeling mee hebben. Zonde en schuld worden op een grote hoop gegooid en ze komen pas in beeld als we menen dat anderen of wijzelf iets grondig verprutst hebben en daarmee flink wat leed hebben veroorzaakt. Bij een aanval denken we aan verkrachting en moord en in een wat later stadium wellicht ook aan een verbale aanval. Door deze koppeling van grote woorden aan grote gebeurtenissen beperken we de Cursus tot een klein deel van ons leven. Als we gevraagd worden naar voorbeelden komen deze zogenaamd grote kwesties het eerst in beeld. De enorme ruzie met de baas en het schuld gevoel omdat we wilden scheiden van een onmogelijke partner.
Als we langer bezig zijn met de Cursus, of gewoon een snelle leerling zijn die er kennelijk aan toe is, dan beginnen de basistermen van de Cursus steeds breder toepasbaar te blijken. Ze siepelen als het ware steeds dieper onze denkgeest in en blijken toepasbaar op steeds meer aspecten van dat leven van ons en ja, zelfs op elk aspect hiervan. Dit is een vorm van generaliseren in de positieve vorm van het woord. Waar we eerst bij elk van de grote termen ons best moesten doen om er enig gevoel bij te krijgen beginnen nu deze termen te leven en ons dingen te onthullen. En er gebeurt nog iets. Naarmate de grote concepten meer- en een diepere betekenis beginnen te krijgen, beginnen ze elkaar ook steeds meer te raken, te omarmen en één geheel te vormen. Er groeit ontzag voor de opbouw van de Cursus, de samenhang, de wijsheid. Dit is werkelijk een zeer wonderlijk leersysteem.
Dat brengt me bij de werkboekles van vandaag (342): Ik laat op alles vergeving rusten, want zo wordt vergeving mij geschonken. Eerst het grote woord “vergeving”. Ook dit woord wint steeds meer aan betekenis. Eerst besluiten we maar eens om iets minder haatdragend te zijn en wat meer dingen door de vingers te zien. Dan worden we er op gewezen dat deze vorm van vergeven ons subtiel een vals gevoel van superioriteit geeft. Ik zou moreel verhevener zijn dan jij en in mijn grote goedheid scheid ik jou je schuld kwijt. Eigenlijk moet jij me nu eeuwig dankbaar blijven en lezers met een klassiek Christelijke achtergrond zullen nu terugdenken aan de dankbaarheid die we God verschuldigd zijn omdat hij zijn zondeloze zoon voor ons aan het kruis heeft laten nagelen. Vervolgens de verontwaardigde noodkreet: “moeten we dan alles maar door de vingers zien? Er is toch gewoon kwaad in de wereld dat niet zomaar vergeven en vergeten mag worden?” De verwarring kan compleet worden als we dan menen te begrijpen dat het eigenlijk allemaal onze eigen schuld is omdat we iets aan het projecteren zijn. Een dierbare medestudente mailde me in dit verband het volgende:
“Hoe waar en wie moeten we vergeven. Of moeten we gewoon zeggen ‘ze bestaan niet’. Dit kan ik volledig niet plaatsen en kan mij zwaar van streek brengen, in die zin, dat alles wat ik in de cursus geleerd heb, klaar is voor de vuilbak. Dit stuk klopt gewoon niet.”
Een hartenkreet die me raakt en toch zo moeilijk één, twee drie te beantwoorden is. Want dit brengt me terug bij m’n inleiding. We kunnen namelijk niet met de kleine betekenis van woorden als vergeving, schuld en projectie een sluitende redenering bedenken waarvan ons, evenzeer beperkte verstand, zegt: “oh ja, logisch. Nu laat ik het rusten, niks aan de hand meer”. We mogen verontwaardigd zijn, boos en verward maar een mooi verhaaltje wat logisch klinkt zal hier niks aan veranderen. Uitleg kan ons een stukje op weg helpen, ons als het ware voorsorteren om op een andere manier te gaan luisteren. Of liever gezegd, om ons oor bij een andere Bron te luisteren te leggen. De verontwaardiging mag gevoeld worden, nee, moet gevoeld worden. De boosheid op de Cursus en op God moeten ook gevoeld worden willen ze door ons gezien en erkend worden. We mogen midden in onze verontwaardiging gaan staan maar dan komt de belangrijke vraag: waarvan verwachten wij het antwoord? Verwachten wij in één keer rust te vinden in een gammel bouwwerkje dat aan elkaar hangt van door ons nog niet helemaal begrepen concepten? Of kunnen we Hulp vragen op een stille manier om te ontdekken wat deze boosheid met ons doet, waartoe we boos zijn en zelfs waarom we onbewust zo graag vasthouden aan deze boosheid. Het is onze verslaafdheid aan verontwaardigd zijn en boos zijn die maakt dat we maar zo langzaam kalmeren. Kunnen we dat bij ons zelf leren zien, leren voelen. Hoe zou het zijn om Zijn onvoorwaardelijke liefde ook naar de zogenaamde daders te laten stromen?
En dan dat gekke wonder. Als we bereid zijn onze sleutel te gebruiken, de sleutel van vergeving, dan gaat de zware deur van onze boosheid een heel klein beetje open. Vanzelf komt er dan een beetje licht door dat voorzichtig straalt naar zogenaamd slachtoffer en zogenaamde dader. Door dit (door)geven van licht wordt een gek principe van de Cursus duidelijk. Geven en ontvangen zijn één. Middel en doel zijn één. Door voorzichtig te vergeven, door voorzichtig liefde te geven mag je ontdekken dat je liefde bent. Pas dan verdwijnt er iets van de hardheid, de boosheid. Het kleine rare woordje “vergeven” komt tot leven!
Les 342
Ik laat op alles vergeving rusten,
Want zo wordt vergeving mij geschonken.
Ik dank U, Vader, voor Uw plan mij te verlossen uit de hel die ik heb gemaakt. Hij is niet werkelijk. En U hebt mij het middel verschaft om zijn onwerkelijkheid aan mij te bewijzen. De sleutel ligt in mijn hand, en ik heb de deur bereikt waarachter het eind van dromen ligt. Ik sta voor de Hemelpoort, en vraag me af of ik naar binnen zal gaan om thuis te zijn. Laat ik vandaag niet opnieuw dralen. Laat me alles vergeven en laat de schepping zijn zoals U haar wilt en zoals ze is. Laat ik me herinneren dat ik Uw Zoon ben, en als ik deze deur uiteindelijk open, laat me dan in het schitterende licht van de waarheid alle illusies vergeten, terwijl de herinnering van U tot mij terugkeert.
Broeder, vergeef me nu. Ik kom tot je om jou met mij mee naar huis te nemen. En terwijl we gaan, gaat de wereld met ons mee op onze weg naar God.
De boosheid ben ik , het wil door mij gevoeld worden.
Wat ik zie dat ben ik .
Ik kan alleen mijzelf vergeven.
Is dit wat hier beschreven wordt?
Vriendelijke groet,
Monique
LikeLike