Gisteren zat een vriendin, ik noem haar even Petra, steen en been tegen me te klagen over het feit dat haar dochter niet langs wilde komen op tweede Kerstdag omdat ze te druk was met andere zaken. Daarnaast had dochterlief ook ruzie met haar broer en ze had geen zin gezellig met hem Kerst te vieren. Petra had de morele druk aardig opgevoerd. Had ze niet juist de reparatie van de auto van haar dochter betaald zodat deze wat vaker langs kon komen? Gunde ze haar moeder zelfs niet die paar gezellige uurtjes? Het behoeft weinig betoog dat deze aanpak niet echt het gewenste resultaat had opgeleverd. Terwijl Petra hierover sprak werd ze afwisselend boos en verdrietig. Mijn begrip voor haar teleurstelling en voorzichtige pogingen om samen met enige mildheid naar haar dochter te kijken, werkten eerder averechts dan kalmerend.
Ooit volgde ik een opleiding Rationeel Emotieve Therapie en ik probeerde Petra op zo eenvoudig mogelijke wijze een handvat te bieden om haar heftige emoties tot hanteerbare omvang terug te brengen. Ik legde haar uit dat ze aan de keuzes en het gedrag van haar dochter wellicht weinig kon veranderen maar dat ze wellicht haar verwachtingen iets naar beneden kon bijstellen. Petra nam mijn uitleg direct in een judoworp en zei dat ze geen zin had om onverschillig te blijven te midden van al dit onrecht wat haar werd aangedaan. Pogingen om het verschil uit te leggen tussen het eisen van bepaald gedrag van iemand en een voorkeur hebben voor dat gedrag bleken gedoemd te mislukken. Petra meende recht te hebben op haar verontwaardiging, boosheid en verdriet en liet dit niet zomaar afpakken door mij.
Deze gehechtheid aan zelfs negatieve emoties is niet iets vreemds dat alleen Petra betreft. Ik noem haar voorbeeld omdat het eenvoudiger is dit tafereel “buiten” me te zien dan “in eigen denkgeest”. De Cursus trekt deze verslaafdheid aan leed nog veel breder. Ons hele geloof in de non-duale droomwereld is hierop gebaseerd. We houden ons krampachtig vast aan geloof in eigen afgescheidenheid. We willen ons een begrensd ikje voelen, liefst door ons te identificeren met zaken die ons lichamelijk genot verschaffen maar evenzogoed door vastklampen aan ellende als angst en pijn.
Bij het voorbeeld van Petra kunnen we zonder al te veel moeite zien dat er iets van een keus bestaat. Is ze bereid haar dwangmatige eis (mijn dochter moet komen) te veranderen in een mildere voorkeur (het zou fijn zijn als ze zou komen)? Voel je dat deze verandering een verschillend resultaat oplevert? Grote boosheid en frustratie in het eerste geval en “gewone” teleurstelling in het tweede geval? In feite zei ik tegen Petra dat ze de kwestie wellicht iets minder serieus moest nemen. Zie je de overeenkomst met de Cursus waarin Jezus ons zegt dat we niet moeten vergeten te glimlachen om onze illusies? Petra wordt niet gevraagd als een koele onverschillige kikker haar schouders op te halen. De Cursus roept net zo min op tot onverschilligheid. Jezus biedt ons echter de mogelijkheid om middels vergeving wat mildheid te laten binnenstromen in onze droom. Hiermee kan de nachtmerrie veranderen in een gelukkige droom.
Ook van de reactie van Petra kunnen we wat leren. Ze richtte haar woede op mij toen ik haar “gerechtvaardigde woede” probeerde af te pakken. Ze voelde zich weliswaar rot maar het was haar ellende en daar moest ik vanaf blijven. In de Bijbel lezen we dat Jezus tegen de mensen zegt dat het Koninkrijk der hemelen reeds aanwezig is. Anders gezegd; de liefde is er reeds, hier en nu voor iedereen die hier simpelweg “ja” tegen zegt. Wij beelden onszelf in dat wij dankbaar Jezus’ boodschap geaccepteerd zouden hebben als wij ons ruim 2000 jaar geleden in zijn publiek hadden bevonden. Wij zouden hem in ieder geval nooit aan het kruis genageld hebben. Toch? Helaas, vergeet het maar. Onze voortdurende droom is het bewijs dat wij van moment tot moment steeds weer opnieuw kiezen om de liefde af te wijzen, om de Christus te kruisigen.
Wij hebben hier ook een handige methode voor bedacht. We willen niet erkennen dat we onszelf deze ellende aandoen. Wij hebben onze eigen “dochter” die de boosdoener is. Deze dochter zijn alle zogenaamde anderen die wij in ons dagelijks leven tegen komen en die zich niet gedragen zoals wij dat van hen eisen. In de vorm deze anderen komt Jezus echter naar ons toe om ons wonderen en liefde aan te bieden. Wij kiezen er echter voor om Hem niet te herkennen en ons te verdedigen of zelfs Hem opnieuw te kruisigen door die anderen aan te vallen. Wat we zaaien zullen we oogsten. Als we haat zaaien zullen we ons afgescheiden en vervelend voelen. Verlossing hiervan is maar op één manier mogelijk: door ons oordeel over onze broeders en zusters te parkeren en aan Hem te vragen door ons heen naar hen toe te stromen. Zo mogen we in hen herkennen Wie we zijn; de Christus, de Zoon van God, Liefde (WB 349).
Vandaag laat ik de visie van Christus voor mij
Naar alles kijken en ik beoordeel het niet,
maar schenk in plaats daarvan alles een wonder van liefde.
Zo wil ik alle dingen die ik zie bevrijden en ze de vrijheid geven die ik zoek. Want zo gehoorzaam ik de wet van de liefde en geef ik wat ik wil vinden en tot het mijne maken wil. Het zal mij gegeven worden, omdat ik dat gekozen heb als het geschenk dat ik wens te geven. Vader, Uw geschenken zijn de mijne. Elk dat ik aanvaard geeft me een wonder om weg te geven. En door te geven zoals ik ontvangen wil, leer ik dat Uw genezende wonderen mij toebehoren.
Onze Vader kent onze behoeften. Hij geeft ons de genade waarmee ze alle worden vervuld. En zo vertrouwen we op Hem om ons wonderen te zenden om daarmee de wereld te zegenen en onze denkgeest te genezen terwijl we terugkeren naar Hem.