Pittige taal vandaag over het kruisigen van jezelf (WB 196): Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen. Toch ligt hierin de kerngedachte van de Cursus besloten. Ik zal een voorbeeldje uitwerken van mijn ervaring maar ik nodig je uit om dit niet van een afstandje door te lezen maar om een eigen situatie in gedachten te nemen en mee te gaan in het doorvoelen hiervan. Anders is het effect echt niet meer dan het ene oor in en het andere oor uit.
Ik was onlangs wat teleurgesteld in iemand. Ik meende dat we iets samen zouden aanpakken en toen het puntje bij het paaltje kwam vertrok ze met stille trom op vakantie en liet mij met de nare situatie achter. Ik werd boos op haar en vond haar schuldig aan laf en egoïstisch gedrag. Kun jezelf iemand in gedachten krijgen waar je boos op bent? De kleinste irritatie is genoeg want de principes zijn altijd gelijk.
De eerste neiging is om met allerlei argumenten te komen waarom zij iets stoms gedaan heeft en hartstikke fout is. Ik stel me dit altijd voor als het zwartepietenspel van vroeger waarbij ik wil dat die ander de enige is die aan het einde van de discussie met de zwartepiet, het schuldgevoel dus, blijft zitten. Als dat lukt, zo meen ik, dan ben ik aan het einde van de rit onschuldig en schoon en zij is schuldig en moet zich ook als zodanig voelen. Een excuus zou op z’n plaats zijn en in feite zou ze alles op alles moeten zetten om “haar fout” te herstellen. Gechargeerd: direct terug van vakantie, een flesje wijn voor mij met een “sorry-kaart” eraan en dubbel en dwars aan de bak om haar achterstallige activiteiten te compenseren.
Een andere neiging kan zijn om je woede in te slikken en maar weer eens de wijste te zijn. Je kunt zelfs vilein aangeven dat ze maar moet genieten van haar vakantie en dat het geen probleem is dat jij er een schepje bovenop doet. Een heimelijke poging om haar schuldgevoel nog wat op te porren. Het vergt eerlijkheid om dit trekje bij jezelf onder ogen te zien. Of je zou, op basis van bijvoorbeeld een Christelijke opvoeding of omdat je gewoon graag gezien wordt als een vriendelijk persoon, kunnen besluiten te vergeven volgens het principe “zand erover”. Ook hier vergt het eerlijkheid om te erkennen dat dit niet echt werkt en, ondanks de goede intentie, hetzelfde effect heeft als de wat arrogantere “laat ik maar de wijste zijn” aanpak.
Nu naar de Cursus waarbij we ons ware intentie gaan onderzoeken middels WB 34: Ik zou in plaats hiervan vrede kunnen zien. Kijk wat er van binnen gebeurt als je bezig bent een ander schuldig te maken en jezelf te zien als onschuldig slachtoffer. Voel je die spanning, die tweedeling in je binnenste? Doorvoel die spanning van ik-versus-de-ander en laat dan WB34 klinken: “ik zou in plaats hiervan vrede kunnen zien”. Op zo’n moment merk ik fikse weerstand tegen deze uitspraak. Je legt namelijk op deze wijze een sterke ego-neiging bloot: de neiging te oordelen en de ander als schuldig te zien; kruisigen dus, in Cursus-taal. Merk je ook die weerstand? Je goede fatsoen kan weliswaar zeggen dat je de wijste moet zijn of moet vergeven maar alles in je roept dat je toch echt gelijk hebt en je vraagt je af waarom jij toch weer de wijste moet zijn en het onderspit delven. Voel je het?
Door te blijven luisteren naar de stem van het ego handhaaf je de ogenschijnlijke splitsing tussen jezelf en anderen en zul je geen vrede ervaren. Het lijkt of je hier niks aan kunt doen en dat het je overkomt maar hier treedt WB 196 op: Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen. Als je echt vrede wilt zien in deze situatie dan moet je de verantwoordelijkheid voor je vasthouden aan het schuldspel nemen. Je kunt doorvoelen dat het beschuldigen (kruisigen) van een ander je nare geloof in afgescheidenheid bekrachtigt; je slaat een spijker in je eigen hand en je kruisigt hiermee jezelf.
Maar dan tenslotte de vraag waarom we dit vastspijkeren van anderen aan hun schuld en daarmee van onszelf aan de illusie van afscheiding niet gewoon opgeven. Op dat moment vertelt de Cursus ons iets wonderlijks. We zijn bang. We zijn bang om dat gevoel van tweedeling op te geven door ons oordeel over die ander op te geven. We denken dan dat we kwetsbaar zijn en beschadigd zullen worden. Het klopt dat met het opgeven van ons oordeel de denkbeeldige ego-grens afbrokkelt maar dit betekent allerminst dat we schade lijden of onze ondergang tegemoet gaan. Omdat “ik” dit echter geloof lukt dit “mij” niet. Die ik wil niet meewerken aan eigen denkbeeldige ondergang. Dan is er die uitnodiging van de Liefde, van Hem, van Jezus van de Heilige Geest als symbolen voor je diepste onbegrensde Zelf: geef het maar aan Mij. Aan Hem is gegeven alle macht. Je beseft het niet maar zijn heilige Wil is jouw echte wil. Bid het Uw Wil geschiede; niet als onderdanige bange gelovige maar als iemand die hierin de weg naar Liefde en Vrijheid leert ontdekken. Een beetje bereidwilligheid om je oordeel, strijd en angst los te laten en je te scharen aan de kant van Zijn Wil is voldoende. Het wonder zal zeker gebeuren: Liefde zal deze keuze krachtig ondersteunen, je zult vrede ervaren en de ander zien als je broeder, verbonden en één met jou.