Studenten van de Cursus kunnen besluiten om de wereld die we zien niet meer serieus te nemen. Is dit niet wat de Cursus ons leert? Dat het allemaal nep is? Maar oei, het komt zo precies omdat ons ego zo uitermate slim en uitgekookt is. De verwarring ligt op de loer. Het stichten van een zogenaamd nieuw, maar in feite oeroud, duaal geloof gebeurt zo snel. Zodra ik als denkbeeldige student besluit om wat ik om me heen zie niet serieus te nemen dan gebeurt dat mogelijk vanuit de neiging om afstand te nemen van wat ik zie. In het proces van afstand nemen gebeurt wat de droom in stand houdt; het maken van een illusie van een ikje dat afstand meent te kunnen nemen van dat wat het buiten zichzelf meent te zien. We zien, zo zegt de Cursus, een droom waar de Zoon van God om vergat te lachen. Maar als we besluiten om “weer gaan lachen” op te vatten in de zin van “afstand nemen van” dan is dit een keuze om het geloof in dualiteit te handhaven. Weglachen is niet de oplossing. Weglachen is afstand maken tussen een denkbeeldig ikje en zijn grap.
Het mysterie gaat diep. God is één, jawel, maar pas in de denkbeeldige drie-eenheid kon God Zichzelf kennen als één. In de schepping van Zijn Zoon leert God Zichzelf kennen als Schepper. Hij neemt de Zoon niet serieus als afgescheiden van Hemzelf maar heeft Hem direct lief door de Heilige Geest. God lacht Jezus niet uit. Hij laat de Heilige Geest als een Duif op Hem neerdalen en daarbij erkent Hij Zijn Zoon als Zijn Zoon. Hij lacht Zijn schepping niet weg als vergissing maar heeft Zijn Schepping, Zijn Zoon, ons, lief gelijk Zichzelf. Hieruit bestaat dat ongelofelijke wonder dat God Die één is Zijn Zoon geschapen heeft om een liefdesrelatie mee te hebben.
Wij scheppen niet in eeuwigheid zoals God maar wij maken. Wij maken een wereld in tijd en ruimte en doen dit vanuit onszelf zoals God Zijn Zoon vanuit Zichzelf geschapen heeft. Als we menen onze geprojecteerde wereld weg te moeten lachen als een droom die los van ons staat dan vergeten we wie we zijn. God kan Zijn Zoon niet veroordelen want daarmee zou Hij die onbegrijpelijke liefdesband ontkennen en Zichzelf niet langer kennen als God. Wij kunnen de wereld die we maken niet ontkennen want daarmee vergeten we dat we de dromer ervan zijn.
Pas door de innige verbondenheid te erkennen tussen ons en onze droom kunnen we besef van onze eenheid behouden. Dit is vergeven, dit is houden van wat we door ons heen gemanifesteerd zien in de droom. In het herkennen van de wereld, van die zogenaamde ander, als onszelf kunnen we onszelf kennen als maker en daarmee als bron van de stroom van projecties. Weglachen van onze projecties is een serieus nemen van de droom en geloven in dualiteit. Liefdevol gadeslaan hoe we de droom maken en deze liefdevol omarmen biedt ontwaken. Weglachen vergroot het geloof in slachtofferschap. Hierin blijft het ikje getergd worden door een nepwereld die hij , naar zijn beleving, niet wil.
Wij kiezen ervoor te lijden aan onze eigen droom om afgescheidenheid te ervaren. Herinnering van onze ware Identiteit gebeurt niet door weglachen maar door ons kind lief te hebben, door zogenaamde anderen liefdevol te vergeven. Pas in onze 100% acceptatie van die ander als één met onszelf leren we onszelf kennen als één met God, als Zijn Zoon. We moeten de droom niet afwijzen maar tot ons nemen. Het is ons eigen lichaam dat gekruisigd lijkt te worden maar wat we tot ons mogen nemen als heilig vlees (brood) en bloed (wijn) dat niet afgewezen maar “gegeten en gedronken” mag worden. “doe dit tot mijn gedachtenis”, dus om te herinneren wie we ten diepste zijn. Denk aan Les 196: Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen. Wat we buiten ons menen te zien als een buitenwereld, anderen en ons lichaam verdient geen oordeel maar vergeving. In de diepste erkenning van ons maaksel, ons “lichaam”, als ons maaksel leren we onszelf als dromer kennen en herinneren we ons pas weer dat we geen afgescheiden lichaam zijn maar nog steeds zijn zoals God ons geschapen heeft.
LES 218
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wie ik ben, zo schiep God mij.
(198) Alleen mijn veroordeling verwondt me.
2Mijn veroordeling houdt mijn visie in duisternis gehuld, en door mijn blinde ogen kan ik het visioen van mijn heerlijkheid niet zien. 3Maar vandaag kan ik deze heerlijkheid aanschouwen en me verheugen.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wie ik ben, zo schiep God mij.
De woorden omarmen van de droom roepen bij mij twijfel op in het licht van hoe ik de cursus interpreteer en ervaar en over wat ik er allemaalbover gelezen heb. Het gaat er om om de identificatie met de droom, de egogedachten en proecties los te leren laten samen met de Heilige Geest. Leren om te kijken voorbij de illusie en vormen
Dit is heel wat anders dan de wereld ontkennen. Misschien dat als resultaat van dit proces de wereld wordt gezien als een droom en als klaslokaal waar je aan voorbij kunt gaan. Dat je die wereld dan mindet serieus leert nemen i.c. identificatie gaat loslaten is het doel.
LikeLike