Duaal dutten

dutten

Vrijwel alle studenten van de Cursus zullen weten dat deze ons een non-duale visie op de werkelijkheid biedt. Als je vraagt wat dit inhoudt dan lopen we direct tegen de beperktheid van ons duale denken en dus ook duale woordgebruik aan. We kunnen met de mond belijden dat alles één, ongedeeld of liefde is. Dat is ook zo maar toch kunnen we ons hier niets bij voorstellen. Dat weerhoudt ons er niet van om ons uiterste best te gaan doen om deze eenheid te bereiken. We willen ontwaken. De Cursus is zo lief en geduldig voor ons dat ze zich ook bedient van duale terminologie en rustig wacht tot enig onuitspreekbaar benul van het mysterie van eenheid op ons neerdaalt.

Dat neemt niet weg dat we alert moeten blijven opdat we niet duaal indutten. Dit doen we telkens wanneer we druk doende zijn met van alles en nog wat , inclusief onze werkboeklessen, en hierbij telkens uit het oog verliezen dat deze hele manier van denken en doen één getuigenis is van onze gevangenschap in dualiteit. Dit klinkt niet alleen abstract maar het ís ook abstract. Per definitie is het makkelijker om het duale in ons gespartel te ontmaskeren dan om non-dualiteit in positieve termen te benaderen. Wat voorbeelden ter illustratie.

  1. We vragen hulp aan de Heilige Geest voor van alles en nog wat. Hierbij vergeten we dat we uitgaan van een illusoir ikje dat gebrek zou hebben en hulp nodig heeft van een goddelijke entiteit die we dan toch buiten onszelf menen. Net als klassieke gelovigen.
  2. We menen dat er, naast de Heilige Geest, ook een negatieve tegenhanger is die we niet langer de duivel noemen maar ons ego. Vroeger baden we “en verlos ons van de boze” en nu proberen we ons ego ongedaan te maken met hulp van de Heilige Geest. Wat is het verschil?
  3. Als het ons allemaal wat teveel wordt willen we boven het slagveld zweven. Maar zweven als wat? Als happy ikje dat onbewogen alle ellende van de wereld van een afstandje gadeslaat en er niet langer door geraakt wordt?

Dit was het makkelijke deel. Aangeven waar we de mist in gaan. Overigens niets om ons sullig of zondig over te voelen en we mogen erop vertrouwen dat er een steeds helderder besef zal komen, ondanks ons eigen gespartel.

De diepe mysterie gaat terug op de relatie tussen God en de Zoon van God met de Heilige Geest als een soort brug hiertussen. Bestaat de Christus nu wel of niet als afzonderlijke entiteit van God? We denken dat dit een terechte vraag is terwijl we bij het stellen ervan al weer over het hoofd hebben gezien dat we de vraag stellen vanuit ons duale denken waar weliswaar antwoorden mee kunnen formuleren maar deze hebben weinig met kennis van doen.

Eén ding kan ons echter houvast bieden ook al kunnen we niet anders dan het gebrekkig omschrijven: liefde is de weg en het doel en wat we zijn. Liefde heeft te maken met een innige relatie tussen schijnbaar afzonderlijke delen. In de uiting van de liefde van God is Zijn Zoon geboren en gekend. Deze Zoon, wij dus, kiest ervoor het spel van afscheiding te spelen. Bij “liefde en relatie” is de beweging naar elkaar toe, bij ons spel kiezen voor oordeel, aanval en afstand. Projectie om een denkbeeldige afstand te maken. Dit alles met als doel om een klein, begrensd ik te ervaren.

Deze maatlat van beweging (ofwel naar een liefdevolle verbinding ofwel juist naar een grotere afstand) kunnen we leggen naast onze ideeën en inspanningen. Daar gaan we:

  1. We willen af van nare ervaringen en onderscheid maken tussen leuke, genotvolle ervaringen en nare, pijnlijke ervaringen. We willen deze zaken uit elkaar trekken en de leuke zaken vasthouden en de nare zaken in de prullenbak deponeren. Een gezond lichaam: ja graag! Een ziek lichaam: nee, dat willen we niet. Om maar eens iets te noemen.
  2. We haten ons ego; weg ermee. Waarom valt het ons toch de hele tijd zo lastig? We willen dit toch helemaal niet?
  3. Oh yes, heerlijk zweven als een gelukkig arend boven al die narigheid. Hoe groter de afstand hoe fijner en als we nog een bloedig detail zien dan vergroten we de hoogte nog wat.

Helaas, we doen hiermee aan duaal dutten. Er is slechts één, en dat zijn wij. We mogen hulp vragen aan de Heilige Geest en kunnen vanuit onze droom niet anders. God zij dank voor deze optie en voor de Cursus die aangeeft dat we ons mogen voorstellen dat we Jezus’ hand pakken. Maar laten we niet vergeten dat we dan hulp vragen bij iets wat we onszelf aandoen. Er is niet een gezellig triootje in de vorm van ego, ik en de Heilige Geest. Vanuit onze ware ondeelbare identiteit, als wonderlijke Zoon van God, projecteren we een nare wereld met als verborgen intentie om ons afgescheiden te voelen. Wij zijn het die weg willen zweven van de beelden die we zelf maken om ons lekker afgescheiden te voelen. Wij kiezen ervoor om deze gedachte serieus te nemen en noemen onze wens dan de stem van het ego. Er is geen ego buiten ons. Er is onze verbeten neiging om afstand te maken tussen van alles en nog wat en vervolgens kijken we met afschuw naar dit vreemde trekje van onszelf.

Hoe kunnen we dit in elk geval niet erger maken? Niet door weg te willen zweven van narigheid die we zelf gemaakt hebben of door ons slachtoffer te voelen van een denkbeeldig ego dat onze eigen stiekeme wens vertegenwoordigt om afscheiding te ervaren. Nee, door de beweging terug in te zetten. Door “ja” te zeggen tegen elke vijand en elke nare ervaring. Door “ja” te zeggen, en te beseffen dat ons niks overkomt maar dat we aan het “genieten” zijn van ons eigen spel van afscheiding. We nemen niet langer afstand en beperken ons niet tot, nog steeds afstandelijk, “waarnemen in bewustzijn”. Nog zo’n ego-constructie. Nee, zoals God zijn Zoon met liefde tegemoet treedt zo treden wij de denkbeeldige wereld en anderen tegemoet. Achter de vormen die we maken wacht de onbegrensde schepping. Niet in de veroordeling van onze maaksels maar in een open en vergevende houding, zonder vlucht of vecht-neiging, verdampt de door onszelf opgeworpen denkbeeldige grens. Wij hoeven ons alleen te onthouden van oordeel en aanval en het Geheel openbaart zich vervolgens zoals het altijd al was; één en liefdevol. Dit noemen we het wonder. We vergeven de ander, de wereld en het ego voor wat ze nooit konden doen omdat ze ons eigen maaksel zijn.

Als dit lastig voor te stellen is kan het helpen om wat beelden van Jezus zoals we die kennen uit de Bijbel te herinneren. Jezus bad inderdaad vanuit eenzaamheid en vanaf een berg. Maar vervolgens begaf hij zich in de illusie en was begaan met de wanhoop die hij om zich heen zag. Hij was geen afstandelijke Schriftgeleerde die alles afdeed als “een illusie”, zelfs als het wel zo is. Hij omarmde ons liefdevol en noemde ons zijn broeders en zusters.

Les 229

Liefde, die mij geschapen heeft, is wat ik ben.

  1. Ik zoek mijn eigen Identiteit en vind die in deze woorden: “Liefde, die mij geschapen heeft, is wat ik ben.” 2Nu hoef ik niet meer te zoeken. 3Liefde heeft gezegevierd. 4Zo kalm heeft Ze op mijn thuiskomst gewacht, dat ik me niet langer van het heilig gelaat van Christus af zal wenden. 5En wat ik zie, bevestigt de waarheid van de Identiteit die ik probeerde kwijt te raken, maar die mijn Vader veilig voor mij heeft bewaard.
  2. Vader, ik dank U voor wat ik ben, dat U mijn Identiteit onaangetast en vrij van zonden hebt bewaard, te midden van alle zondegedachten die mijn dwaze denkgeest verzonnen heeft. 2En ik dank U dat U me daarvan hebt verlost. Amen.

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s