Ik volg de serie “Het eeuwige leven van Jan Mulder”. Jan geniet volop van het leven en zou dit het liefst rekken tot in de eeuwigheid. Het zal Cursus-studenten direct opvallen dat hij over leven en dood denkt in fysiek-lichamelijke termen. Hierbij is het lichaam de drager van de geest en sterft men dus als dit lichaam sterft. In de eerste aflevering gaf een futurist hem enige hoop door uit te leggen dat er wellicht in de toekomst een surrogaat lichaam te maken zal zijn dat in staat zal blijken als drager te fungeren voor die geest. Uiteindelijk zouden we verder kunnen leven in de cloud en de ervaringen kunnen selecteren die we maar willen.
In gesprek met gelovigen en met sommige cursus-studenten hoor ik mensen wel eens zeggen totaal niet meer bang te zijn voor de dood. Natuurlijk kan ik de diepte van hun bewering niet peilen maar zelf ben ik wat terughoudend geworden om dergelijke woorden in de mond te nemen. In 2011 kreeg ik een grote epileptische aanval. Ik wist niet wat er aan de hand was en dacht dat ik zou sterven. Ik vocht tegen de uitbreidende spierkrampen en pas op het allerlaatste moment, toen ik in de keuken op de grond was gevallen, zag ik beelden van de keuken in de verte verdwijnen en staakte ik de strijd. Ik herinner me dat ik het op een bizarre manier grappig vond dat het laatste wat ik hier op aarde nog zag een keukenkastje betrof. Enige tijd later werd ik wakker en verbaasde me over de drukte om me heen. In het ziekenhuis bleek een goedaardig maar fiks gezwel in mijn hersenen de boosdoener. Toen ik, maanden later, na de operatie in de achtertuin bij mijn huisje zat keek ik naar de wolken in de blauwe lucht en was ik intens blij. Blij dat ik nog even door mocht, samen met mijn dierbaren.
Sindsdien zeg ik niet meer zo lichtzinnig dat ik niet bang ben voor de dood. Natuurlijk weet ik wat de Cursus hierover leert. De doodsangst is gekoppeld aan geloof in afgescheidenheid. Je ware Zelf is tijdloos, eeuwig en onsterfelijk. Maar hoe diep reikt dit inzicht, bij mij en bij broeders en zusters die zo verheugd vertellen niet meer bang te zijn voor het einde van de lichamelijke vorm? Het keuken-kastje-moment heeft me wel een soort hoop gegeven. Toen ik de strijd staakte verdween de angst en bleef verwondering over. Een merkwaardige lichtheid. En dit kleine moment van licht verdiept zich verder, dag in dag uit. Gewoonlijk menen we dat we angstig zijn en vechten tegen ziekte en dood opdat we lichamelijk door mogen leven. Maar in momenten van overgave zien we het omgekeerde: we voelen ons juist echt levendig en vredevol als we stoppen met de strijd. Is dit niet de weg die de Cursus ons wijst?
Hoe kom ik op dit “zware” onderwerp? Het ligt een beetje in het verlengde van de werkboekles van vandaag (128): De wereld die ik zie bevat niets wat ik verlang. Ook deze uitspraak kunnen we wat te snel en gemakkelijk lippendienst bewijzen. We menen te weten dat het uiteindelijk gaat om ontwaken, thuis komen en de herinnering dat we liefde zijn. Maar ondertussen. Ik geniet volop van het vooruitzicht om over een paar weken te verhuizen naar m’n nieuwbouwhuis. Ook herken ik me in de levenslust van Jan Mulder. Dat simpele kopje koffie dat je ’s ochtends drinkt terwijl de vogeltjes buiten zo vrolijk fluiten. De blijdschap om je kinderen, de lach van je partner. Heerlijk.
Ik meen dat we geen stoer pratende asceten hoeven te worden en dat is natuurlijk ook niet waar de Cursus ons voor uitnodigt. We mogen genieten van de droom en gelukkige studenten zijn. Maar er is meer en dáár wijst Jezus op. We mogen ons verbinden met de natuur en met anderen en de liefde laten stromen zodat we de gelukkige droom mogen ervaren. Maar als we met Jan bang worden voor het komen van de herfst en het vallen van de bladeren dan mogen we het licht laten schijnen op onze angst. We mogen ermee naar onze Vader, niet slechts aan het einde van ons droomleven maar nu, van moment tot moment. Dus lees als je wilt paragraaf 6 met me mee in stille dankbaarheid:
“Pauzeer en wees een tijdje stil, en zie hoe ver je boven de wereld uitstijgt, wanneer jij je denkgeest van ketenen ontlast en hem het niveau laat zoeken waar hij zich thuis voelt. Hij zal dankbaar zijn even vrij te zijn. Hij weet waar hij thuishoort. Maak slechts zijn vleugels vrij en hij zal vol zelfvertrouwen en in vreugde vliegen, om zich te verenigen met zijn heilig doel. Laat hem rusten in zijn Schepper, om daar in gezondheid, in vrijheid en in liefde te worden hersteld.”